Op 22 oktober 2018 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de afgifte van een verklaring omtrent gedrag (VOG) aan klaagster, die op Sint Maarten woont. Klaagster had op 1 maart 2018 een aanvraag ingediend voor een VOG, maar deze werd op 6 april 2018 door de Minister van Justitie van Sint Maarten afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op een eerdere strafrechtelijke veroordeling van klaagster, die op 17 maart 2006 onherroepelijk was geworden. Klaagster stelde dat de veroordeling niet in het strafregister had mogen worden opgenomen, omdat deze niet door een Sint Maartense rechter was opgelegd en ook niet daadwerkelijk in Sint Maarten ten uitvoer was gelegd. Ze voerde aan dat, zelfs als de veroordeling wel moest worden opgenomen, deze na twaalf jaar uit het strafregister had moeten zijn verwijderd.
Het Gerecht oordeelde dat de Minister de feiten en omstandigheden moest meewegen die bekend waren op het moment van de beslissing. Aangezien het vonnis op 18 maart 2018 uit het strafregister had moeten zijn verwijderd, kon de Minister de afwijzing van de aanvraag niet baseren op een veroordeling die niet meer geldig was. Het Gerecht verklaarde het klaagschrift gegrond, vernietigde de bestreden beschikking en gaf de Minister de opdracht om binnen vier weken een nieuwe beslissing te nemen op de aanvraag van klaagster. Tevens werd de Minister veroordeeld in de proceskosten van de procedure, die op NAf. 1.400,-- werden vastgesteld.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W.M. Giesen en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze beslissing staat geen hoger beroep open volgens de relevante landsverordening.