In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1972 te [geboorteplaats], heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 30 augustus 2017 uitspraak gedaan. De verdachte was niet aanwezig tijdens de zitting, maar zijn raadsvrouw, mr. S.R. Bommel, was wel aanwezig. De officier van justitie, mr. M.R. van Nes, eiste een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van voorarrest. De verdachte werd beschuldigd van het doen van een gift aan een ambtenaar, genaamd [medeverdachte], die werkzaam was als gevangenisbewaarder bij het Huis van Bewaring Point Blanche. De tenlastelegging betrof het betalen van in totaal USD 1.700 om de ambtenaar te bewegen een mobiele telefoon binnen te smokkelen in het Huis van Bewaring.
Tijdens de zitting werd vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Gerecht bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. Er waren geen feiten die de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg stonden. Het Gerecht kwam tot de overtuiging dat de verdachte het tenlastegelegde feit had begaan, gebaseerd op de verklaring van een celgenoot van de verdachte en ondersteunend technisch bewijs. De verdachte werd schuldig bevonden aan het medeplegen van het doen van een gift aan een ambtenaar met het oogmerk om hem te bewegen in zijn bediening iets te doen, in strijd met zijn plicht.
De strafbaarheid van de verdachte werd niet betwist, en het Gerecht overwoog de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren gepleegd. De verdachte had een gevangenisbewaarder omgekocht om een telefoon te verkrijgen, wat afbreuk deed aan het vertrouwen in de overheid. Ondanks de ernst van het feit, werd de gevangenisstraf voorwaardelijk opgelegd, rekening houdend met de gezondheidstoestand van de verdachte, die aan een ernstige vorm van kanker lijdt. De op te leggen straf was gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.