ECLI:NL:OGEAM:2017:78

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
30 augustus 2017
Publicatiedatum
2 juli 2019
Zaaknummer
100.00073/17
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omkoping van een gevangenisbewaarder in Sint Maarten

In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1989 te [geboorteplaats], heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 30 augustus 2017 uitspraak gedaan. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S.H.M. Ibrahim, werd beschuldigd van omkoping en het binnen smokkelen van een mobiele telefoon in het Huis van Bewaring Point Blanche. De officier van justitie, mr. M.R. van Nes, eiste een gevangenisstraf van vier maanden. Tijdens de zitting op 9 augustus 2017 heeft de verdediging gepleit voor vrijspraak. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder het aannemen van een gift van USD 1.700 in ruil voor het binnen smokkelen van een mobiele telefoon en het verkopen van drugs aan gedetineerden. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. Na het horen van de bewijsvoering, waaronder verklaringen van medegedetineerden en financieel bewijs, heeft het Gerecht geoordeeld dat de verdachte niet overtuigend kon aantonen dat hij onschuldig was aan de beschuldigingen. De verdachte werd vrijgesproken van enkele feiten, maar het Gerecht achtte de bewezenverklaring van de omkoping en het misbruik van zijn functie als ambtenaar wel gerechtvaardigd. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met inachtneming van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[VERDACHTE],
geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 9 augustus 2017. Verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S.H.M. Ibrahim, advocaat te Sint Maarten
De officier van justitie, mr. M.R. van Nes, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van het feit te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier (4) maanden, met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft het woord ter verdediging gevoerd, strekkende tot vrijspraak.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Feit 1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2016 tot en met 5 mei 2016 in Sint Maarten tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) als ambtenaar, werkzaam (als gevangenenbewaarder) bij het Huis van Bewaring Point Blanche, een of meer gift(en) en/of een of meer belofte(n) heeft aangenomen, te weten de betaling van ((een) (deel/delen van)) geldgedrag(en) (in totaal van) USD 1.700 (USD 700 op of omstreeks 31 maart 2016 en/of USD 1.000 op of omstreeks 26 april 2016), in elk geval een of meer geldbedrag(en), wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze hem, verdachte, werd(en) gedaan en/of werd(en) aangeboden teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, althans zonder daardoor in strijd met zijn plicht te handelen, in zijn bediening iets te doen of na te laten, namelijk het binnen smokkelen van een mobiele telefoon in het Huis van Bewaring Point Blanche en/of in het cellencomplex van de Politiewacht te Philipsburg
(in zijn bediening te doen)en/of de afgifte van en/of de levering van een mobiele telefoon aan [medeverdachte], die alstoen gedetineerd was in het Huis van Bewaring Point Blanche en/of in het cellencomplex van de Politiewacht te Philipsburg
(in zijn bediening te doen)en/of het voorkomen en/of verijdelen van de afgifte van en/of de levering van een mobiele telefoon aan [medeverdachte], die alstoen gedetineerd was in het Huis van Bewaring Point Blanche en/of in het cellencomplex van de Politiewacht te Philipsburg
(in zijn bediening na te laten);
(artikel 2:350 lid 1 onder a Wetboek van Strafrecht)
(artikel 2:351 lid 1 onder a Wetboek van Strafrecht)
Feit 2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van januari 2014 tot en met 3 augustus 2016 in Sint Maarten tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk met misbruik van zijn functie en/of positie als ambtenaar, (verdachte was werkzaam (als gevangenenbewaarder) bij het Huis van Bewaring Point Blanche) iets heeft gedaan en/of nagelaten iets te doen, namelijk heeft verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) alstoen aldaar (telkens) opzettelijk met misbruik van zijn functie en/of positie als ambtenaar een telefoon en/of cocaine en/of hennep en/of andere drugs binnen gesmokkeld in het Huis van Bewaring Point Blanche en/of het cellencomplex van de Politiewacht te Philipsburg en/of een telefoon en/of cocaine en/of hennep en/of andere drugs verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan (een) gedetineerde(n) verblijvende in het Huis van Bewaring Point Blanche en/of in het cellencomplex van de Politiewacht te Philipsburg en/of nagelaten te voorkomen en/of te verijdelen dat een telefoon werd binnen gesmokkeld in het Huis van Bewaring Point Blanche en/of het cellencomplex van de Politiewacht te Philipsburg en/of werd verkocht en/of werd afgeleverd en/of werd verstrekt aan [medeverdachte], zijnde een gedetineerde verblijvende in het Huis van Bewaring Point Blanche en/of het cellencomplex van de Politiewacht te Philipsburg,(telkens) ten einde enig voordeel voor hem of een ander te verkrijgen;
(artikel 2:354 Wetboek van Strafrecht)
Feit 3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van januari 2014 tot en met 3 augustus 2016 te Sint Maarten meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of heeft afgeleverd en/of heeft verstrekt en/of in zijn bezit heeft gehad en/of aanwezig heeft gehad (een) hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, althans enige bereiding van cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening en/of in de Regeling aanwijzing gecontroleerde middelen;
(Artikel 3 jo 11-1 Opiumlandsverordening)
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van januari 2014 tot en met 3 augustus 2016 te Sint Maarten meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk in zijn bezit heeft gehad en/of aanwezig heeft gehad (een) hoevelhe(i)d(en) marihuana, in elk geval een hoeveelheid, hennep, althans hars die uit hennep wordt getrokken, althans een gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt (zoals hashish), zijnde hennep een middel als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening en/of in de Regeling aanwijzing gecontroleerde middelen;
(Artikel 4 jo 11-2 Opiumlandsverordening);

3.Voorvragen

3A. Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
3B. Bevoegdheid van het Gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het Gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
3C. Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
3D. Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

4A. Vrijspraak
Het Gerecht heeft, gelijk de officier van justitie, uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet de overtuiging bekomen dat verdachte drugs heeft binnengesmokkeld in het Huis van Bewaring. Dit leidt tot een vrijspraak van feit 2 voor zover het drugs betreft en van feit 3.
4B. Bewijsmiddelen
De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de wettige bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen in geval van hoger beroep in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4C. Bewezenverklaring
Het Gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht dat:
Feit 1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 maart 2016 tot en met 26 april 2016 in Sint Maarten als ambtenaar, werkzaam als gevangenenbewaarder, een gift heeft aangenomen, te weten de betaling van een geldgedrag in totaal van USD 1.700 (USD 700 op 31 maart 2016 en USD 1.000 op 26 april 2016), wetende dat deze hem, verdachte, werd gedaan en werd aangeboden teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht in zijn bediening, iets te doen, namelijk het binnen smokkelen van een mobiele telefoon in het cellencomplex van de Politiewacht te Philipsburg en de afgifte van en de levering van een mobiele telefoon aan [medeverdachte], die alstoen gedetineerd was in het cellencomplex van de Politiewacht te Philipsburg
;
Feit 2.
hij in de periode van 1 maart 2016 tot en met 26 april 2016 in Sint Maarten opzettelijk met misbruik van zijn functie als ambtenaar, (verdachte was werkzaam als gevangenenbewaarder bij het Huis van Bewaring Point Blanche) iets heeft gedaan, namelijk heeft verdachte alstoen aldaar opzettelijk met misbruik van zijn functie als ambtenaar een telefoon binnen gesmokkeld in het cellencomplex van de Politiewacht te Philipsburg en een telefoon verkocht en afgeleverd en verstrekt aan een gedetineerde verblijvende in het cellencomplex van de Politiewacht te Philipsburg, ten einde enig voordeel voor hem of een ander te verkrijgen;
4.D Bewijsoverweging
De raadsvrouw heeft voor vrijspraak gepleit. Het verweer vindt zijn weerlegging in de gebezigde bewijsmiddelen. Ter nadere motivering geldt het volgende.
De bewezenverklaring volgt uit de gedetailleerde verklaring die de celgenoot van [medeverdachte], [celgenoot medeverdachte], heeft afgelegd. Die verklaring vindt steun in technisch bewijs, te weten de betaling die door de vrouw van [medeverdachte], kennelijk in diens opdracht, is gedaan aan verdachte. Het Gerecht heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaring van [celgenoot medeverdachte]. De verklaring die verdachte geeft voor de betaling acht het Gerecht ongeloofwaardig, mede gelet op het ontbreken van enige onderbouwing. Het bestaan van ene [persoon 1] is niet komen vast te staan en door [medeverdachte] wordt ontkend dat hij haar kent.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
De voorgezette handeling van:
Feit 1: als ambtenaar een gift aannemen, wetende dat deze hem gedaan wordt teneinde hem te bewegen om in strijd met zijn bediening iets te doen of na te laten;
en
Feit 2: het als ambtenaar opzettelijk met misbruik van zijn functie iets doen of nalaten ten einde enig voordeel voor haar of een ander te verkrijgen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit. De feiten zijn derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte opheft of uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Strafmotivering

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het Gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich als gevangenbewaarder laten omkopen. Tegen een forse betaling heeft hij, in strijd met zijn plicht, een telefoon geleverd aan een gevangene. Waar het de plicht van de verdachte was om toe te zien op naleving van het gevangenisregime, heeft hij opzettelijk in strijd daarmee gehandeld, kennelijk slechts om daar zelf financieel beter van te worden. Handelen als dat van verdachte doet ernstig afbreuk aan het vertrouwen dat burgers stellen in een integer functionerende overheid. Slechts een vrijheidsstraf doet recht aan de ernst van het bewezenverklaarde.
Het Gerecht heeft tevens acht geslagen op de persoon verdachte. Hij is first offender en heeft de zorg voor een kind met gezondheidsklachten. Voorts heeft het Gerecht er oog voor dat het voor een gevangenbewaarder meer dan gemiddeld belastend is om ‘aan de andere kant van de tralies’ te geraken. Hierin ziet het Gerecht aanleiding om een gedeelte van de straf in voorwaardelijke vorm op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:134, 2:351 en 2:354 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte als feit 3 is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek
4Comschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart dat de bewezen verklaarde feiten de in rubriek
5genoemde strafbare feiten opleveren;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
vier (4) maandenmet bevel dat van deze straf een gedeelte, groot
twee (2) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee (2) jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. D. Gruijters en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op 30 augustus 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.