ECLI:NL:OGEAC:2025:97

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
24 juni 2025
Zaaknummer
500.00171/24
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.A. Carmelia
  • N.R.H. Marsera
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging PIJ-maatregel in strafzaak wegens poging verkrachting en ontucht

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedatum 1] 2004 te [geboorteplaats], die thans gedetineerd is in Curaçao, heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 21 mei 2025 uitspraak gedaan. De zaak betreft de oplegging van een PIJ-maatregel na een poging tot verkrachting en ontucht. De verdachte is beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen en het proberen te verkrachten van een 73-jarige vrouw op 11 maart 2023. Tijdens de openbare terechtzitting op 30 april 2025 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.J. Eisden. De officier van justitie, mr. M. Dennaoui-Simon, eiste dat het Gerecht het ten laste gelegde bewezen zou verklaren en de PIJ-maatregel zou opleggen. De benadeelde partij heeft zich gevoegd in het proces met een vordering tot schadevergoeding van NAf 4.000,-. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het bevoegd was om de zaak te behandelen. Na het horen van de getuigen en het onderzoek van de bewijsmiddelen, heeft het Gerecht de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten. De verdachte heeft ontkend de dader te zijn, maar het Gerecht heeft geen reden gevonden om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster te twijfelen. De PIJ-maatregel werd opgelegd op basis van de rapporten van psychologen en een psychiater, die de verdachte een lichte verstandelijke beperking toeschreven. Het Gerecht heeft de vordering tot schadevergoeding toegewezen en de verdachte veroordeeld tot betaling van het bedrag aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Parketnummer: 500.00171/24

Uitspraak: 21 mei 2025 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[Verdachte],

geboren op [geboortedatum 1] 2004 te [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats] , [adres 1],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 30 april 2025. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.J. Eisden, advocaat in Curaçao.
De benadeelde partij [benadeelde partij ] heeft zich ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. M. Dennaoui-Simon heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte ter zake het tenlastegelegde feit de maatregel ex artikel 1:174 van het Wetboek van Strafrecht zal opleggen van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna PIJ-maatregel).
De raadsvrouw heeft verweer gevoerd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting – ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks 11 maart 2023 althans de maand maart 2023, te
Curaçao, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/ of bedreiging met geweld
of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [benadeelde partij ] (geboren [geboortedatum 2] 1949) te
dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of
mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[benadeelde partij ] - bij de woning van die [benadeelde partij ] (gedurende de voor de nachtrust bestemde
tijd, althans omstreeks 4:00 uur) aan het (slaapkamer)raam heeft gemorreld
en/of vervolgens te verzoeken het raam te openen en/of
- die [benadeelde partij ] op heeft gedragen om de deur open te maken en/ of
- die [benadeelde partij ] een stoot, althans een duw, heeft gegeven waardoor die
[benadeelde partij ] ten val kwam en/of
- de nachtjapon, althans het kledingstuk van die [benadeelde partij] omhoog heeft
getrokken en/ of
- aan de borsten van die [benadeelde partij] heeft gezogen en/of
- met zijn (stijve) penis tegen het lichaam van die [benadeelde partij] heeft gewreven
en/of
- die [benadeelde partij] heeft opgedragen haar benen te spreiden en/of
- heeft geworsteld met die [benadeelde partij] waardoor die [benadeelde partij] letsel aan neus
en/of mond en/of kaak, althans het lichaam heeft verkregen en/of
- heeft getracht die [benadeelde partij] met zijn penis te penetreren;
- ( aldus) voor die [benadeelde partij] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art. 2:197 jo. 1:119 wetboek van strafrecht)
en/of
dat hij in of omstreeks 11 maart 2023 althans de maand maart 2023, te Curaçao, [benadeelde partij] door geweld of een andere feitelijkheid en/ of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, door
- ( gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, althans omstreeks 4:00
uur) bij de woning van die [benadeelde partij] aan het
(slaapkamer)raam te morrelen en/ of haar te vragen om het raam te
openen en/ of
- die [benadeelde partij] op te dragen om de deur open te maken
en/ of
- die [benadeelde partij] een stoot, althans een duw, te geven
waardoor die [benadeelde partij] ten val kwam en/ of
- de nachtjapon, althans het kledingstuk van die [benadeelde partij]
omhoog te trekken en/ of
- met zijn mond aan de borst(en) van die [benadeelde partij]
zuigen en/ of
- met zijn (stijve) penis tegen het lichaam van die [benadeelde partij]
te wrijven en/ of
- die [benadeelde partij] op te dragen haar benen te spreiden en/ of
- met die [benadeelde partij] te worstelen waardoor die [benadeelde partij]
letsel aan neus en/ of mond en/ of kaak, althans het
lichaam heeft verkregen en/ of (aldus) voor die [benadeelde partij] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan,;
(artikel 2:201 Wetboek van Strafrecht)
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij
in of omstreeksop11 maart 2023
althans de maand maart 2023,te
Curaçao, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
door geweld
of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/ of bedreiging met geweld
of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)[benadeelde partij]
(geboren [geboortedatum 2] 1949)te
dwingen tot het ondergaan van
(een)handeling
(en
)die bestond
(en
)uit
of
mede bestond(en) uithet seksueel binnendringen van het lichaam van die
[benadeelde partij]
- bij de woning van die [benadeelde partij] (gedurende de voor de nachtrust bestemde
tijd, althans omstreeks 4:00 uur) aan het (slaapkamer)raam heeft gemorreld
en
/of vervolgens te verzoeken het raam te openen en/of
- die [benadeelde partij] op heeft gedragen om de deur open te maken en
/ of
- die [benadeelde partij] een stoot,
althans een duw,heeft gegeven waardoor die
[benadeelde partij] ten val kwam en
/of
- de
nachtjapon,
althans het kledingstuk van die [benadeelde partij]omhoog heeft getrokken
en
/ of
- aan de borsten van die [benadeelde partij] heeft gezogen en/of
- met zijn
(stijve
)penis tegen het lichaam van die [benadeelde partij] heeft gewreven
en
/of
- die [benadeelde partij] heeft opgedragen haar benen te spreiden en
/of
- heeft geworsteld met die [benadeelde partij] waardoor die [benadeelde partij] letsel aan neus
en
/ofmond en
/ofkaak,
althans het lichaamheeft verkregen en
/of
- heeft getracht die [benadeelde partij] met zijn penis te penetreren;
-
(aldus
)voor die [benadeelde partij] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en
dat hij
in of omstreeksop11 maart 2023
althans de maand maart 2023, te Curaçao,
[benadeelde partij] door geweld
of een andere feitelijkheid en/ of
bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van een of meer ontuchtige handelingen, door
- (gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, althans omstreeks 4:00
uur) bij de woning van die [benadeelde partij] aan het
(slaapkamer)raam te morrelen en/ of haar te vragen om het raam te
openen en/ of
- die [benadeelde partij] op te dragen om de deur open te maken

en/ of

- die [benadeelde partij] een stoot, althans een duw, te geven

waardoor die [benadeelde partij] ten val kwam en/ of

- de nachtjapon, althans het kledingstuk van die [benadeelde partij]

omhoog te trekken en/ of

- met zijn mond aan de borst
(en
)van die [benadeelde partij] te
zuigen
en/ of
- met zijn (stijve) penis tegen het lichaam van die [benadeelde partij]

te wrijven en/ of

- die [benadeelde partij] op te dragen haar benen te spreiden en/ of
- met die [benadeelde partij] te worstelen waardoor die [benadeelde partij]
letsel aan neus en/ of mond en/ of kaak, althans het
lichaam heeft verkregen en/ of
(aldus) voor die [benadeelde partij] een bedreigende situatie heeft doen
ontstaan,;
(artikel 2:201 Wetboek van Strafrecht)
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste gelegd is dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd; omwille van de leesbaarheid zijn ook wijzigingen aangebracht in de bewezenverklaring (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Curaçao.
1.benadeelde partij] deed op 11 maart 2023 aangifte. Zij heeft bij die gelegenheid, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:

“Op 11 maart 2023 lag ik in mijn bed aan het slapen. (…) Omstreeks 04:00 uur werd ik wakker. (…) Op dat moment hoorde ik alsof iemand aan mijn slaapkamerschuifraam aan het bemoeien was. Ik deed meteen de gordijn open om te kijken wat er gaande was. Op dat moment zag ik een voor mij onbekende jongeman die naar mij keek. Ik vroeg hem zonder het raam te openen waar hij mee bezig was en dat hij van mijn erf weg moest gaan. Hij gaf mij uitdrukkelijk te kennen dat hij niet zal weggaan en dat ik de deur van mijn huis voor hem open moest maken. Ik had hem weer gezegd dat hij weg moet gaan. (…) Toen ik de deur opendeed, kwam ik hem direct tegen. Hij gaf mij met kracht een stoot met gevolg dat ik op de keukenvloer terecht kwam. Hierna trok hij meteen mijn japon naar boven. (…)Hij haalde meteen zijn penis tevoorschijn. Ik zag dat hij een stijve penis had. Ik deed mijn benen meteen dicht zodat hij mij niet kon penetreren. Hij bleef met zijn penis aan mij lichaam wrijven. Hij probeerde mij op mijn buik te krijgen. Er ontstond een worstelingen tussen ons. (…) Tijdens de worsteling had ik een fractuur aan mijn neus opgelopen. Hierna begon hij mij met kracht te wurgen en maande hij mij met een dreigende stem aan om mijn benen te spreiden. Ik gaf geen gehoor aan hem. Hierna begon hij mij met kracht met zijn handen tegen mijn beide bovenbenen te dwingen mijn benen te spreiden. Hierdoor voelde ik veel pijn, maar ik had mijn benen niet gespreid. Hij wilde mij met zijn stijve penis vaginaal penetreren. (…) Hierna stond de man van de stoel op, kwam weer op mij af en duwde mij met kracht tegen de vloer. Ik bleef in een liggende positie met mijn rug tegen de vloer. Vervolgens trachtte hij mij weer met zijn penis te penetreren. Wij begonnen weer met elkaar te worstelen. Hij trachtte mij weer op mijn buik te krijgen door mij om te draaien.

(…) Tijdens de worsteling liep ik een fractuur aan mijn neus en een tand van mij was losgeraakt.” [2]
2.De arts, [Arts], heeft op 13 maart 2023, een geneeskundig rapport opgesteld:
“ Op 11-3-23 zag ik [benadeelde partij] (27-11-49)(het Gerecht begrijpt: de aangeefster)
. Vanmorgen vroeg heeft een man geprobeerd [benadeelde partij] in haar woning te verkrachten.
Verwondingen:
Niet zichtbaar: pijnlijke keel, rechter thorax en beide armen.
Zichtbaar: Losse element in de onderkaak, schaafwonden neusrug en mondhoeken.
Foto’s zijn gemaakt en forensisch onderzoek heeft plaats gevonden.” [3]
3.De getuige [getuige] heeft op 27 februari 2024 een verklaring bij de politie afgelegd. Zij heeft bij die gelegenheid, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
“Op 11 maart 2023, werd ik door mijn buurvouw opgebeld. Mijn buurvrouw heet
[benadeelde partij](het Gerecht begrijpt: de aangeefster)
. Zij had mij opgebeld, omdat een jongeman in haar woning met haar zou hebben gevochten. Nadat zij mij opgebeld had liep ik meteen naar haar toe. Bij [benadeelde partij] aangekomen zag ik dat [benadeelde partij] zeer angstig was. Ik vroeg haar hoe bedoelde jongeman haar woning binnengegaan was. [benadeelde partij] had tegen mij gezegd dat bedoelde jongeman aan de ramen van haar woning stond te schreeuwen, dat zij de deur van haar woning voor hem open moest doen. Ook zei [benadeelde partij] dat zij de deur van de keuken open had gemaakt om hulp bij mij te zoeken. [benadeelde partij] zei verder dat zij dacht dat bedoelde jongeman weg was gegaan, daarom deed zij de deur van de keuken open om bij mij te komen. Verder had [benadeelde partij] tegen mij gezegd dat eenmaal zij de deur open had gemaakt kwam bedoelde jongeman binnen en gooide haar op de grond ter hoogte van de koelkast. Zij was op haar rug gevallen. Bedoelde man zou met haar gevochten hebben en hij had de borsten van [benadeelde partij] gezogen en probeerde [benadeelde partij] te verkrachten.” [4]
4.De verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben als forensisch specialist een dactyloscopisch onderzoek gedaan. Zij hebben zakelijk weergegeven het volgende gerelateerd:

“Op grond van het door ons uitgevoerde dactyloscopisch onderzoek komen wij tot de conclusie dat het sporen onder de nummers 15528 en 15529 aangetroffen op raam noordelijke kant van de woning [adres 2] dat bij een forensisch onderzoek dat op zaterdag 11 maart 2023 werd ingesteld door forensisch specialist [verbalisant 1] naar aanleiding van een poging tot verkrachting, identiek is aan een afdruk van rechterhandpalm van [verdachte] geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2004.

Vanwege de eenmaligheid van vinger- en handpalmafdrukken houdt in dat deze sporen
afkomstig zijn van [verdachte] voornoemd en tevens deze sporen van niemand
anders afkomstig kunnen zijn.” [5]
5.De aangeefster [benadeelde partij] heeft op 11 maart 2024 nader aangifte gedaan. Zij heeft bij die gelegenheid zakelijk weergegeven het volgende verklaard:
“ M: In verband met het onderzoek werd uw buurvrouw 27 februari 2024 gehoord als
eerste persoon die u verteld had wat er met u gebeurd was. Uw buurvrouw verteld dat bedoelde jongeman uw borsten zou hebben gezogen.
V: Wat heb u hierover te verklaren?
A: Ja, hij had mijn borsten inderdaad gezogen. Ik ben u dat vergeten te zeggen.” [6]
6.Op 6 maart 2024 is een meerkeuze fotoconfrontatie met de aangeefster [benadeelde partij] gedaan. De verbalisant [verbalisant 3] heeft zakelijk het volgende hierover gerelateerd:
(…) “Op bedoelde kaart staan 10 foto’s van verdachten voorkomende uit de cartotheek van het team forensische opsporing genummerd van 1 tot het met 10. Zonder te aarzelen wees de aangeefster mij, verbalisant, op de foto confrontatiekaart aangeduid met letter “B”, de foto onder nummer drie en verklaarde het volgende:
“Ik herken de jongeman aangeduid op de foto onder nummer drie als de jongeman die ik in mij verklaring bedoel. Hij is degene die mij trachtte te verkrachten.
Opmerking verbalisant:
Op de fotokaart aangeduid met letter “B” onder nummer drie staat de foto van de verdachte genaamd:[verdachte], geboren op [geboortedatum 1] 2004 te Curaçao en wonende [adres 1].” [7]
Bewijsoverwegingen
Het Gerecht overweegt als volgt. De afgelegde verklaringen van de aangeefster staan niet op zichzelf. Naast haar verklaringen zijn er ook andere onderzoeksbevindingen in het dossier. Het dossier bevat de getuige verklaring van haar buurvrouw en ook technische bevindingen, met name de dactyloscopische resultaten van het onderzoek van het team forensische opsporing. Deze bevindingen geven steun aan de verklaring van de aangeefster. Het Gerecht heeft aan de hand hiervan geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van haar verklaring. Het Gerecht gaat dan ook voorbij aan de ontkenning van de verdachte dat hij op 11 maart 2023 in de woning van de aangeefster is geweest en dat hij heeft geprobeerd haar te verkrachten.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:197 juncto artikel 1:119 en artikel 2:201 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

Poging tot verkrachting

en

Feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van maatregel
De officier van justitie en de raadsvrouw stellen zich op het standpunt dat op grond van de rapporten van de psychiater en de psycholoog, in casu het jeugdstrafrecht moet worden toegepast.
De officier van justitie vordert dat het Gerecht het advies van de deskundigen zal volgen, en aan verdachte de PIJ-maatregel zal opleggen.
De raadsvrouw is van mening dat de PIJ-maatregel niet op zijn plaats is en dat de verdachte thuis begeleid moet worden door de reclassering.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte was ten tijde van het plegen van het delict 18 jaar oud. Dit betekent dat in beginsel het volwassenenstrafrecht van toepassing is. Het Gerecht mag echter op grond van artikel 1:159 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) het volwassenenstrafrecht buiten toepassing laten, en recht doen overeenkomstig het jeugdstrafrecht, indien het Gerecht daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
Het Gerecht is van oordeel dat gezien de ernst van de bewezenverklaarde feiten, en de omstandigheden waaronder die feiten zijn begaan, zonder twijfel de toepassing van het volwassenenstrafrecht gerechtvaardigd zou zijn. De verdachte heeft ’s nacht de woning van een vrouw van 73 jaar oud betreden en heeft geprobeerd om tegen haar wil seks met hem te hebben. Dat het de verdachte niet gelukt is om het slachtoffer te verkrachten, is niet te danken aan de verdachte, maar aan het dappere optreden van de aangeefster die door flink te worstelen met de verdachte en zich hevig te verzetten tegen de aanranding door de verdachte zich heeft weten te verdedigen. Ook al heeft de verdachte de aangeefster niet gepenetreerd, heeft hij wel ontuchtige handelingen met haar gepleegd en heeft hij geweld tegen haar gebruikt. De gedraging van de verdachte maakt ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het slachtoffer heeft bovendien een bijzondere kwetsbaarheid door haar leeftijd. Daarnaast heeft verdachte bijgedragen aan gevoelens van onveiligheid die in de maatschappij bestaan.
De verdachte heeft ontkend de dader te zijn geweest en heeft geen motief voor zijn daden gegeven. Met zijn ontkenning heeft verdachte bovendien geen verantwoording genomen voor zijn daden en heeft hij geen openheid van zaken gegeven of willen geven. Het Gerecht rekent dit alles de verdachte zwaar aan.
Naast de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze gepleegd zijn, dient het Gerecht ook naar de persoon van de verdachte te kijken. In dit verband heeft het Gerecht acht geslagen op het in augustus 2024 door de psychologen [psycholoog 1] en [psycholoog 2] over verdachte opgemaakte rapport, en op het in december 2024 door psychiater [psychiater] over verdachte opgemaakte rapport.
Het rapport van de psychologen houdt onder meer het volgende in:
“Onderzochte lijdt aan een lichte verstandelijke beperking, zoals blijkt uit een IQ-score van 67. Dit duidt op cognitieve en emotionele ontwikkelingskenmerken die vergelijkbaar zijn met die van een kind tussen de 8 en 12 jaar oud. Deze beperking beïnvloedt zijn vermogen om abstracte concepten te begrijpen, complexe problemen op te lossen, en sociale normen te interpreteren. Zijn niveau van zelfredzaamheid en dagelijks functioneren is eveneens beperkt, wat zijn capaciteiten om verantwoordelijkheden te beheren en emoties te reguleren beïnvloedt. Ten tijde van het ten laste gelegde feit werd onderzochte eveneens beïnvloed door deze intellectuele en emotionele beperkingen. De beperking resulteert in moeite met het begrijpen van complexe juridische en sociale normen en met het reguleren van impulsen en emoties, wat zijn vermogen om adequaat te reageren op morele en juridische verantwoordelijkheden kan hebben beperkt. Deze factoren wijzen op een verminderde toerekeningsvatbaarheid, waarbij zijn beperkte intellectuele en emotionele capaciteiten invloed hebben gehad op zijn vermogen om de gevolgen van zijn daden volledig te overzien en te controleren. Daarom kan het advies zijn om het ten laste gelegde feit in verminderde mate toe te rekenen aan de onderzochte.”
Het rapport van de psychiater houdt onder meer het volgende in:
“Bijna 20-jarige jongeman met een lichte verstandelijke beperking, emotioneel
functionerend op het niveau van een 12- tot 15-jarige, pedagogisch verwaarloosd, met weinig sociale vaardigheden en ongemanierd gedrag, die in 2023 tweemaal onder invloed van alcohol een agressief delict heeft gepleegd. Eerst in maart 2023 agressie naar en een poging tot verkrachting van een 74-jarige vrouw en later in oktober 2023 agressie naar een vrouwelijke automobilist met vernielingen aan haar auto.”
“Om de recidivekans te beperken wordt geadviseerd om hem via het jeugdstrafrecht een PIJ-maatregel op te leggen waarbij een pedagogische aanpak op zijn niveau van belang is met speciale aandacht voor sociale vaardigheden, agressie regulatie, seksuele voorlichting en alcoholgebruik. De PIJ zou in het JJIC ten uitvoer gebracht kunnen worden en mogelijk gedeeltelijk in Brasami.”
De psychiater en de psychologen schrijven dat vanwege de verstoorde persoonlijkheidsontwikkeling bij de verdachte een verhoogde kans op recidive bestaat. De deskundigen adviseren om aan verdachte de PIJ-maatregel op te leggen, vanuit de gedachte dat het doel van deze maatregel is om de verdachte te resocialiseren en daarmee het recidivegevaar te verkleinen.
Het Gerecht acht de rapporten zorgvuldig tot stand gekomen en de conclusies voldoende onderbouwd en neemt daarom de inhoud daarvan over en maakt deze tot de zijne.
De PIJ-maatregel is opgenomen in artikel 1:174 tot en met 1:176 Sr. Ingevolge artikel 1:174 eerste lid Sr dient voor de oplegging daarvan aan een drietal cumulatieve voorwaarden te worden voldaan . Het Gerecht stelt vast dat voldaan is aan deze voorwaarden. Het Gerecht stelt ook vast dat is voldaan aan het bepaalde in artikel 1:174, tweede lid Sr, te weten dat de feiten de verdachte vanwege een gebrekkige ontwikkeling niet volledig kunnen worden toegerekend. Het derde lid van dat artikel schrijft voor dat de PIJ-maatregel slechts kan worden opgelegd na een daartoe strekkend advies van een of meer gedragsdeskundigen. Op grond van de uitgebrachte adviezen is het Gerecht, met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat ten aanzien van de verdachte het jeugdstrafrecht moet worden toegepast en dat de oplegging van een PIJ-maatregel passend en geboden is. Het Gerecht zal dan ook dienovereenkomstig beslissen.
Het Gerecht merkt voorts op dat de psychiater in zijn rapport heeft opgenomen dat de PIJ-maatregel in het JJIC ten uitvoer gebracht kan worden en mogelijk gedeeltelijk in Brasami. Zowel het JJIC als Brasami hebben pedagogisch medewerkers, psychologen en consulterende (jeugd)psychiaters.
Schadevergoeding
De benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt NAf 4.000,- . Omdat dit vonnis wordt gewezen na de invoering van de Caribische gulden, zal het hierna te vermelden bedrag met Cg worden aangeduid.
De benadeelde partij vordert een voorschot op de vergoeding van de geleden immateriële schade. Het Gerecht begrijpt dat de benadeelde partij zich daarmee voor de immateriële schade voor een deel van de vordering (het voorschot deel) heeft gevoegd in dit strafproces, onder voorbehoud van het recht het andere deel bij de burgerlijke rechter aanhangig te maken.
De verdediging heeft de vordering niet betwist. De verdediging heeft wel verzocht om het gevorderde bedrag te matigen.
Ten aanzien van de vordering tot de immateriële schadevergoeding overweegt het Gerecht dat een ernstige inbreuk is gepleegd op de persoonlijke levenssfeer en op de lichamelijke integriteit van de benadeelde partij. Het Gerecht acht op grond van het strafdossier en de onderbouwing van de vordering voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij psychische schade heeft geleden als gevolg van de bewezenverklaarde feiten. Het Gerecht begroot de geleden immateriële schade naar maatstaven van billijkheid op een bedrag van Cg 4.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 maart 2023, tot aan de dag van de algehele voldoening. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Voor een matiging als door de raadsvrouw bepleit, ziet het Gerecht derhalve geen aanleiding.
Het Gerecht ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen.
Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.
De proceskosten van de benadeelde partij zullen ten laste van de verdachte worden gebracht. Tot op heden zijn die proceskosten begroot op nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op artikel 1:133, zoals deze luid ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
Gelast de plaatsing van de verdachte in een inrichting voor jeugdigen;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij] geleden schade toe tot een bedrag van
Cg 4.000,- (zegge: vierduizend Caribische guldens),vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 maart 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde partij] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
Cg 4.000,- (zegge: vierduizend Caribische guldens),bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door vijftig (50) dagen jeugddetentie, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 maart 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan het Land daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan het Land in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. S.A. Carmelia, bijgestaan door mr. N.R.H. Marsera, (zittingsgriffier), en op 21 mei 2025 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Curaçao (Team Zedendelicten) d.d. 12 september 2024 en de onderzoeksnaam “Open Door”, doorgenummerde dossierpagina’s 1 – 72.
2.Proces-verbaal van aangifte, dossierpagina’s 5 t/m 8.
3.Schriftelijk bescheid, geneeskundig rapport, d.d. 13 maart 2023, dossierpagina 13.
4.Proces-verbaal getuigen verhoor [getuige], dossierpagina’s 20 t/m 22.
5.Proces-verbaal van het team forensische opsporing gesloten op 17 februari 2024, registratienummer 036/2024, dossierpagina’s 9 t/m 12.
6.Proces-verbaal 2e verhoor aangeefster, dossierpagina’s 9 t/m 12.
7.Proces-verbaal van fotoconfrontatie, dossierpagina’s 29 t/m 31.