In deze zaak, die op 11 april 2025 werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, hebben eisers CURKEY AUTOMOTIVE SOLUTIONS B.V. en twee natuurlijke personen een vordering ingediend tot opheffing van een conservatoir beslag dat door de ONTWIKKELINGSBANK VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN N.V. (OBNA) was gelegd. De eisers stelden dat het beslag onterecht was gelegd, omdat de vordering waarvoor het beslag was gelegd ondeugdelijk zou zijn en er voldoende zekerheid was geboden. De gedaagde bank had op 13 januari 2025 de kredietovereenkomst opgezegd wegens een betalingsachterstand en had het uitstaande bedrag van Cg 99.604,03 opgeëist. Op 28 januari 2025 legde de bank conservatoir beslag op roerende zaken van de eisers, waaronder inventaris van hun garage.
Tijdens de mondelinge behandeling op 28 maart 2025 werd het procesverloop besproken, inclusief de producties van beide partijen. De eisers voerden aan dat het beslag moest worden opgeheven, maar het gerecht oordeelde dat zij niet voldoende bewijs hadden geleverd voor hun stellingen. De rechter concludeerde dat de vordering van de gedaagde bank niet ondeugdelijk was en dat het beslag niet onnodig was gelegd. De belangenafweging viel in het voordeel van de gedaagde bank uit, omdat de eisers zelf verantwoordelijk waren voor de betalingsachterstand en er geen andere verhaalsmogelijkheden waren.
Uiteindelijk werd de vordering van de eisers afgewezen en werden zij veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde bank, die op Cg 1.500 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de proceskosten onmiddellijk moesten worden betaald, met de mogelijkheid van wettelijke rente bij te late betaling.