ECLI:NL:OGEAM:2018:91

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
22 oktober 2018
Publicatiedatum
29 oktober 2018
Zaaknummer
SXM201800603
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure omtrent afgifte verklaring omtrent gedrag na strafrechtelijke veroordeling

Op 22 oktober 2018 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de afgifte van een verklaring omtrent gedrag (VOG) aan klaagster, die op Sint Maarten woont. Klaagster had op 1 maart 2018 een aanvraag ingediend voor een VOG, maar deze werd op 6 april 2018 door de Minister van Justitie van Sint Maarten afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op een eerdere strafrechtelijke veroordeling van klaagster, die op 17 maart 2006 onherroepelijk was geworden. Klaagster stelde dat de veroordeling niet in het strafregister had mogen worden opgenomen, omdat deze niet door een Sint Maartense rechter was opgelegd en ook niet daadwerkelijk in Sint Maarten ten uitvoer was gelegd. Ze voerde aan dat, zelfs als de veroordeling wel moest worden opgenomen, deze na twaalf jaar uit het strafregister had moeten zijn verwijderd.

Het Gerecht oordeelde dat de Minister de feiten en omstandigheden moest meewegen die bekend waren op het moment van de beslissing. Aangezien het vonnis op 18 maart 2018 uit het strafregister had moeten zijn verwijderd, kon de Minister de afwijzing van de aanvraag niet baseren op een veroordeling die niet meer geldig was. Het Gerecht verklaarde het klaagschrift gegrond, vernietigde de bestreden beschikking en gaf de Minister de opdracht om binnen vier weken een nieuwe beslissing te nemen op de aanvraag van klaagster. Tevens werd de Minister veroordeeld in de proceskosten van de procedure, die op NAf. 1.400,-- werden vastgesteld.

Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W.M. Giesen en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze beslissing staat geen hoger beroep open volgens de relevante landsverordening.

Uitspraak

Landsverordening administratieve rechtspraak
Uitspraak: 22 oktober 2018
Zaaknummer: SXM201800603
Uitspraaknummer:
HET GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
[klaagster]
wonende op Sint Maarten,
klaagster,
gemachtigde: mr. Kockx
en:
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,
verweerder,
gemachtigde: mr. J.C.M. Vogelpoel

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van verweerder van 6 april 2018 waarbij verweerder afwijzend heeft beslist op het verzoek van klaagster van 1 maart 2018 om afgifte van een verklaring omtrent gedrag (hierna: de beschikking).

2.Procesverloop

Klaagster heeft op 14 mei 2018 bij het Gerecht een klaagschrift ingediend tegen de beschikking op grond van artikel 25 van de Landsverordening houdende bepalingen betreffende de justitiële documentatie en de verklaringen omtrent het gedrag (hierna de Landsverordening).
Op 12 juni 2018 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Mondelinge behandeling van het klaagschrift heeft plaatsgevonden op de zitting van 10 september 2018. Klaagster is bij haar gemachtigde voornoemd verschenen. Verweerder is, hoewel behoorlijk opgeroepen (bij dienstbrief van 23 augustus 2018 alsmede door verspreiding van een zittingsrol) niet verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Feiten en standpunten van partijen

- Op de strafkaart van klaagster staat vermeld:
“Datum beslissing 17 maart 2006
Onherroepelijk 17 maart 2006
Beslissing Gevangenisstraf 48 maanden met aftrek sedert 23-06-03
Aantekeningen HOFVONNIS”
  • Bij de eerder tussen partijen gewezen uitspraak van dit Gerecht van 20 november 2017 heeft het Gerecht overwogen dat de op de strafkaart van klaagster vermelde gegevens tot uitgangspunt moeten worden genomen. Het Gerecht schaarde zich in die uitspraak achter het standpunt van verweerder dat klaagster de VOG had aangevraagd vóór afloop van de termijn waarop de veroordeling uit het strafregister zou worden verwijderd.
  • Op 1 maart 2018 heeft klaagster opnieuw een verklaring omtrent het gedrag aangevraagd waarop verweerder bij het thans bestreden besluit heeft afwijzend heeft beslist.
3.1
Klaagster stelt primair dat de veroordeling niet in het strafregister had mogen worden opgenomen, omdat de gevangenisstraf niet is opgelegd door een Sint Maartense rechter en het ook niet een buitenlandse veroordeling betreft die hier te lande daadwerkelijk ten uitvoer is gelegd. Als het Spaanse vonnis wel zou moeten worden opgenomen, dan moet de datum van die Spaanse veroordeling worden genomen, niet de datum van het onherroepelijk worden van het vonnis van het Gemeenschappelijk Hof. Klaagster wijst in dat verband op artikel 8a van de Landsverordening houdende bepalingen betreffende de justitiële documentatie en de verklaringen omtrent het gedrag (hierna: LV VOG). Klaagster wijst er voorts op dat, ook als vanaf de datum van het vonnis van het Gemeenschappelijk Hof wordt gerekend, er al 12 jaren voorbij zijn en het vonnis dus niet meer in het strafregister mag zijn opgenomen.
3.2
Verweerder stelt dat klaagster op 17 maart 2006 is veroordeeld en dat het vonnis dus tot 18 maart 2018 in het strafregister blijft staan. Klaagster heeft haar aanvraag gedaan op 1 maart 2018 en dus te vroeg.

4.Beoordeling

4.1
Voor zover klaagster thans dezelfde gronden aanvoert als zij heeft aangevoerd in de zaak die heeft geleid tot de uitspraak van 20 november 2017, verwijst het Gerecht naar de overwegingen in die uitspraak.
4.2
Tussen partijen is niet in geschil dat het vonnis van 17 maart 2006 in elk geval op 18 maart 2018 uit het strafregister moet zijn verwijderd. Klaagster heeft haar nieuwe aanvraag om een VOG op 1 maart 2018 ingediend. De beslissing van verweerder echter dateert van 6 april 2018. Verweerder dient de feiten en omstandigheden mee te wegen zoals die bekend zijn op het moment dat verweerder de beslissing neemt. Op 6 april 2018 kon verweerder de beslissing daarom niet (meer) baseren op een in het strafregister opgenomen vonnis. Volledigheidshalve overweegt het gerecht dat van andere weigeringsgronden niet is gebleken.
4.3
Het klaagschrift is daarom gegrond en het besluit moet worden vernietigd. Het Gerecht zal verweerder opdagen opnieuw te beslissen. Uit het voorgaande volgt dat verweerder in de proceskosten moet worden veroordeeld.
4.4
Er is aanleiding verweerder, ten laste van het land Sint Maarten, te veroordelen in de kosten van de procedure. Deze kosten worden met toepassing van het besluit proceskosten bestuursrecht bepaald op NAf. 1.400,-- zijnde 1 punt voor het klaagschrift en 1 punt voor de mondelinge behandeling.

5.De beslissing

Het Gerecht in eerste aanleg:
  • verklaart het klaagschrift gegrond;
  • vernietigt de bestreden beschikking;
  • bepaalt dat verweerder binnen vier weken een nieuwe beslissing neemt op de aanvraag en
  • bepaalt dat het land Sint Maarten aan klaagster zal betalen een bedrag ad NAf. 1.400,--
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W.M. Giesen, rechter in het gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 22 oktober 2018.
Tegen deze beslissing staat geen hoger beroep open (artikel 28, lid 3, Landsverordening op de justitiële documentatie en op de verklaring omtrent gedrag)