12. Het totale verschil tussen de betwiste posten bedraagt: $ 36.334.308,--. De rechter acht het – gelet op het verloop van de onderhandelingen tussen partijen tot op heden - redelijk om te verwachten dat partijen wat betreft deze posten een overeenstemming zullen bereiken die ergens tussen de standpunten van partijen tot op heden in zal liggen. De rechter zal vooralsnog prudentiehalve ervan uitgaan dat per saldo de helft van dit verschil uiteindelijk als schade zal komen vast te staan en dat daarmee ook voldoende marge is ingecalculeerd voor schade die mocht zijn ontstaan wegens (vermeende) ontoereikende bereddering na het verzekerd voorval. Deze helft zal de rechter bij de bepaling van het voorschot meenemen, dat wil zeggen: $ 18.167.154,--.
12. Daarnaast hanteert het rapport van Faithful en Gould verschillende opslagpercentages ("markups" en "allowances/escalation/taxes"), van in totaal afgerond 38%. Bij de berekening van het voorschot zal de rechter ook deze vooralsnog door gedaagde niet feitelijk betwiste opslag deels meenemen, vanwege de in dit kort geding in acht te nemen prudentiële marge voor 80% (dat wil zeggen afgerond een opslag van 30% in plaats van 38%).
12. Wat betreft de winstdervingspolis oordeelt de rechter als volgt. Eiseres heeft de volgens haar verzekerde gederfde brutowinst vanaf de dag van de schade-toebrenging tot en met augustus 2018 becijferd op US$ 28.548.260,--. Zij wijst erop dat dit bedrag valt binnen de voor winstderving geldende verzekerde som ad $ 29,5 mln. Zij meent dus recht te hebben op de volledige vergoeding van de door haar berekende gederfde brutowinst. Zij heeft als productie 8 overgelegd een berekening van Willis Towers Watson (ongedateerd), waarin de schade wordt begroot op $ 28.548.260,--. Hierbij is de 'lost revenu' begroot op $ 42.452.366, te verminderen met $ 13.904.106,--. Tenslotte heeft zij als productie 26 overgelegd een 'claim review' van Axis York (ongedateerd). Hierin is het verlies aan revenu ongeveer op gelijke wijze berekend, maar is ook rekening gehouden met onderverzekering, zodat resteert een vermeend verzekerd verlies van $ 13.698.421,--.
12. Gedaagde bestrijdt dat eiseres haar totale gederfde brutowinst onder de verzekering kan claimen, zoals zij en haar adviseurs doen, en wijst erop dat volgens haar polisvoorwaarden (artikel 1 onderdeel a) van de Business Interruption Extension is verzekerd de: "Reduction in 'Turnover': This is the sum produced by applying the 'rate of gross profit' to the amount by which the 'turnover' during the 'Period of Restauration' shall, in consequence of the 'coverd cause of Loss', fall short of the standard turnover". Het gaat hier volgens haar om de winst uitgedrukt in een percentage van de 'normale' omzet. Aanvankelijk heeft gedaagde deze berekend op basis van bedrijfseconomische cijfers van eiseres. Zij heeft aldus in onderdeel 111 van haar conclusie van antwoord een brutowinst-percentage berekend van 21,5%. Dit percentage moet dan worden toegepast op de gederfde omzet. Voor de periode tot en met augustus 2018 komt dat neer op 21,5% van $ 28.548.260 = S 6.137.676,--. Gedaagde houdt hierbij geen rekening met onderverzekering.
12. Ter zitting van 16 juli 2018 heeft gedaagde een andere berekening overgelegd, die is vervat in voormeld rapport van de heer G. Bouwman van MDD. Deze sluit niet aan bij de bedrijfseconomische berekening van de brutowinst, zoals gedaagde die uit de cijfers van eiseres had overgenomen. De heer Bouwman stelt dat voor een bedrijf zoals dat van eiseres andere maatstaven moeten worden gehanteerd om het brutowinstpercentage te berekenen. Tevens moet ingevolge de polisvoorwaarden rekening worden gehouden met het deels teloorgaan van de markt voor toerisme en hotels, waardoor eiseres sowieso omzet zou hebben gederfd. Tevens is naar zijn oordeel sprake van onderverzekering. Volgens hem bedraagt de "Rate of Gross Profit" 90,89% en komt de winstderving, na aftrek van bespaarde kosten, uit op maximaal $ 11.859.190,--. Na aftrek van 50,27% wegens onderverzekering resteert volgens Bouwman uit te keren: $ 5.961.157,--.
12. De rechter is het met gedaagde eens dat de winstverzekering geen dekking biedt voor de totale omzetderving, maar voor een bepaald winstpercentage over de omzetderving, verminderd met bespaarde kosten (dit laatste lijkt eiseres te betwisten, maar dit is zo bepaald in een van de condities: onderdeel f. op bladzijde 4 van de polisvoorwaarden). Ondanks de bezwaren die eiseres tegen dit rapport heeft geuit in haar akte uitlating productie, en ondanks het feit dat gedaagde haar polisvoorwaarden zelf niet zo uitlegde, zal de rechter het rapport van de heer Bouwman in de navolgende overwegingen betrekken, nu dit een kennelijk voor de markt gebruikelijk en voor eiseres gunstiger 'Rate of Gross Profit' hanteert. Bij antwoord-akte uitlating productie heeft gedaagde bovendien gesteld dat de bevindingen van MDD richtinggevend dienen te zijn. Deze wijken echter sterk af van de door gedaagde in de conclusie van antwoord gehanteerde uitgangspunten. En dat roept de vraag op wat partijen bij het sluiten van de overeenkomst precies hebben bedoeld af te spreken, nu Nagico haar eigen polisvoorwaarden tot nu toe anders interpreteerde. Die uitleg zal evenwel in een bodemprocedure moeten worden vastgesteld. Thans moet de kort gedingrechter een redelijk midden zoeken.
12. Indien het door Bouwman van MDD berekende brutowinstpercentage van 90,89%, dat thans door gedaagde voor juist wordt gehouden, wordt toegepast op het door gedaagde in haar conclusie van antwoord becijferde omzetverlies, zou dat resulteren in een verzekerde winstderving van $ 25.947.513,--. Bij conclusie van antwoord heeft gedaagde bovendien geen beroep gedaan op onderverzekering. Maar indien er in deze berekening wel rekening zou worden gehouden met onderverzekering van plusminus 50%, zoals gedaagde thans stelt, zou op basis van gedaagdes aanvankelijke uitgangspunten een winstdervingsuitkering van zo'n $ 13 mln. in de rede hebben gelegen. Toen hield gedaagde echter nog geen rekening met de 'loss of market'-clausule. Toewijzing van dat bedrag acht de rechter echter te vergaand, nu de uitleg van de winstpolis nog met vele onzekerheden gepaard gaat en de berekening van de heer Bouwman nog andere uitgangspunten hanteert, zoals de verrekening van genoemde 'loss of market', kort gezegd de krimp van de markt, die voor rekening zou blijven van eiseres. Die zou niet zijn verzekerd, enkel de 'loss of use', te weten de verminderde gebruiksmogelijkheden van de luchthaven zelf. Gedaagde heeft hierop – als gezegd – bij de aanvang van dit geding geen beroep gedaan. Ook over deze kwestie bestaat nog de nodige juridische discussie. Bouwman grijpt voor zijn uitleg terug op een algemene uitsluitingsclausule in de voorwaarden ('Section VI – common exclusions') voor de materiële schadeverzekeringspolis. Volgens eiseres zou deze uitzondering echter niet van toepassing zijn op de winstdervingspolis, die is afgesloten als aanvulling op de polis voor materiële schade. Deze zou daarvoor nu juist wèl dekking beogen te verlenen. Het gaat de rechter te ver om op die juridische interpretatie binnen het bestek van dit kort geding vooruit te lopen. Nu gedaagde pas aan het eind van de tweede mondelinge behandeling van dit kort geding een beroep heeft gedaan op onderverzekering en op de 'loss of market'-clausule acht de rechter het onredelijk in deze kwesties voorlopig geheel de kant van gedaagde te kiezen. Daarom zal de rechter voor deze post het voorschot vaststellen op $ 9,5 mln. Dit bedrag is het gemiddelde van het door Bouwman berekende bedrag en voormelde $ 13 mln. Dit acht de rechter verantwoord om als voorschot toe te wijzen, nu dit in het licht van de verschillende berekeningen van partijen binnen een veilige marge blijft (plusminus 80% van het voorschot zoals berekend door Bouwman voor aftrek van onderverzekering en 73% van het bedrag van $13 mln. dat hiervoor in deze overweging is genoemd na aftrek voor onderverzekering), zonder dat alle risico van de juridische onzekerheid en gedaagdes wisseling van standpunt geheel voor rekening van eiseres komt. Tevens is hiermee in voldoende mate rekening gehouden met een aftrek van 2% voor eigen risico.
12. De rechter verwijst verder voor het overzicht naar de berekening in bijlage 2 bij dit vonnis. De rechter zal het voorschot in totaal vaststellen op afgerond US$ 54 miljoen. Gedaagde heeft reeds $ 25 miljoen als voorschot verstrekt. Nu partijen grotendeels in het midden hebben gelaten voor welke posten dit voorschot is verstrekt, neemt de rechter aan dat dit als algemeen voorschot is verstrekt voor alle schadeposten (bij antwoord akte uitlating producties stelt gedaagde dat ook en het feit dat eiseres het eerdere voorschot mogelijk deels voor andere doeleinden heeft besteed maakt dat niet anders), zodat het voorschot, met uitzondering van de kosten voor de reparatie van het dak, in mindering moet worden gebracht op genoemd bedrag van US$ 56,8 mln. Voor het dak geldt een uitzondering, nu dit, blijkens paragraaf 12 van het rapport van Faithful en Gould, geen onderdeel uitmaakt van de schadeberekening in dat rapport. Voor het dak is immers al een aannemingsovereenkomst gesloten en de reparatie daarvan is, zo begrijpt de rechter, (nagenoeg) voltooid. Uit een (eerder) rapport van Faithful en Gould d.d. 7 maart 2018 leidt de rechter af dat de schade aan het dak werd ingeschat op $ 3.257.775,--. Het is redelijk hierop eveneens een opslag van 30% toe te passen ($ 977.333,--) zodat voor het dak wordt berekend: $ 4.235.108,--(afgerond: $ 4,2 mln.). Het eerder betaalde voorschot zal dus als volgt in mindering worden gebracht: $ 25 mln. minus $ 4,2 mln. = 20,8 mln. Resteert te betalen: $ 54 mln. minus $ 20,8 mln. is een voorschot groot $ 33,2 mln.
12. Gedaagde heeft nog aangevoerd dat eiseres de verzekeringsuitkering heeft verpand aan haar financiers. Eiseres heeft daartegenover gesteld dat dit niet betekent dat het verzekeringsgeld aan de financiers wordt doorbetaald. Eiseres verwijst daartoe ook naar het bestedingsoverzicht van de eerdere voorschotten. Ook die voorschotten zijn niet aan de financiers uitgekeerd. (Ook) deze keer zal het voorschot worden besteed aan het herstel van de luchthaven. De rechter is met eiseres van oordeel dat het verweer van gedaagde niet opgaat. Gedaagde dient de schade te vergoeden naar de maatstaf van de afgesproken dekking. De wijze van besteding van het verzekeringsgeld levert voor haar als verzekeraar in beginsel (behoudens wanneer haar polisvoorwaarden dit concreet bepalen, zoals hiervoor onder rechtsoverweging 4.5 het geval was) geen geldig verweer op waarmee zij zich van haar verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst kan bevrijden.
12. Ter zitting hebben partijen – eveneens in dit verband - discussie gevoerd op welke rekening de betaling gestort dient te worden. De rechter verstaat dat gedaagde dit geld – overeenkomstig de aanwijzing van eiseres - op dezelfde rekening dient over te maken als zij de eerder door haar betaalde voorschotten heeft overgemaakt.
12. Gedaagde zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding aan de zijde van eiseres.