Uitspraak
1.PROCESVERLOOP
2.FEITEN
500 -/-
90.552
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 16 november 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen belanghebbende, X, en de Inspecteur der Belastingen. Belanghebbende had bezwaar aangetekend tegen aanslagen in de inkomstenbelasting en premies AOV en AVBZ, opgelegd op 28 maart 2013 voor het jaar 2010. De Inspecteur verklaarde het bezwaar niet ontvankelijk vanwege termijnoverschrijding, maar het Gerecht oordeelde dat het bezwaar ontvankelijk was, omdat belanghebbende pas op 9 juli 2014 kennis had genomen van de aanslagen via een dwangschrift. Het Gerecht oordeelde dat belanghebbende spoedig bezwaar had aangetekend na deze kennisgeving.
Het geschil betrof ook de hoogte van het belastbaar inkomen. Belanghebbende had een belastbaar inkomen van Naf. 156.250 aangegeven, maar stelde dat dit onjuist was en dat zij in het Franse deel van Sint Maarten een salaris had genoten van Naf. 137.248, waarover Franse belasting was betaald. Het Gerecht oordeelde dat de Inspecteur het gerechtvaardigd vermoeden had dat belanghebbende de aangegeven inkomsten had genoten, en dat het aan belanghebbende was om dit vermoeden te ontzenuwen. Belanghebbende slaagde hier niet in voor de inkomsten uit onroerende zaken, maar wel voor de inkomsten uit andere arbeid, waardoor het Gerecht aannam dat deze inkomsten uit dienstbetrekking waren genoten.
De Inspecteur had premies AOV en AVBZ opgelegd, maar het Gerecht oordeelde dat de Inspecteur te vroeg uitspraak had gedaan op het bezwaar tegen deze premies, omdat de aanslag in de inkomstenbelasting nog niet onherroepelijk was. De uitspraak van het Gerecht vernietigde de uitspraken op bezwaar van de Inspecteur, maar handhaafde de aanslag inkomstenbelasting. Het Gerecht verklaarde het beroep gegrond en stelde dat tegen deze uitspraak hoger beroep openstaat bij het Hof.