ECLI:NL:OGEAC:2025:94

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
19 juni 2025
Zaaknummer
CUR202501141 en CUR202501142
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing executoriaal beslag in kort geding wegens dwangschriften Ontvanger, geen sprake van misbruik van recht

In deze zaak, die betrekking heeft op de zaaknummers CUR202501141 en CUR202501142, heeft de besloten vennootschap Bokata Inter B.V. een kort geding aangespannen tegen de openbare rechtspersoon De Ontvanger van het Land Curaçao en De Inspecteur der Belastingen. Bokata Inter, die een restaurant exploiteert in de foodcourt van Sambil Curaçao, heeft over de jaren 2022 tot en met 2024 geen belastingen afgedragen. De Ontvanger heeft op 4 februari 2025 executoriaal beslag gelegd op roerende goederen van Bokata Inter, met een totale belastingschuld van Cg 475.590,07. Bokata Inter vordert in dit kort geding schorsing van het executoriaal beslag, een periode van zes maanden om haar administratie in te halen, en een betalingsregeling van Cg 1.500 totdat de juistheid van de belastingschuld is vastgesteld.

De rechter heeft vastgesteld dat de vorderingen van Bokata Inter zijn gebaseerd op de stelling dat het executoriaal beslag misbruik van bevoegdheid zou zijn, omdat het zou leiden tot faillissement en werkloosheid van haar werknemers. De Ontvanger heeft echter betoogd dat Bokata Inter een aanzienlijke belastingschuld heeft en dat de onderneming niet levensvatbaar is. De rechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van Bokata Inter moeten worden afgewezen, omdat er geen sprake is van misbruik van bevoegdheid door de Ontvanger. De rechter heeft ook geoordeeld dat Bokata Inter in de proceskosten moet worden veroordeeld, aangezien zij in het ongelijk is gesteld.

De beslissing van de rechter is dat de vorderingen van Bokata Inter in beide zaken worden afgewezen, en dat zij in de proceskosten wordt veroordeeld, die aan de zijde van de Ontvanger en de Inspecteur op nihil zijn begroot.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummers: CUR202501141 en CUR202501142
Vonnis in kort geding van 15 april 2025
inzake CUR202501141
de besloten vennootschap
BOKATA INTER B.V.,
gevestigd in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. G.C.A. Scheperboer-Parris,
tegen
de openbare rechtspersoon
DE ONTVANGER VAN HET LAND CURACAO,
zetelend in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R.L. Rosaria,
en inzake CUR202501142
de besloten vennootschap
BOKATA INTER B.V.,
gevestigd in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. G.C.A. Scheperboer-Parris,
tegen
de openbare rechtspersoon
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN,
zetelend in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R.L. Rosaria.
Partijen worden hierna Bokata Inter, de Ontvanger en de Inspecteur genoemd.

1.Het procesverloop

inzake CUR202501141 en inzake CUR202501142
1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • de verzoekschriften van 7 april 2025, met producties,
  • de op voorhand ingediende producties van de Ontvanger,
  • de nadere producties van Bokata Inter,
  • de mondelinge behandeling van 11 april 2024,
  • de pleitnotities.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

inzake CUR202501141 en inzake CUR202501142
2.1.
Bokata Inter exploiteert een restaurant dat is gevestigd in de foodcourt van Sambil Curaçao.
2.2.
Bokata Inter heeft over de jaren 2022 tot en met 2024 geen belastingen afgedragen.
2.3.
Op 4 februari 2025 heeft de Ontvanger executoriaal beslag gelegd ten laste van Bokata Inter op roerende goederen uit kracht van dwangschriften voor samen (thans en hierna:) Cg 475.590,07 (hierna: het executoriaal beslag). De openbare verkoopdatum is bepaald op 16 april 2025.

3.De vordering en de standpunten van partijen

inzake CUR202501141 en inzake CUR202501142
3.1.
Bokata Inter vordert dat het gerecht – samengevat – het executoriaal beslag schorst, Bokata Inter een periode van zes maanden toekent om haar achterstallige administratie in te halen en een betalingsregeling van Cg 1.500 vaststelt totdat de juistheid van de belastingschuld is vastgesteld, met veroordeling van de Ontvanger en de Inspecteur in de proceskosten.
3.2.
Bokata Inter legt in de kern aan haar vorderingen ten grondslag dat door het vertrek van haar administrateur in 2021 een achterstand is ontstaan. Zij heeft, direct nadat zij erachter kwam dat er sinds 2022 niet aan de fiscale verplichtingen is voldaan, in januari 2025 een nieuwe administrateur ingehuurd om de achterstand in onder meer de jaarrekeningen in te halen en het nodige te ondernemen om alle achterstallige aangiftes te doen. De Ontvanger heeft meerdere van de aanslagen ambtshalve opgelegd op basis van geschatte bedragen nu Bokata Inter niet aan haar aangifteplicht heeft voldaan. Als de Ontvanger overgaat tot executie, zal dat leiden tot het faillissement van Bokata Inter en tot werkloosheid van haar werknemers. Onder al deze omstandigheden is met het doorzetten van de executoriale verkoping sprake van misbruik van bevoegdheid zijdens gedaagden, aldus steeds Bokata Inter.
3.3.
De Ontvanger voert daartegen aan dat Bokata Inter een belastingschuld heeft van Cg 475.590,07, waaronder een schuld van Cg 122.025,07 op grond van de omzetbelasting. Dit bedrag is door haarzelf aangegeven in haar aangiften, maar nooit afgedragen. Daarom zijn zogenoemde run 2-aanslagen opgelegd die definitief en afdwingbaar zijn. Uit de bedrijfsresultaten van Bokata Inter volgt dat zij structureel verlies lijdt, omdat de bedrijfskosten hoger zijn dan de opbrengsten. Daarom kan niet worden gesproken van een levensvatbare onderneming met bestaansrecht. Bokata Inter heeft voorts geen werknemers geregistreerd bij SVB. Het belang van de Ontvanger bij voortzetting van de executie prevaleert volgens haar dan ook boven het belang van Bokata Inter.
3.4.
De Inspecteur concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van Bokata Inter. Dit omdat haar vorderingen betrekking hebben op aspecten van het invorderingsrecht, meer in het bijzonder de door Ontvanger gelegde beslagen, en niet op het heffingsgebied.

4.De beoordeling

inzake CUR202501141
4.1.
De vordering heeft betrekking op het executoriaal beslag en daarmee op de aanslagen en dwangschriften die aan dat beslag ten grondslag liggen.
4.2.
Aan het executoriaal beslag liggen dwangschriften als bedoeld in artikel 1 van de Landsverordening houdende regeling van de invordering van belastingen, bijdragen en vergoedingen door middel van dwangschriften alsmede van de rechtspleging inzake belastingen, bijdragen en vergoedingen (P.B. 1942-246, zoals gewijzigd, hierna: de Lv Dwanginvordering) ten grondslag. Een dergelijk dwangschrift levert een executoriale titel op, die met toepassing van de regels van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) ten uitvoer kan worden gelegd (artikel 3 Lv Dwanginvordering gelezen in verbinding met artikel 430 lid 1 Rv), bijvoorbeeld door middel van executoriaal beslag. Tegen deze tenuitvoerlegging kan de geëxecuteerde opkomen door gebruik te maken van het rechtsmiddel van het (fiscaal) verzet (artikel 4 Lv Dwanginvordering) en door het bewandelen van de ‘gewone’ route van een executiegeschil (artikel 438 Rv). Bij de verdere beoordeling moet worden voorop gesteld dat een verzet niet kan zijn gericht tegen de wettigheid of de hoogte van het gevorderde bedrag, noch gegrond kan zijn op de bewering dat aanspraak zou bestaan op ontheffing of vermindering (artikel 4 lid 3 Lv Dwanginvordering). Als geen sprake is van verzet, maar van een ‘gewoon’ executiegeschil geldt overigens hetzelfde.
4.3.
Het gerecht stelt vast dat deze procedure een ‘gewoon’ executiegeschil betreft.
4.4.
Met inachtneming van voormeld toetsingskader kan naar het voorshandse oordeel van het gerecht niet worden geconcludeerd dat de Ontvanger misbruik van bevoegdheid maakt door tot executoriale verkoping over te gaan. De enkele omstandigheid dat dat mogelijk zal leiden tot het faillissement van Bokata Inter en tot werkloosheid van haar werknemers – waarvan de Ontvanger overigens onweersproken heeft gesteld dat zij niet bij SVB staan geregistreerd – is daartoe onvoldoende. Voor zover Bokata Inter met haar stelling dat de dwangschriften gebaseerd zijn op ambtshalve opgelegde aanslagen ook heeft bedoeld te stellen dat, na de achterstand in haar administratie te hebben ingehaald, wellicht kan blijken dat de verschuldigde belastingen lager zijn, ziet dat op de hoogte van het gevorderde bedrag dan wel de bewering dat mogelijk aanspraak bestaat op vermindering, hetgeen in dit geding niet ter discussie kan staan.
4.5.
Gelet op het voorgaande worden de vorderingen van Bokata Inter afgewezen. De overige verweren van de Ontvanger behoeven geen bespreking. Ter zake van de door Bokata Inter gevorderde betalingsregeling, zal zij zich gelet op artikel 6:29 van het Burgerlijk Wetboek tot de Ontvanger moeten wenden.
4.6.
Omdat Bokata Inter in het ongelijk wordt gesteld, wordt zij veroordeeld in de proceskosten. De kosten van de Ontvanger worden tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
inzake CUR202501142
4.7.
Reeds omdat ten aanzien van de vorderingen van Bokata Inter die betrekking hebben op de Ontvanger hiervoor is geoordeeld dat deze worden afgewezen en Bokata Inter geen andere vorderingen tegen de Inspecteur heeft ingesteld, worden de vorderingen van Bokata Inter tegen de Inspecteur eveneens afgewezen.
4.8.
Omdat Bokata Inter in het ongelijk wordt gesteld, wordt zij veroordeeld in de proceskosten. De kosten van de Inspecteur worden tot aan deze uitspraak begroot op nihil.

5.De beslissing in kort geding

Het gerecht:
inzake CUR202501141
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt Bokata Inter in de proceskosten, aan de zijde van de Ontvanger begroot op nihil;
inzake CUR202501142
5.3.
wijst de vorderingen af;
5.4.
veroordeelt Bokata Inter in de proceskosten, aan de zijde van de Inspecteur begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth, rechter, bijgestaan door
mr. H. Akbuz, griffier, en in het openbaar uitgesproken.