ECLI:NL:OGEAM:2017:77

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
30 augustus 2017
Publicatiedatum
2 juli 2019
Zaaknummer
100.00370/16
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omkoping van een gevangenisbewaarder door een gedetineerde

In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1972 te [geboorteplaats], heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 30 augustus 2017 uitspraak gedaan. De verdachte was niet aanwezig tijdens de zitting, maar zijn raadsvrouw, mr. S.R. Bommel, was wel aanwezig. De officier van justitie, mr. M.R. van Nes, eiste een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van voorarrest. De verdachte werd beschuldigd van het doen van een gift aan een ambtenaar, genaamd [medeverdachte], die werkzaam was als gevangenisbewaarder bij het Huis van Bewaring Point Blanche. De tenlastelegging betrof het betalen van in totaal USD 1.700 om de ambtenaar te bewegen een mobiele telefoon binnen te smokkelen in het Huis van Bewaring.

Tijdens de zitting werd vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Gerecht bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. Er waren geen feiten die de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg stonden. Het Gerecht kwam tot de overtuiging dat de verdachte het tenlastegelegde feit had begaan, gebaseerd op de verklaring van een celgenoot van de verdachte en ondersteunend technisch bewijs. De verdachte werd schuldig bevonden aan het medeplegen van het doen van een gift aan een ambtenaar met het oogmerk om hem te bewegen in zijn bediening iets te doen, in strijd met zijn plicht.

De strafbaarheid van de verdachte werd niet betwist, en het Gerecht overwoog de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren gepleegd. De verdachte had een gevangenisbewaarder omgekocht om een telefoon te verkrijgen, wat afbreuk deed aan het vertrouwen in de overheid. Ondanks de ernst van het feit, werd de gevangenisstraf voorwaardelijk opgelegd, rekening houdend met de gezondheidstoestand van de verdachte, die aan een ernstige vorm van kanker lijdt. De op te leggen straf was gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[VERDACHTE],
geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats],
zonder bekende woon-of verblijfplaats.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 9 augustus 2017. De verdachte is niet verschenen. Wel verschenen is zijn raadsvrouw mr. S.R. Bommel.
De officier van justitie, mr. M.R. van Nes, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van het feit te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twee (2) maanden, met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft het woord ter verdediging gevoerd, strekkende tot vrijspraak.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2016 tot en met 5 mei 2016 in Sint Maarten tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, een ambtenaar, genaamd [medeverdachte], werkzaam bij als gevangenenbewaarder bij het Huis van Bewaring Point Blanche, een of meer gift(en) of een of meer belofte(n) heeft gedaan, te weten de betaling van ((een)(deel/delen van)) geldbedrag(en) (in totaal van) USD 1.700 (USD 700 op of omstreeks 31 maart 2016 en/of USD 1.000 op of omstreeks 26 april 2016), in elk geval een of meer geldbedrag(en), met het oogmerk om genoemde ambtenaar te bewegen in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, althans zonder daardoor in strijd met zijn plicht te handelen, iets te doen of na te laten, namelijk het binnen smokkelen van een mobiele telefoon in het Huis van Bewaring Point Blanche en/of in het cellencomplex van de Politiewacht te Philipsburg en/of de afgifte van en/of de levering van een mobiele telefoon aan hem, verdachte, terwijl hij, verdachte, alstoen gedetineerd was in het Huis van Bewaring Point Blanche en/of in het cellencomplex van de Politiewacht te Philipsburg
(artikel 2:128 lid 1 onder a Wetboek van Strafrecht)
(artikel 2:129 lid 1 onder a Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

3A. Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
3B. Bevoegdheid van het Gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het Gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
3C. Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
3D. Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

4A. Bewijsmiddelen
De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de wettige bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen in geval van hoger beroep in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4B. Bewezenverklaring
Het Gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht dat:
hij op tijdstippen in de periode van 1 maart 2016 tot en met 26 april 2016 in Sint Maarten tezamen en in vereniging met een ander, een ambtenaar, genaamd [medeverdachte], werkzaam bij als gevangenenbewaarder bij het Huis van Bewaring Point Blanche, een gift heeft gedaan, te weten de betaling van een geldbedrag in totaal van USD 1.700 (USD 700 op 31 maart 2016 en USD 1.000 op 26 april 2016), met het oogmerk om genoemde ambtenaar te bewegen in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, iets te doen, namelijk het binnen smokkelen van een mobiele telefoon in het cellencomplex van de Politiewacht te Philipsburg en de afgifte van en de levering van een mobiele telefoon aan hem, verdachte, terwijl hij, verdachte, alstoen gedetineerd was in het cellencomplex van de Politiewacht te Philipsburg.
4.C Bewijsoverweging
De raadsvrouw heeft voor vrijspraak gepleit. Het verweer vindt zijn weerlegging in de gebezigde bewijsmiddelen. Ter nadere motivering geldt het volgende.
De bewezenverklaring volgt uit de gedetailleerde verklaring die de celgenoot van verdachte, [celgenoot verdachte], heeft afgelegd. Die verklaring vindt steun in technisch bewijs, te weten de betaling die door de vrouw van verdachte, in zijn opdracht, is gedaan aan [medeverdachte]. Het Gerecht heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaring van [celgenoot verdachte]. De verklaring die [medeverdachte] geeft voor de betaling acht het Gerecht ongeloofwaardig, mede gelet op het ontbreken van enige onderbouwing.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
het medeplegen van aan een ambtenaar een gift doen met het oogmerk om hem te bewegen in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, iets te doen of na te laten.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit. De feiten zijn derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte opheft of uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Strafmotivering

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het Gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een gevangenbewaarder omgekocht teneinde van hem een telefoon te krijgen, terwijl hij als gedetineerde geen telefoon mocht hebben. Verdachte heeft aldus een ambtenaar tot corruptie bewogen. Omkoping van een ambtenaar is een ernstig feit, dat afbreuk doet aan het vertrouwen dat burger in de overheid stellen. In beginsel is een vrijheidsbenemende straf aangewezen. Daarbij wordt opgemerkt dat van de omkoping aan de omgekochte ambtenaar een aanmerkelijk zwaarder verwijt moet worden gemaakt dan aan de omkoper, nu het slagen van de omkoping primair afhangt van de integriteit van de ambtenaar.
Het Gerecht heeft tevens acht geslagen op de persoon verdachte. Hij is eerder veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf. Uit het dossier blijkt dat verdachte aan een ernstige vorm van kanker lijdt en mogelijk niet lang meer te leven heeft. Gelet daarop acht het Gerecht het passend om de op te leggen gevangenisstraf geheel voorwaardelijk te maken.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:123 en 2:128 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

Het Gerecht:
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek
4Bomschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde feit het in rubriek
5genoemde strafbare feit oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
twee (2) maandenmet bevel dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee (2) jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht indien de tenuitvoerlegging daarvan zou worden bevolen, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. D. Gruijters en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op 30 augustus 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.