ECLI:NL:OGEAM:2011:BP4041

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
3 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Lar 049/2010
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen weigering aanlegvergunning en splitsing erfpacht op perceel in Point Blanche

In deze zaak heeft de naamloze vennootschap Point Blanche Development Company N.V. beroep ingesteld tegen de weigering van het Bestuurscollege van het Eilandgebied Sint Maarten om te beslissen op een verzoek tot het verkrijgen van een aanlegvergunning. Daarnaast is er beroep ingesteld tegen een brief van het Bestuurscollege waarin werd medegedeeld dat het recht van erfpacht op een perceel kan worden gesplitst en overgedragen aan derden, maar alleen indien het betreffende gedeelte is bebouwd. De eiseres heeft op 14 mei 2009 een verzoek ingediend voor een aanlegvergunning, maar het Bestuurscollege heeft pas op 23 juni 2010 de vergunning verleend. De eiseres heeft ook een verzoek gedaan om het perceel te splitsen, maar het Bestuurscollege heeft dit verzoek afgewezen, wat heeft geleid tot de rechtszaak.

De rechter heeft op 3 januari 2011 uitspraak gedaan. Ten aanzien van de aanlegvergunning heeft de rechter geoordeeld dat het Land Sint Maarten de proceskosten moet vergoeden, omdat de leges voor de vergunning al op 25 mei 2009 waren betaald. Wat betreft de brief van 17 maart 2010 heeft de rechter het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat het geschil over de erfpacht een privaatrechtelijke aangelegenheid betreft en niet onder de administratieve rechtspraak valt. De rechter heeft de proceskosten vastgesteld op NAF 1.400,-- en het griffierecht op NAF 150,--. Deze uitspraak is gedaan door mr. R.W.J. van Veen en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Uitspraak: 3 januari 2011
Zaaknummer: Lar 049/2010
Uitspraaknr.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
de naamloze vennootschap
POINT BLANCHE DEVELOPMENT COMPANY N.V.,
gevestigd in Sint Maarten,
eiseres,
gemachtigden: mrs. R. Bergman en H.W. Braam,
tegen:
de rechtsopvolger van
HET BESTUURSCOLLEGE VAN HET EILANDGEBIED SINT MAARTEN,
verweerder,
gemachtigde: mr. M. Hofman
1. Aanduiding bestreden beschikkingen.
- De weigering van verweerder te beslissen op het op 14 mei 2009 ingediende verzoek tot het verkrijgen van een aanlegvergunning.
- De brief van verweerder van 17 maart 2010 waarin verweerder eiseres -kort samengevat- heeft bericht dat het recht van erfpacht op een perceel grond nader omschreven in meetbrief 120/1967 kan worden gesplitst/onderverdeeld en overgedragen aan derden doch alleen indien het betreffende gedeelte is bebouwd.
2. Procesverloop.
Bij beroepschrift van 23 april 2010, dezelfde dag ontvangen ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier, heeft eiseres tegen de onder 1 aangeduide beschikkingen beroep ingesteld ingevolge de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar).
Op 26 augustus 2010 is een verweerschrift ontvangen.
Bij brief van 22 november 2010 heeft eiseres enige producties in het geding gebracht.
Mondelinge behandeling van het beroepschrift heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 29 november 2010. Eiseres is verschenen bij de gemachtigde mr. Braam voornoemd die op schrift gestelde pleitaantekeningen heeft voorgedragen en overgelegd. Verweerder is verschenen bij zijn gemachtigde voornoemd die eveneens op schrift gestelde pleitaantekeningen heeft voorgedragen en overgelegd.
Uitspraak is bepaald op heden.
3. Beoordeling.
3.1 De volgende feiten staan vast.
- Bij besluit van 2 november 1966 (besluitnr. 282) heeft het voormalige bestuurscollege van het eilandgebied Sint Maarten besloten een perceel grond in erfpacht uit te geven aan Metropolitan Development N.V. Het betreft een perceel grond nader omschreven in meetbriefnummer 120/1967 gelegen te Point Blanche alhier. Na eerder met toestemming van verweerder te zijn overgedragen aan Welkom Development N.V. is voornoemd recht van erfpacht uiteindelijk met toestemming van verweerder overgedragen aan eiseres.
- Op of omstreeks 15 mei 2009 heeft eiseres verweerder verzocht vergunning te verlenen voor het aanleggen van een weg.
- Bij besluit van 23 juni 2010 heeft verweerder de verzochte aanlegvergunning verleend.
- Bij brief van 12 maart 2010 de gemachtigde van eiseres zich tot verweerder gewend met het volgende verzoek:
<i>“Cliënte, Point Blanche Development N.V., heeft mij benaderd voor juridische bijstand en wel ter zake het volgende.
Cliënte heeft reeds op 5 mei 2009 een verzoek bij uw college ingediend voor het onderverdelen van het perceel gelegen te Monte Vista, kadastraal bekend als meetbrief 120/1969, in een aantal meetbrieven aangeduid als nrs. 39, 40, 41, 42, 43, 44, 45 en 46;
Cliënte heeft vervolgens verschillende keren bij uw diensten aan de bel getrokken doch werd telkens van de kast naar de muur gestuurd.
Cliënte heeft in het verleden diverse van dit verzoeken gedaan en deze verzoeken werden meestal binnen 2 maanden toegewezen.”</i>
- Bij brief van 17 maart 2010 bericht verweerder aan eiseres:
<i>“In 1986 Point Blanche Development Corporation N.V. (PBDC) bought the right of long lease to the property described in Certificate of Admeasurements (CA) 120/1967, situated in Point Blanche. The deed of issuance and deeds of sale of this long lease property underwent some changes during the years. One of the most important changes was that consent was given, to split and transfer the right of long lease to a third party. This however, can only be done, after specific conditions are met, see the Island Decree of May 24, 1989 number 973. One of these conditions is that the property that is split off has to have a building on it, before it can be transferred.
Since it concerns longlease property, the only part that can be sold is the right of long lease(value) and the value of the building on the lot that is transferred. PBDC cannot transfer the land itself; tjat ownership belongs to the Island Territory.”</i>
3.2 Eiseres heeft het Gerecht verzocht:
<i>“a. het beroep van verzoekster gegrond te verklaren
b. de beschikking van verweerder zoals verwoord in haar brief van 17 maart 2010 te vernietigen en verweerder op te dragen dan wel te bevelen aan verzoekster de bij brief van 5 mei 2009 verzochte meetbrieven af te geven en voorts toestemming te verlenen om de weg aan te leggen zoals verzocht op 14 mei 2009 de fictieve weigering van verweerder nietig te verklaren en verweerder op te dragen dan wel te bevelen aan verzoekster de bij brief van 5 mei 2009 verzochte meetbrieven af te geven en om verzoekster toestemming te verlenen om de weg aan te leggen zoals verzocht op 14 mei 2009.”</i>
Aan dit verzoek liggen, letterlijk weergegeven uit het beroepschrift, de volgende stellingen ten grondslag:
<i>“Als produktie 5-a wenst verzoeker in het geding te brengen de erfpachtuitgifte aan Welkom Development Corporation, als produktie 5-b de uitgifte van verzoeker en als produktie 5-c wijzigingen die in 1989 in de erfpachtvoorwaarden zijn aangebracht. Uit deze stukken blijkt nergens dat het perceel slechts kan worden afgescheiden (verdeeld in afzonderlijke meetbrieven) en dat het recht van erfpacht slechts kan worden overgedragen, indien (eerst) een gebouw op het perceel wordt opgetrokken. Integendeel, ingevolge het besluit van 24 mei 1989 (produktie 5-c) volgt ondubbelzinnig dat aan verzoekster toestemming wordt verleend het recht van erfpacht te splitsen en aan derden (in haar geheel of in gedeeltes) te verkopen (zie artikel 5-c).
De in haar brief van 17 maart 2010 door verweerder gestelde eis dat op dit perceel eerst een gebouw moet worden opgetrokken, wordt pas thans door verweerder gefabriceerd.
Verzoekster is van oordeel dat verweerder niet in strijd met het bepaalde in de erfpachtsvoorwaarden, eisen kan stellen, en m.n. geen eisen die (onredelijk) bezwarend zijn voor verzoekster.
Indien de brief van 17 maart 2010 kan worden gezien als een weigering van de op resp. 5 mei 2009 en 14 mei 2009 verzochte toestemming (om het perceel in een
8-tal meetbrieven onder te verdelen en om een weg aan te leggen) dan heeft verzoekster recht en belang om van deze weigering in beroep te komen.
Indien de brief van 17 maart 2010 niet als een beslissing op het verzoek van resp. 5 mei 2009 en 14 mei 2009 kan worden gezien, is er sprake van een fictieve weigering zijdens verweerder. Immers, is de redelijke termijn verstreken waarbinnen verweerder op deze verzoeken een beslissing had moeten nemen.”</i>
3.3 Ingevolge het bepaalde in artikel 7, eerste lid, van de Lar kan de natuurlijke persoon die door een beschikking rechtstreeks in zijn belangen is getroffen beroep instellen op het Gerecht.
In artikel 3, lid 1, van de Lar is verwoord dat onder een beschikking wordt verstaan een schriftelijk besluit van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling die niet van algemene strekking is.
In artikel 3, lid 2, van de Lar is verwoord dat met een beschikking gelijk wordt gesteld een weigering om een beschikking te geven.
Ingevolge het bepaalde in artikel 3, lid 3, van de Lar wordt de beschikking geacht te zijn geweigerd als de wettelijk voorgeschreven beslistermijn, of bij het ontbreken van een wettelijk voorgeschreven beslistermijn: een redelijke beslistermijn, is verstreken.
<b><i>ten aanzien van de aanlegvergunning</i></b>
Voor wat betreft de aanlegvergunning heeft verweerder in zijn verweerschrift aangevoerd dat eiseres nagelaten heeft de vergunning, die reeds sinds november 2009 gereed ligt, tegen betaling van leges af te halen.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft eiseres haar beroep gericht tegen de weigering te beslissen op het verzoek om een aanlegvergunning ingetrokken doch het verzoek om een proceskostenveroordeling gehandhaafd.
Het Gerecht acht inderdaad termen aanwezig om een proceskostenveroordeling uit te spreken nu uit de gedingstukken blijkt dat de leges voor de aanlegvergunning op 25 mei 2009 zijn betaald en de vergunning op 23 juni 2010, derhalve na het indienen van het beroepschrift, is ingediend.
Te doen gebruikelijk worden de proceskosten bepaald op NAF 1.400,--, zijnde
1 punt a NAF 700,-- voor het beroepschrift en 1 punt a NAF 700,-- voor de mondelinge behandeling.
<b<<i>ten aanzien van de brief van 17 maart 2010</b></i>
Verweerder stelt zich, althans zo verstaat het Gerecht verweerder, primair op het standpunt dat het beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu het geschil tussen partijen een privaatrechtelijke aangelegenheid betreft.
Het Gerecht laat in het midden of verweerders brief van 17 maart 2010 wel moet worden aangemerkt als een antwoord op de brief van de gemachtigde van eiseres van 12 maart 2010. Het Gerecht is van oordeel dat de brief geen beschikking is als bedoeld in artikel 3 Lar en evenmin is er sprake van een fictieve weigering om te beslissen. Het besluit een perceel grond in erfpacht uit te geven betreft het nemen van een beschikking ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling (het verlijden van een akte van erfpacht). Tegen zo’n beschikking (en het weigeren zo’n beschikking te nemen) is ingevolge het bepaalde in artikel 7, lid 2 sub f, van de Lar geen beroep mogelijk (GHvJ, 29 november 2007, HLAR 31/07, LJN: BG3820). Geschillen over het in casu genomen erfpachtsbesluit (uitleg, wijziging etc.) horen dan ook thuis bij de burgerlijke rechter.
Het beroep van eiser wordt derhalve niet-ontvankelijk verklaard.
4. Beslissing.
Het Gerecht:
<i>ten aanzien van de aanlegvergunning</i>
veroordeelt het land Sint Maarten om aan eiseres te betalen een bedrag ad NAF 1.400,-- als vergoeding voor gemaakte proceskosten;
veroordeelt het land Sint Maarten om aan eiseres te betalen NAF 150,--, zijnde het door eiseres betaalde griffierecht;
<i>ten aanzien van de brief van 17 maart 2010</i>
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.W.J. van Veen, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 3 januari 2011.