ECLI:NL:OGEAM:2018:47

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
11 juni 2018
Publicatiedatum
26 juni 2018
Zaaknummer
RK 20/18
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen uitblijven voorwaardelijke invrijheidstelling gegrond door omstandigheden in gevangenis Sint Maarten

Op 11 juni 2018 heeft de raadsvrouw mr. B. Brooks namens de veroordeelde A een bezwaarschrift ingediend tegen de beslissing van de Minister van Justitie om de voorwaardelijke invrijheidstelling van A achterwege te laten. Deze beslissing was genomen op basis van een ongedateerde beschikking die op 28 mei 2018 was ontvangen door de veroordeelde. A was op 30 september 2017 aangehouden en op 16 mei 2018 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden voor vuurwapenbezit. De datum voor de voorwaardelijke invrijheidstelling was vastgesteld op 28 mei 2018. A had op 30 mei 2018 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 16 mei 2018 en had een drugstest ondergaan waaruit bleek dat hij marihuana had gebruikt. De Minister van Justitie had zich bij het negatieve advies van het Centraal College voor de Reclassering aangesloten, dat op 24 mei 2018 een rapport had uitgebracht waarin werd geadviseerd om de voorwaardelijke invrijheidstelling achterwege te laten vanwege het positieve drugstestresultaat.

Tijdens de mondelinge behandeling op 25 juni 2018 werd A gehoord, samen met zijn raadsvrouw, de Officier van Justitie en mr. J. Vogelpoel namens de Minister. A stelde dat de Minister niet bevoegd was om de beslissing te nemen, omdat zijn veroordeling nog niet onherroepelijk was. Daarnaast voerde hij aan dat de omstandigheden in de gevangenis, waaronder het ontbreken van een dagprogramma, hem frustreerden en bijdroegen aan zijn druggebruik. De Officier van Justitie benadrukte dat het gebruik van drugs een ernstige misdraging was en dat A een gewaarschuwd mens was.

Het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten oordeelde dat de Minister niet gehinderd was door de niet-onherroepelijke veroordeling bij het nemen van de beslissing over de voorwaardelijke invrijheidstelling. Het Gerecht constateerde dat A zich verder goed had gedragen in detentie, ondanks het marihuanagebruik. Het Gerecht wees op de erbarmelijke omstandigheden in de Point Blanche gevangenis, waar gedetineerden praktisch de hele dag op cel zitten zonder dagprogramma. Het Gerecht concludeerde dat de beslissing van de Minister om de voorwaardelijke invrijheidstelling te ontzeggen niet kon worden gedragen door enkel het positieve drugstestresultaat. Daarom verklaarde het Gerecht het bezwaarschrift gegrond en bepaalde dat A onmiddellijk in vrijheid moest worden gesteld.

Uitspraak

Zaaknummer: RK 20/18
HET GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
RECHTER-COMMISSARIS BELAST MET DE BEHANDELING VAN STRAFZAKEN
BESCHIKKING VOORWAARDELIJKE INVRIJHEIDSTELLING
Op 11 juni 2018 heeft de raadsvrouw mr B. Brooks een bezwaarschrift ingediend op grond van artikel 1:39 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: WvSr), namens de veroordeelde:
A
geboren op * te Sint Maarten,
thans gedetineerd in het huis van bewaring te Sint Maarten,
hierna ook te noemen: veroordeelde.

1.Het verloop van de procedure

Bij ongedateerde beschikking die is ontvangen door de veroordeelde op 28 mei 2018, heeft de Minister van Justitie besloten de voorwaardelijke invrijheidstelling van veroordeelde achterwege te laten. Tegen deze beschikking heeft veroordeelde op 20 juni 2018 een bezwaarschrift ingediend.
Mondelinge behandeling van het bezwaarschrift heeft plaatsgevonden op de strafzitting van 25 juni 2018. Verschenen en gehoord zijn de veroordeelde, zijn raadsvrouw, de Officier van Justitie en, namens de Minister, mr J. Vogelpoel.

2.De feiten en de standpunten

  • [A] is op 30 september 2017 aangehouden, vervolgens in verzekering gesteld en daarna in voorlopige hechtenis gehouden. [A] is bij vonnis van 16 mei 2018 veroordeeld ter zake vuurwapenbezit tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest. De datum voor de voorwaardelijke invrijheidstelling is 28 mei 2018.
  • Veroordeelde heeft op 30 mei 2018 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 16 mei 2018.
  • Veroordeelde heeft een drugstest ondergaan en uit de uitkomst daarvan bleek dat hij marihuana had gebruikt.
  • Op 21 mei 2018 is een zogeheten VI rapport opgemaakt over veroordeelde. In dit rapport wordt negatief geadviseerd over de voorwaardelijke invrijheidstelling met als motivering: “[A] zit voor de tweede keer een gevangenisstraf uit. Hij heeft gedurende zijn detentie periode geen strafrapporten achter zijn naam staan. Betrokkene heeft positief urine controle resultaat op gebruik van marihuana. Gelet op zijn urine controle en zijn gedrag vinden wij [A] niet geschikt om voorwaardelijk invrijheid te worden gesteld en adviseren wij negatief.”
  • Het Centraal College voor de Reclassering Sint Maarten heeft op 24 mei 2018 een rapport uitgebracht waarin het adviseert om de voorwaardelijke invrijheidstelling achterwege te laten omdat, kort gezegd, [A] positief getest is op drugs.
Veroordeelde stelt primair, onder verwijzing naar artikel 1:35 van het Wetboek van Strafrecht, dat de Minister niet bevoegd is om de beslissing te nemen, aangezien de veroordeling nog niet onherroepelijk is. Subsidiair stelt veroordeelde dat de beslissing geen stand kan houden. In dat verband stelt hij dat hem onrecht wordt aangedaan doordat in de gevangenis geen dagprogramma wordt aangeboden en de toestand aldaar erbarmelijk en onveilig is. Hij moet, net als de andere gedetineerden, 22 uur per dag op zijn cel blijven zitten. Hij is door de toestand in Point Blanche gefrustreerd. Het heeft er toe geleid dat hij het roken van marihuana niet heeft kunnen weerstaan. Veroordeelde wijst er voorts op dat het Centraal College voor de Reclassering (CCR) niet met hem heeft gesproken.
De Officier van Justitie stelt dat het gebruik van drugs als een zeer ernstige misdraging moet worden gekwalificeerd als bedoeld in artikel 1:35, eerste lid, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafrecht (WvSr). De Officier van Justitie wijst er op dat het niet de eerste keer is dat deze veroordeelde niet voorwaardelijk in vrijheid is gesteld. Hij was dus een gewaarschuwd mens, hetgeen hem er niet van heeft weerhouden drugs te gebruiken.
De Minister heeft zich bij het advies van het CCR aangesloten. Namens de Minister is ter zitting nog naar voren gebracht dat het gebruiken van drugs impliceert dat deze de gevangenis worden binnen gesmokkeld. Mede hierom tilt de Minister zwaar aan het gebruik van drugs. In reactie op de stelling van veroordeelde dat er niets te doen is in de gevangenis, is namens de Minister naar voren gebracht dat hieraan wel wordt gewerkt, maar dat Irma voor een terugslag heeft gezorgd.

3.Wettelijk kader

Artikel 1:31, eerste lid, van het WvSr bepaalt dat de veroordeelde tot vrijheidsstraf waarvan het onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen gedeelte ten hoogste een jaar bedraagt, voorwaardelijk in vrijheid kan worden gesteld wanneer de vrijheidsbeneming ten minste zes maanden heeft geduurd en van het alsdan nog ten uitvoer te leggen gedeelte van de straf een derde gedeelte is ondergaan.
Artikel 1:35 van het WvSr bepaalt, voor zover hier van belang, dat in afwijking van artikel 1:31, eerste lid, van het WvSr de Minister van Justitie niet dan na daartoe strekkend advies van het Centraal College voor de Reclassering kan bepalen dat de voorwaardelijke invrijheidstelling wordt uitgesteld of achterwege gelaten indien (b) de veroordeelde onherroepelijk is veroordeeld terzake van een misdrijf waarvoor ingevolge artikel 100, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering voorlopige hechtenis is toegelaten en dat is begaan na de aanvang van de tenuitvoerlegging van zijn straf of (c) indien is gebleken dat de veroordeelde zich na aanvang van de tenuitvoerlegging van zijn straf zeer ernstig heeft misdragen.

4.De beoordeling

4.1
Anders dan de raadsvrouw betoogt, staat de vaststelling dat de veroordeling niet onherroepelijk is, voor de Minister niet aan het nemen van een beslissing over de voorwaardelijke invrijheidstelling in de weg. De beslissing is, blijkens de motivering ervan, gebaseerd artikl 1:35, eerste lid, aanhef en onder c van het WvSr, waarin over een onherroepelijke veroordeling niet worden gesproken. Het primaire betoog van veroordeelde slaagt daarom niet.
4.2
Het Gerecht stelt vast dat niet is betwist dat veroordeelde, op het gebruik van marihuana na, zich in detentie goed heeft gedragen. In het VI rapport wordt weliswaar gesproken over “zijn urine controle
enzijn gedrag”, maar dat er iets aan het gedrag van veroordeelde was aan te merken gedurende zijn detentie blijkt nergens uit. Integendeel: het VI rapport maakt er nadrukkelijk melding van dat veroordeelde geen problemen voor gevangenispersoneel heeft opgeleverd, dat hij geen problemen met zijn medegedetineerden heeft gehad, dat hij geen strafrapporten heeft gehad, geen strafcelplaatsingen, dat er geen poging tot onvluchting is geweest. De in het rapport opgesomde mogelijke contraindicaties voor voorwaardelijke invrijheidstelling zijn voorts allemaal met “nee” beantwoord.
4.3
Het is in Sint Maarten een feit van algemene bekendheid dat de toestand in de Point Blanche gevangenis te wensen overlaat. Naast de gebouwelijke problemen is zeer zorgelijk dat er voor de gedetineerden geen dagprogramma is. Zij zitten praktisch de hele dag op cel en van enige resocialisatie is geen sprake. Verweerder ontkent deze problemen niet. Door veroordeelde toch de voorwaardelijke invrijheidstelling te ontzeggen, heeft verweerder niet laten zien dat hij deze situatie heeft meegewogen en heeft afgewogen tegen het, op het marihuanagebruik na, goede gedrag van veroordeelde en het ontbreken van criminogene factoren. Naar het oordeel van het Gerecht kan de beslissing van verweerder daarom niet worden gedragen door de enkele overweging dat veroordeelde positief is getest op het gebruik van marihuana. Nu verweerder geen andere grond voor het onthouden van de voorwaardelijke invrijheidstelling heeft gegeven, betekent dit dat de beslissing geen stand kan houden en dat veroordeelde onmiddellijk in vrijheid moet worden gesteld.

5.De beslissing

Het Gerecht:
  • Verklaart het bezwaarschrift gegrond
  • Bepaalt dat veroordeelde onmiddellijk in vrijheid moet worden gesteld.
Deze beschikking is gegeven te Sint Maarten op 26 juni 2018 door mr. C.W.M. Giesen, rechter in het gerecht in eerste aanleg, in tegenwoordigheid van de griffier.