ECLI:NL:OGEAM:2016:87
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen ongewenstverklaring en vreemdelingenbewaring van een EU-burger in Sint Maarten
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 2 december 2016 uitspraak gedaan in het geding tussen een eiser zonder vaste woon- of verblijfplaats en de Minister van Justitie van het Land Sint Maarten. De eiser, geboren op 2 april 1985 in Israël en houder van zowel de Israëlische als de Spaanse nationaliteit, was ongewenst verklaard in Sint Maarten. De Minister had op 29 februari 2016 besloten dat de eiser als ongewenst vreemdeling moest worden aangemerkt, hem in vreemdelingenbewaring moest stellen, en hem verbood om gedurende drie jaar terug te keren naar Sint Maarten. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, stellende dat hij rechtmatig in Sint Maarten verbleef als EU-burger en dat de maatregel van inbewaringstelling disproportioneel was.
Het procesverloop begon met de indiening van een beroepschrift op 11 april 2016. De Minister diende op 9 juni 2016 een verweerschrift in. De mondelinge behandeling vond plaats op 17 oktober 2016. De eiser betoogde dat hij geen gevaar voor de openbare orde vormde en dat de omstandigheden van de bewaring onterecht waren. De Minister daarentegen stelde dat de eiser illegaal werkzaam was in Sint Maarten zonder de benodigde vergunningen en dat hij zich niet had gemeld bij de autoriteiten.
Het Gerecht oordeelde dat de eiser in strijd met de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) het land was binnengekomen en dat zijn Spaanse nationaliteit niet voldoende was om rechtmatig verblijf te rechtvaardigen. Het Gerecht concludeerde dat de Minister in redelijkheid had kunnen besluiten tot de ongewenstverklaring en de inbewaringstelling van de eiser. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en de uitspraak werd gedaan door rechter C.W.M. Giesen, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na kennisgeving van de uitspraak.