In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 30 juni 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die beschuldigd werd van de verkrachting van zijn tienjarige stiefdochter. De verdachte werd op 26 november 2014 beschuldigd van het seksueel misbruiken van het slachtoffer in hun woning. Het onderzoek ter openbare terechtzitting vond plaats op 11 maart en 17 juni 2015, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. G. Hatzmann. De officier van justitie, mr. D.M. Noordzij, eiste een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, en vorderde de gevangenneming van de verdachte.
De tenlastelegging omvatte ernstige beschuldigingen van seksueel geweld, waarbij het slachtoffer verklaarde dat de verdachte haar had gedwongen tot seksuele handelingen. Het Gerecht heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door medisch bewijs en getuigenverklaringen. De verdachte ontkende aanvankelijk de beschuldigingen, maar zijn uiteindelijke verklaring werd als inconsistent en ongeloofwaardig beschouwd.
Het Gerecht oordeelde dat de verdachte schuldig was aan verkrachting, zoals gedefinieerd in artikel 2:197 van het Wetboek van Strafrecht. De strafmaat werd vastgesteld op 30 maanden gevangenisstraf, waarvan 15 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Het Gerecht benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het jonge slachtoffer, en besloot tot gevangenneming van de verdachte, gezien de maatschappelijke veiligheid en de ernst van het delict. De uitspraak werd gedaan door rechter M.T. Paulides, die de zaak als zeer ernstig beschouwde, vooral gezien de leeftijd van het slachtoffer en de gevolgen van dergelijk misbruik.