ECLI:NL:OGEAM:2010:BY1351

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
29 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
KG 175/2010
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en beëindiging zonder opzegtermijn

In deze zaak heeft de werknemer, eiser, gesteld dat hij voor onbepaalde tijd in dienst is bij de gedaagde, Tropical Management N.V., en dat de opzeggingsbepalingen van het Burgerlijk Wetboek (BW) van toepassing zouden moeten zijn. Het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten heeft op 29 oktober 2010 uitspraak gedaan in een kort geding, waarin het de vordering van eiser heeft afgewezen. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 7 september 2010 werd ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 oktober 2010 heeft eiser zijn eis aangevuld, maar het Gerecht heeft deze aanvulling buiten beschouwing gelaten omdat deze niet tijdig was ingediend.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat er geen sprake is van een zogenaamde 'draaideurconstructie', waarbij arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd afgewisseld worden met perioden van werkloosheid bij een andere werkgever. Eiser heeft in totaal zeven arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd gehad met gedaagde, waarbij tussen sommige overeenkomsten periodes van meer dan drie maanden zaten. Het Gerecht concludeert dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd volgens artikel 7A:1615fa BW, omdat er tussen de arbeidsovereenkomsten voldoende tussenliggende perioden waren.

Daarnaast heeft het Gerecht geoordeeld dat de opzegbepalingen van het BW niet van toepassing zijn, omdat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd eindigt door het verstrijken van de overeengekomen periode, tenzij partijen een opzegtermijn zijn overeengekomen. In dit geval was er geen dergelijke afspraak gemaakt. Eiser is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op NAF 1.000,-- aan salaris voor de gemachtigde van gedaagde. Het vonnis is uitgesproken in het openbaar, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
Zaaknummer: KG 175/2010
Datum: 29 oktober 2010
Vonnisnr.
KORT GEDING
VONNIS
in de zaak van:
[eiser],
wonende op Sint Maarten,
eiser,
gemachtigde: mr. B.P. Hart,
tegen:
de naamloze vennootschap
TROPICAL MANAGEMENT N.V.,
gevestigd op Sint Maarten,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.O. Kortenoever.
1. Het verloop van de procedure.
Namens eiser is op 7 september 2010 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier een verzoekschrift (met producties) ingediend.
Mondelinge behandeling van het verzoekschrift heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 22 oktober 2010. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd die op schrift gestelde pleitaantekeningen heeft voorgedragen en overgelegd. Voor gedaagde is verschenen de heer [x], bijgestaan door de gemachtigde voornoemd die eveneens op schrift gestelde pleitaantekeningen heeft voorgedragen en overgelegd.
Vonnis is bepaald op heden.
2. Het geschil.
Eiser heeft het Gerecht verzocht om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
“1. Gedaagde te veroordelen de arbeidsovereenkomst voort te zetten en het bedongen salaris door te betalen, e.e.a. vermeerderd met de wettelijke vertragingsrente;
2. Voorts gedaagde te bevelen om het overeengekomen loon en emolumenten te blijven door betalen totdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op rechtsgeldige wijze zal zijn beëindigd;
3. Dit alles met veroordeling van gedaagde in de kosten van het geding.”
Gedaagde heeft verweer gevoerd.
Bij aanvang van de mondelinge behandeling heeft eiser zijn eis aangevuld. Hoe de aanvulling aansluit op het in het verzoekschrift geformuleerde petitum is het Gerecht onduidelijk. Het Gerecht ziet aanleiding artikel 52 Procesreglement toe te passen: de akte aanvulling van eis is niet tijdig ingediend en blijft buiten beschouwing.
3. De beoordeling van het geschil.
3.1 De volgende feiten staan vast.
- Eiser is van 24 mei 1995 tot en met 15 november 1995 in de functie van bartender op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in dienstbetrekking van Vegas Amusement N.V. werkzaam geweest.
- Eiser is van 16 juni 1998 tot en met 15 juli 1999 in de functie van bartender werkzaam geweest bij Vegas Amusements N.V.
- Vanaf 16 oktober 2002 is eiser werkzaam geweest als Slot Attendant A in dienst van gedaagde. Eiser en gedaagde zijn steeds arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd aangegaan en wel de arbeidsovereenkomsten van de navolgende duur:
• 16 oktober 2002 - 15 oktober 2003
• 15 oktober 2003 - 15 oktober 2004
• 16 oktober 2004 – 15 oktober 2005
• 18 januari 2006 – 17 januari 2007
• 18 januari 2007 – 17 januari 2008
• 18 januari 2008 – 17 januari 2009
• 1 mei 2009 – 31 april 2010
- Bij brief van 19 april 2010 heeft gedaagde eiser bericht: we will not be renewing your contract at this time. However we will retain your name in our files for future reference.
3.2 Aan de vordering van eiser liggende de volgende stellingen ten grondslag:
- Aangezien eiser reeds meer dan vier verlengingen van de arbeidsovereenkomsten met gedaagde is aangegaan, is eiser van mening dat hij momenteel voor onbepaalde tijd in dienst is bij gedaagde;
- Nu partijen in de laatste arbeidsovereenkomst geen opzeggingsclausule hebben bedongen moesten de opzeggingsbepalingen van het BW worden gehanteerd;
- Er is sprake van een ongeoorloofde draaideurconstructie.
3.3 Gedaagde heeft verweer gevoerd. Voor zover van belang voor de beoordeling van het geschil wordt hierna op dit verweer ingegaan.
3.4 Het gaat in deze zaak in essentie om de vraag of eiser inmiddels (na vele arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd) geacht moet worden voor onbepaalde tijd in dienst van gedaagde te zijn. Ter beantwoording van deze vraag overweegt het Gerecht allereerst dat hij “voorbij zal gaan” aan de eerste twee arbeidsovereenkomsten. Al zou Vegas Amusements N.V. tot hetzelfde concern behoren als gedaagde, tussen de eerste en tweede arbeidsovereenkomst zit een periode van 2,5 jaar en tussen de tweede en derde arbeidsovereenkomst een periode van één jaar. Het Gerecht overweegt verder dat hij eiser niet volgt waar hij opmerkt dat er sprake is van een zogenaamde “draaideurconstructie”. Het kenmerk van een draaideurconstructie is dat arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd bij één werkgever worden afgewisseld met perioden waarin de werknemer in dienst was van een uitzendbureau of van een andere werkgever terwijl hij in feite hetzelfde bleef doen voor de eerste werkgever. In casu is hiervan geen sprake. Eiser is van 16 oktober 2002 tot en met 30 april 2010 in dienstbetrekking van gedaagde werkzaam geweest. Tussen de eerste drie opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd en de vierde arbeidsovereenkomst ligt een periode van drie maanden en drie dagen. Tussen de drie daarop volgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd en de laatste arbeidsovereenkomst ligt een periode van drieënhalve maand. In deze tussenliggende perioden is eiser niet op enigerlei wijze voor gedaagde werkzaam geweest. Naar de letterlijke tekst van artikel 7A: 1615fa, lid 1, BW is niet voldaan aan de in dit artikel gestelde voorwaarden voor een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Immers er zijn twee tussenliggende perioden van meer dan drie maanden te duiden. Voor zover eiser heeft willen betogen dat er sprake is van ongeoorloofde ontduiking en uitholling van artikel 7A:1615fa BW dan wel van misbruik van recht (HR 29 juni 2007, LJN:BA2504) overweegt het Gerecht dat eiser daarvoor onvoldoende heeft aangevoerd. Het enkele feit dat een werkgever en een werknemer na een periode van drie maanden of meer weer een nieuwe arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aangaan is daarvoor onvoldoende. Ook nu, zoals in casu, er al sprake is van twee reeksen van elkaar opvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd.
3.5 Het betoog van eiser dat de opzegbepalingen van het BW niet in acht zijn genomen faalt evenzeer. Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd eindigt door het verstrijken van de overeengekomen periode. Opzegging is alleen nodig indien partijen dit zijn overeengekomen. Het Gerecht ziet nergens in de overeenkomst van 28 april 2009 dat partijen een opzegtermijn zijn overeengekomen.
3.6 Als de in het ongelijk gestelde partij wordt eiser veroordeeld in de proceskosten.
4. De beslissing.
Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
wijst de vordering af;
veroordeelt gedaagde in de kosten van deze procedure deze voor zover gerezen aan de zijde van gedaagde en tot op heden begroot op NAF 1.000,-- aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.W.J. van Veen, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 29 oktober 2010.