ECLI:NL:OGEAM:2018:79

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
19 september 2018
Publicatiedatum
4 oktober 2018
Zaaknummer
100.00195/18 en 100.00306/18
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal met geweld en veroordeling voor vuurwapenbezit en drugshandel

Op 19 september 2018 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder diefstal met geweld, vuurwapenbezit en drugshandel. De verdachte, geboren in 1989 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.D.M. Roseburg. Tijdens de zitting op 29 augustus 2018 eiste de officier van justitie een gevangenisstraf van vijf jaar, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte voor de meeste tenlastegelegde feiten.

De tenlastelegging omvatte onder andere het wegnemen van een personenvoertuig en een geldbedrag, waarbij geweld en bedreiging met een vuurwapen aan de orde waren. Het Gerecht oordeelde dat de verklaringen van de aangever inconsistent en onbetrouwbaar waren, waardoor de verdachte voor deze feiten werd vrijgesproken. Het Gerecht stelde vast dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging.

Echter, de verdachte werd wel schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en een aanzienlijke hoeveelheid marihuana. Het Gerecht oordeelde dat het bezit van deze voorwerpen een risico voor de maatschappelijke veiligheid vormde, vooral gezien de context van illegale vuurwapens op Sint Maarten. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 36 maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest, en de in beslag genomen voorwerpen werden onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

Parketnummer: 100.00195/18 en 100.00306/18

Uitspraak: 19 september 2018 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

(Verdachte),

geboren op (1989) in (geboorteplaats),
wonende in (woonplaats), thans gedetineerd in het huis van bewaring in
Sint Maarten.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 29 augustus 2018. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw
mr. S.D.M. Roseburg, advocaat in Sint Maarten.
De officier van justitie, mr. D. Hazejager, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren met aftrek van voorarrest. De officier heeft vrijspraak van feit 2 gevorderd.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en zij heeft een strafmaatverweer gevoerd ten aanzien van het onder 3 en 4 ten laste gelegde.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

Feit 1.

hij op of omstreeks 24 juni 2017, te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
- een personenvoertuig (naam: Nissan, type: Centera, met kenteken: M-1201) en/of
- een geldbedrag in contanten van ongeveer 1.100 Amerikaanse Dollars en/of
- twee mobiele telefoons (een grijze Samsung en een witte LG) en/of
- een aantal sieraden en/of
- één of meerdere verblijfsdocument(en) en/of paspoort(en), op naam van (slachtoffer) en/of (aangever), en/of
- een aantal (overige) documenten en/of
- een sound systeem en/of
- een televisie en/of
- een tablet en/of een (roze) Z-pad en/of
- een kinderfiets (in de kleuren oranje, blauw en zwart) en/of
- een aantal, namelijk dertig, baseballpetten en/of
- één of meerdere kledingstuk(ken),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan (aangever) toebehoorde, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd met geweld en/of bedreiging met geweld tegen (aangever), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit:
- het (meermalen) tonen van een vuurwapen aan voornoemde (aangever) en/of
het (meermalen) richten van een vuurwapen op voornoemde (aangever), waarbij de woorden werden toegevoegd: “Where is the money!” en/of
- het wederrechtelijk beroven van de vrijheid van voornoemde (aangever) door hem in een auto te duwen en/of (vervolgens) gedurende een langere periode in die auto rond te rijden en/of
- het meermalen stompen en/of slaan, al dan niet met een vuurwapen, in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het lichaam van voornoemde (aangever) en/of
- ( vervolgens) onder het tonen van het vuurwapen aan voornoemde (aangever), het naar de woning van voornoemde (aangever), gelegen aan de (adres aangever), te gaan en/of
- een mes aan voornoemde (aangever) te tonen en/of één of meerdere stekende beweging(en) met een mes te maken in de richting van voornoemde (aangever);

Feit 2.

hij op of omstreeks 24 juni 2017 in Sint Maarten, tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen, één of meer vuurwapen(s), in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, en/of munitie in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, voorhanden heeft gehad.

Feit 3.

hij op of omstreeks 29 mei 2018, in Sint Maarten, tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen, een vuurwapen van het merk “SMITH & WESSON”, model BODYGUARD, kaliber “.38 S&W Special + P”, wapennummer”CWWW6370BG38” en/of 4 scherpe patronen en/of 126 scherpe patronen (van verschillende kalibers), in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, voorhanden heeft gehad.

Feit 4.

hij op of omstreeks 29 mei 2018 te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk, heeft ingevoerd in de zin van artikel 1 lid 2 van de Opiumlandsverordening 1960 en/of in zijn bezit heeft gehad en/of aanwezig heeft gehad en/of heeft aangewend 12,5 (twaalf en een half) gram en/of 12.169 (twaalfduizend honderdnegenenzestig) gram en/of 161 (honderdeenenzestig) gram marihuana, in elk geval een hoeveelheid hennep, althans hars die uit hennep wordt getrokken, althans een gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt (zoals hashish), zijnde hennep een middel als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening 1960 en/of in de Beschikking van de Minister van Volksgezondheid van 6 januari 2005 (P.B. 2005 no. 13);
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak van feiten 1 en 2
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is het Gerecht van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Met de raadsvrouw is het Gerecht voorts van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen. Het Gerecht overweegt als volgt.
Het Gerecht is van oordeel dat de verklaringen die door (aangever) zijn afgelegd, niet bruikbaar zijn voor het bewijs. Daartoe is in de eerste plaats redengevend dat die verklaringen inconsistent en onderling tegenstrijdig zijn. (aangever) verklaart zeer verschillend over de plaats en het tijdstip van (de aanvang van) het incident en de details daarvan. De onderlinge verschillen tussen de verklaringen van (aangever) maken het onmogelijk om met enige mate van zekerheid vast te stellen welke de juiste is. Ook zijn er andere aanwijzingen dat aangever niet de waarheid spreekt, zoals het zeer frequente telefooncontact dat hij op de avond van het incident met verdachte heeft gehad, waar aangever eerder beweerde geen van de daders te kennen. Bijeengenomen heeft het Gerecht zo veel twijfel over de betrouwbaarheid van de verklaringen, dat deze niet voor het bewijs gebezigd kunnen worden.
Daar komt bij, dat de verdediging niet de kans heeft gehad om aangever te ondervragen. Het Gerecht heeft eerder het belang daarvan onderkend, door te bevelen dat (aangever) bij de rechter-commissaris zou worden gehoord. Ondanks geruime inspanningen daartoe en ondanks toezeggingen van de getuige om te verschijnen, is (aangever) niet gehoord. Het Gerecht heeft moeten oordelen dat het nodeloos is om nog nadere inspanningen te doen.
Voor deze kwestie heeft de Hoge Raad het volgende beoordelingskader gegeven [1] :
3.2.1. Een door enig persoon in verband met een strafzaak afgelegde en de verdachte belastende of ontlastende verklaring, zoals die onder meer kan zijn vervat in een ambtsedig proces-verbaal, wordt ingevolge de autonome betekenis welke toekomt aan de term 'witnesses/témoins' in art. 6, derde lid aanhef en onder d, EVRM, in het perspectief van het EVRM aangemerkt als verklaring van een getuige als aldaar bedoeld. Op grond van die verdragsbepaling heeft de verdediging aanspraak op een behoorlijke en effectieve mogelijkheid om getuigen in enig stadium van het geding te (doen) ondervragen. De omstandigheid dat de verdediging, ondanks het nodige initiatief daartoe, geen gebruik heeft kunnen maken van die mogelijkheid, staat niet eraan in de weg dat een door een getuige afgelegde verklaring voor het bewijs wordt gebezigd, mits is voldaan aan de eisen van een eerlijk proces, in het bijzonder doordat de bewezenverklaring niet in beslissende mate op die verklaring wordt gebaseerd dan wel - indien de bewezenverklaring wel in beslissende mate op die verklaring wordt gebaseerd - het ontbreken van een behoorlijke en effectieve mogelijkheid om de desbetreffende getuige te ondervragen in voldoende mate wordt gecompenseerd.
3.2.2. Voor de beantwoording van de vraag of de bewezenverklaring in beslissende mate steunt op de verklaring van - kort gezegd - een, ondanks het nodige initiatief daartoe, niet door de verdediging ondervraagde getuige, is van belang in hoeverre die verklaring steun vindt in andere bewijsmiddelen. Het benodigde steunbewijs moet betrekking hebben op die onderdelen van de hem belastende verklaring die de verdachte betwist. Of dat steunbewijs aanwezig is, wordt mede bepaald door het gewicht van de verklaring van deze getuige in het licht van de bewijsvoering als geheel.
Dit kader toepassend op de onderhavige casus overweegt het Gerecht als volgt. De verdediging heeft, ondanks het nodige initiatief daartoe, de getuige niet kunnen ondervragen. Een bewezenverklaring van feit 1 zou in beslissende mate op diens verklaring steunen. Indien die verklaring wegvalt, blijft immers, zoals hierna te overwegen, onvoldoende bewijs over. De verklaring vindt, op de onderdelen die door de verdachte worden betwist (te weten: dat er sprake was van diefstal), geen steun in andere bewijsmiddelen. Het ontbreken van een ondervragingsmogelijkheid is niet in voldoende mate gecompenseerd. Het Gerecht oordeelt dan ook dat het gebruik van de verklaringen van (aangever) voor het bewijs niet te verenigen is met het recht op een eerlijk proces. Dit oordeel, in samenhang met wat hiervoor is overwogen over de betrouwbaarheid van die verklaringen, leidt tot uitsluiting van de verklaringen van (aangever) van het bewijs.
Het Gerecht overweegt voorts dat het resterende bewijs onvoldoende is om tot een veroordeling te komen voor feit 1. Verdachte heeft verklaard dat hij voor een zakelijke aangelegenheid bij (aangever) thuis was. (aangever) was hem geld schuldig. Hoewel er geweld is gebruikt, zijn er geen goederen gestolen. Naar het oordeel van het Gerecht komt deze verklaring onwaarachtig over, te meer omdat de verdachten deze verklaring, gezien de bij verdachte aangetroffen brieven, kennelijk onderling met elkaar hebben afgestemd. Dat ook de verklaring van verdachte niet geloofwaardig is, maakt echter nog niet dat daarmee wel bewijs voorhanden is voor een beroving.
Een en ander leidt tot vrijspraak van feit 1.
Bewijsoverweging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat er onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig is om het voorhanden hebben van 12.169 kg bewezen te verklaren. Uit het ambtsedig opgestelde proces-verbaal van verbalisanten blijkt dat de in beslag genomen marihuana een totaal gewicht had van 12.169
gram, wat ook is ten laste gelegd. Het Gerecht ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisanten. Het verweer van de raadsvrouw, waarbij zij stelt dat het Gerecht moet uitgaan van “een hoeveelheid” wordt verworpen.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3 en 4 is ten laste gelegd, met dien verstande dat:

Feit 3.

hij op
of omstreeks29 mei 2018, in Sint Maarten
, tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen, een vuurwapen van het merk “SMITH & WESSON”, model BODYGUARD, kaliber “.38 S&W Special + P”, wapennummer”CWWW6370BG38” en
/of4 scherpe patronen en
/of126 scherpe patronen (van verschillende kalibers), in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, voorhanden heeft gehad.

Feit 4.

hij op
of omstreeks29 mei 2018 te Sint Maarten,
tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen, al dan nietopzettelijk,
heeft ingevoerd in de zin van artikel 1 lid 2 van de Opiumlandsverordening 1960 en/of in zijn bezit heeft gehad en/ofaanwezig heeft gehad
en/of heeft aangewend12,5 (twaalf en een half) gram en
/of12.169 (twaalfduizend honderdnegenenzestig) gram en
/of161 (honderdeenenzestig) gram marihuana,
in elk geval een hoeveelheid hennep, althans hars die uit hennep wordt getrokken, althans een gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt (zoals hashish),zijnde hennep een middel als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening 1960 en/of in de Beschikking van de Minister van Volksgezondheid van 6 januari 2005 (P.B. 2005 no. 13);
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door het Gerecht gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 3 en 4 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 3 juncto artikel 11 van de Vuurwapenverordening en artikel 4 jo artikel 11 van de Opiumlandsverordening. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

Feit 3

Handelen in strijd met een verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening, meermalen gepleegd.

Feit 4

Handelen in strijd met een verbod gesteld bij artikel 4, eerste lid, van de Opiumlandsverordening.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf en maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in [het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en een aanmerkelijke hoeveelheid munitie. Het behoeft geen toelichting dat deze voorwerpen een risico vormen voor de maatschappelijke veiligheid. Sint Maarten lijdt sterk onder de overvloed van illegale vuurwapens. Tegen het ongecontroleerde bezit van vuurwapens moet dan ook streng worden opgetreden. Daaraan doet niet af dat verdachte het vuurwapen, naar hij stelt, slechts met het oog op zelfbescherming voorhanden had. Daarnaast heeft verdachte een grote hoeveelheid marihuana in zijn bezit gehad. Marihuana is een voor de volksgezondheid schadelijke stof. Ook rekent het Gerecht het verdachte zwaar aan dat deze illegale voorwerpen zich binnen handbereik van zijn minderjarige dochter bevonden.
Het Gerecht heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Vanwege de vrijspraak van feit 1 zal het Gerecht de eis van officier van justitie niet volgen. Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde desondanks niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een langdurige onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt, als na te melden.
De inbeslaggenomen voorwerpen, een vuurwapen, munitie en verdovende middelen, zullen aan het verkeer worden onttrokken nu het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:74, 1:75 en 1:136, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 en 4 ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hiervoor bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
36 (zesendertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een vuurwapen van het merk Smith & Wesson model Bodyguard kaliber .38 S&W special + P met wapennummer: CWWW6370bg38 en 4 en 126 scherpe patronen en 12,5 gram hennep en 12.169 gram hennep en 161 gram hennep.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. D. Gruijters, bijgestaan door A.R. Osepa-Ritfeld, (zittingsgriffier), en op 19 september 2018 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Sint Maarten.

Voetnoten

1.HR 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1016, NJ 2017/447 m.nt. Kooijmans.