ECLI:NL:OGEAM:2018:92
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van een verzoek om een verklaring omtrent gedrag door de Minister van Justitie
In deze zaak heeft klager, wonende op Sint Maarten, een klaagschrift ingediend tegen de beschikking van de Minister van Justitie, die op 29 mei 2018 zijn verzoek om een verklaring omtrent gedrag (VOG) had afgewezen. Klager stelde dat de Hoofdofficier van Justitie niet bevoegd was om deze beslissing te nemen, en dat er sprake was van een onverenigbare dubbelrol van het Openbaar Ministerie. De mondelinge behandeling vond plaats op 10 september 2018, waarbij klager in persoon verscheen, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. S. Bommel. De Minister van Justitie, vertegenwoordigd door mr. A. Baran, verscheen niet op de zitting.
Klager betoogde dat de beslissing om de VOG te weigeren onterecht was, omdat er geen vaststaand strafbaar feit was gepleegd en dat de Minister niet alle relevante feiten had meegewogen. De verweerder, de Minister van Justitie, stelde dat de VOG terecht was geweigerd omdat klager als verdachte was aangemerkt in een strafrechtelijk onderzoek. Het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten oordeelde dat de Minister van Justitie niet alleen op veroordelingen mocht baseren, maar ook op andere relevante informatie, zoals de status van klager als verdachte.
Het Gerecht concludeerde dat de beslissing van de Minister onvoldoende gemotiveerd was, omdat niet duidelijk was gemaakt waarom de verdenking relevant was voor de VOG-aanvraag. Het beroep van klager werd gegrond verklaard, de bestreden beschikking werd vernietigd en de Minister werd opgedragen een nieuw besluit te nemen. Tevens werd de Minister veroordeeld in de proceskosten van klager, vastgesteld op NAf. 1.400,--. Deze uitspraak werd gedaan door mr. C.W.M. Giesen op 22 oktober 2018, en er stond geen hoger beroep open tegen deze beslissing.