ECLI:NL:OGEAC:2025:71

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
CUR202404723
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing van verzoek om bescherming op grond van artikel 3 EVRM door de minister van Justitie

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om bescherming op grond van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) beoordeeld. Eiseres, afkomstig uit Venezuela, had haar verzoek om bescherming ingediend na een eerdere afwijzing door de minister van Justitie. De minister had de afwijzing van het verzoek op 16 september 2024 gemotiveerd, waarbij hij de geloofwaardigheid van de door eiseres aangevoerde redenen voor bescherming in twijfel trok. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de minister niet onzorgvuldig heeft gehandeld in zijn beoordeling. De minister achtte de elementen van eiseres' relaas over haar identiteit en de slechte economische situatie in Venezuela geloofwaardig, maar concludeerde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij bij uitzetting een reëel risico loopt op schending van artikel 3 EVRM. Het Gerecht heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij het de argumenten van eiseres over de onredelijke strengheid van de minister en de geloofwaardigheidsbeoordeling heeft verworpen. De uitspraak bevestigt dat de afwijzing van het beschermingsverzoek door de minister in stand blijft.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

in het geding tussen:

[naam eiseres],

eiseres,
verblijvende te Curaçao,
gemachtigden: mrs. A.S.M. Blonk en N.A.A. Montroos, advocaten,
en

de minister van Justitie,

verweerder,
gemachtigde: mr. P. Ch. M. Tweeboom, advocaat.
Partijen worden in deze uitspraak hierna eiseres en de minister genoemd.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht het beroep van eiseres tegen de afwijzing door de minister van haar verzoek om bescherming op grond van artikel
3 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM).
1.1
De minister heeft dit verzoek van eiseres afgewezen bij beschikking van
16 september 2024. Eiseres heeft tegen die beschikking bezwaar gemaakt. Bij beschikking van 11 november 2024 (de bestreden beschikking) heeft de minister het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en de afwijzing van het beschermingsverzoek van eiseres gehandhaafd.
1.2
De minister heeft met een verweerschrift op het beroep gereageerd.
1.3
Het Gerecht heeft het beroep op 14 april 2025 op zitting behandeld. Het beroep van eiseres is tegelijkertijd behandeld met het beroep van de [naam betrokkene]. Dat beroep is geregistreerd onder nummer CUR202404724. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde Blonk. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door mr. S.M. La Croes, werkzaam bij de toelatingsorganisatie. Verder is verschenen mevrouw [naam tolk], die als tolk Spaans heeft opgetreden.

Beoordeling door het Gerecht

2.1
Het Gerecht beoordeelt de bestreden beschikking aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2.2
Het Gerecht komt tot het oordeel dat het beroep van eiseres ongegrond is. De minister heeft niet ten onrechte het deel van het asielrelaas van eiseres, dat zij een demonstratie heeft geïnitieerd en daardoor is bedreigd, ongeloofwaardig geacht. Over de wel geloofwaardig geachte elementen van het relaas van eiseres, namelijk haar identiteit, nationaliteit en herkomst en de algemene slechte economische situatie in Venezuela, heeft de minister terecht geconcludeerd dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij daardoor bij uitzetting een reëel risico loopt op schending van artikel 3 EVRM.
2.3
Hierna legt het Gerecht uit hoe hij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat is relevant om te weten in deze zaak?
3.1
Eiseres is geboren in Venezuela en heeft de Venezolaanse nationaliteit.
3.2
Op 21 september 2023 is eiseres op illegale wijze Curaçao binnengekomen. Zij is na een strafrechtelijke detentie van drie maanden op 20 december 2023 in bewaring gesteld. Bij beschikking van 21 december 2023 heeft de minister beslist dat eiseres uiterlijk 21 januari 2024 uit Curaçao wordt verwijderd en dat haar gedurende een periode van drie jaren de binnenkomst in Curaçao wordt ontzegd. Eiseres is op
5 januari 2024 uit Curaçao verwijderd.
3.3
Eiseres is op 5 april 2024 met een lancha opnieuw op illegale wijze Curaçao binnengekomen. Bij beschikking van 5 april 2024 heeft de minister beslist dat eiseres uiterlijk 5 mei 2024 uit Curaçao wordt verwijderd en dat haar gedurende een periode van drie jaren de binnenkomst in Curaçao wordt ontzegd. Verder heeft de minister bij diezelfde beschikking de bewaring van Eiseres bevolen.
3.4
Op 14 mei 2024 heeft eiseres een verzoek om bescherming gedaan op grond van artikel 3 EVRM.
3.5
Eiseres zit nog steeds in bewaring. Het Gerecht heeft laatstelijk bij uitspraak van 19 maart 2025 (CUR202404075) geoordeeld dat haar beroep tegen de afwijzing van haar verzoek om invrijheidstelling ongegrond is.
Waarom heeft de minister het verzoek van Eiseres afgewezen?
4.1
Ingevolge artikel 3 van het EVRM mag niemand worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen.
4.2
De minister heeft drie relevante elementen onderscheiden in het relaas dat eiseres aan haar beschermingsverzoek ten grondslag heeft gelegd:
1. nationaliteit, identiteit en herkomst van eiseres;
2. dat eiseres een demonstratie heeft geïnitieerd en de bedreigingen die daardoor zijn ontstaan;
3. de algemene slechte economische situatie in Venezuela.
4.3
De minister heeft element 1 en element 3 geloofwaardig geacht. Eiseres heeft volgens de minister echter niet aannemelijk gemaakt dat zij door haar nationaliteit, identiteit en herkomst een reëel risico loopt op schending van artikel 3 EVRM. Evenmin heeft zij aannemelijk gemaakt dat zij op grond van haar persoonlijke situatie door de slechte sociaal-economische situatie in Venezuela bij uitzetting een reëel risico loopt op schending van artikel 3 EVRM.
4.4
Eiseres heeft over element 2 tijdens haar gehoor verklaard dat zij naar aanleiding van de vele stroomuitvallen een demonstratie heeft geïnitieerd naar het kantoor van de burgemeester te Coro. Tijdens de demonstratie zijn mensen in opstand gekomen waarbij rubber in brand werd gestoken. Daardoor is het kantoor van de burgemeester in brand gevlogen. Drie à vier dagen daarna is eiseres telefonisch bedreigd. Als zij geen 1.000 US dollar zou betalen, zouden haar bedreigers aangifte tegen haar doen van verzet tegen de regering. Ook heeft eiseres verklaard dat de PTJ (Cuerpo Técnico de Policia Judicial) bij haar huis is langs gegaan en naar eiseres zou hebben gevraagd.
4.5
Element 2 heeft de minister ongeloofwaardig geacht.
4.5.1
Daarbij heeft de minister in de eerste plaats betrokken dat eiseres niet bij haar aankomst op 4 april 2024 in Curaçao om bescherming heeft verzocht, maar pas op 14 mei 2024. Bij haar aankomst op 4 april 2024 heeft zij zelfs verklaard dat zij geen problemen heeft in Venezuela en dat zij naar Curaçao is gekomen om haar dochters te zien. Ook bij haar eerdere verwijdering op 5 januari 2024 heeft zij niet om bescherming verzocht.
4.5.2
In de tweede plaats acht de minister het bevreemdend dat eiseres zich de datum van de door haar zelf geïnitieerde demonstratie niet meer herinnert, noch de naam van de burgemeester, noch degene die zij voor de demonstratie heeft benaderd. Zij heeft ook geen documenten ter onderbouwing van de demonstratie overgelegd. Zij heeft wel foto’s van een brand overgelegd, maar dat zijn foto’s die afkomstig zijn van een openbaar toegankelijke website en die zien op een andere brand dan de brand waar eiseres het over heeft. Verder klopt het aanvankelijke relaas van eiseres ook niet met wat er te zien is op de foto’s.
4.5.3
Verder acht de minister het bevreemdend dat eiseres geen aangifte heeft gedaan van de nadien aan haar geuite bedreigingen. De verklaring die eiseres daarvoor geeft overtuigt niet. Eiseres heeft een brief over de aangifte overgelegd van 20 juli 2023, maar de demonstratie was pas eind juli / begin augustus 2024.
4.5.4
De minister heeft ook betrokken dat uit openbare bronnen is gebleken dat de eenheid PTJ al sinds het jaar 2001 niet meer bestaat. Dat Eiseres stelt dat PTJ bij haar thuis is geweest is dus niet aannemelijk en doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van de gestelde problemen.
4.5.5
Ten slotte heeft de minister bevreemdend geacht dat zij verklaart tegenstander te zijn van de regering en dat “la junta comunal” haar zoekt. Dat verhoudt zich volgens de minister niet tot de door eiseres overgelegde verklaring van goed gedrag van 2 oktober 2023 van la junta comunal.
4.5.6
In de bestreden beschikking heeft de minister over de ongeloofwaardigheid van element 2 nog overwogen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij als opposant van het regime wordt gezien en daardoor geen hulp zal krijgen als zij terugkeert naar Venezuela.
Over welke beroepsgronden moet het Gerecht oordelen?
5.1
Ter zitting is met partijen besproken dat op de dag van de zitting zes zaken worden behandeld, die allemaal gaan over de afwijzing van een beschermingsverzoek en waarbij mr. Blonk als gemachtigde optreedt. Gebleken is dat er twee beroepsgronden zijn die in alle zaken worden aangevoerd. De eerste ziet op het (on)zorgvuldige onderzoek van de minister en de tweede op de onredelijke strengheid van de minister bij de beoordeling van de beschermingsverzoeken. Ook is gebleken dat er geen beroepsgronden zijn gericht tegen de zogenoemde doortoetsing van de minister van het relevante en geloofwaardig geachte element van de algemene slechte economische situatie in Venezuela.
5.2
Het Gerecht zal de twee hiervoor bedoelde beroepsgronden hierna bespreken. De beroepsgrond van eiseres over het horen van de adviescommissie heeft eiseres ter zitting ingetrokken. Die beroepsgrond zal het Gerecht daarom onbesproken laten.
Wat voert eiseres aan en wat vindt het Gerecht?
6. Eiseres voert allereerst aan dat de geloofwaardigheidsbeoordeling van de minister onzorgvuldig is. Ter zitting heeft eiseres deze beroepsgrond toegelicht. Volgens eiseres legt de minister ten onrechte de bewijslast te veel bij de vreemdeling. De vreemdeling hoeft alleen maar zijn verhaal te doen. De minister moet vervolgens op basis van het vluchtverhaal aan de hand van openbare bronnen onderzoeken of het vluchtverhaal tegengesproken wordt.
7. Deze beroepsgrond slaagt niet. Het Gerecht motiveert dat als volgt.
7.1
Het Gerecht stelt voorop dat de vreemdeling verzoekt om bescherming op grond van artikel 3 EVRM. Het doen van dat verzoek brengt met zich dat het aan de vreemdeling is om hem of haar persoonlijk betreffende feiten en omstandigheden te stellen en aannemelijk te maken, waaruit een reëel risico op onderwerping aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen als bedoeld in artikel 3 van het EVRM valt af te leiden. Er zijn ook situaties waarin het juist aan de minister is om nader onderzoek naar een asielaanvraag te doen, in plaats van aan een vreemdeling om aannemelijk te maken dat hij in aanmerking komt voor bescherming. Dat is bijvoorbeeld het geval als van de vreemdeling redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij (een element van) zijn asielrelaas staaft. Op de minister rust ook de plicht om zijn besluit op het beschermingsverzoek zorgvuldig voor te bereiden en van een deugdelijke motivering te voorzien. Uit die plicht vloeit voort dat de minister gehouden kan zijn om in een voorkomend geval nader onderzoek te verrichten naar de situatie in een land van herkomst. Het Gerecht sluit hiermee aan bij de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in de uitspraak van bijvoorbeeld 26 augustus 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:2057) en 15 december 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2793).
7.2
Het Gerecht stelt vast dat eiseres op 6 augustus 2024 in de gelegenheid is gesteld om haar beschermingsverzoek middels een gehoor toe te lichten. Daarvan is een 19 pagina’s tellend verslag opgemaakt. Het is aan eiseres om de haar persoonlijk betreffende feiten en omstandigheden aannemelijk te maken. Naar het oordeel van het Gerecht zijn er geen omstandigheden die spelen bij eiseres op grond waarvan redelijkerwijs niet van haar kan worden verwacht dat zij haar asielrelaas staaft. Verder stelt het Gerecht vast dat de minister ook zelf onderzoek heeft gedaan. Zowel naar de situatie in Venezuela als naar door eiseres specifiek genoemde feiten zoals de demonstratie en de door haar overgelegde foto’s van de brand.
7.3
De minister heeft op basis van de eigen verklaring van eiseres, de door haar overgelegde stukken en het door de minister voor zover nodig en mogelijk gedane onderzoek uitgebreid gemotiveerd waarom hij niet geloofwaardig acht dat eiseres een demonstratie heeft geïnitieerd en dat daardoor bedreigingen zijn geuit richting eiseres. In wat eiseres aanvoert ziet het Gerecht dus geen grond voor het oordeel dat de geloofwaardigheidsbeoordeling van de minister onzorgvuldig is.
8. Eiseres voert aan dat de minister ten onrechte element 2 ongeloofwaardig heeft geacht. Zij heeft niet eerder een beschermingsverzoek gedaan, omdat zij niet tijdig is ingelicht door de autoriteiten over de mogelijkheid om zo’n verzoek te doen. Dat is pas gebeurd toen zijn werd bijgestaan door Stichting Human Rights Defense Curaçao. Anders dan de minister stelt, bestaat Cuerpo Técnico de Policia Judicial nog steeds, maar dan als onderdeel van de Cuerpo de Investigaciones Cientificas, Penales y Criminalísticas (CICPC).
9. Deze beroepsgrond slaagt niet. Het Gerecht motiveert dit als volgt. Eiseres heeft tijdens haar gehoor zelf verklaard dat zij bij haar eerste verwijdering uit Curaçao op 21 januari 2024 al wist van de mogelijkheid om op grond van artikel 3 EVRM een beschermingsverzoek te doen. Al zou eiseres al worden gevolgd in haar stelling dat Cuerpo Técnico de Policia Judicial als onderdeel van CICPC nog steeds bestaat, geldt dat dit slechts een van de argumenten van de minister is op grond waarvan hij tot ongeloofwaardigheid van element 2 heeft geconcludeerd. Het Gerecht verwijst naar 4.4.1 tot en met 4.4.6 van deze uitspraak. Naar het oordeel van het Gerecht heeft de minister element 2 niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht.
10. Eiseres voert ten slotte aan dat de minister onredelijk streng naar haar beschermingsverzoek heeft gekeken. Zij wijst erop dat in Curaçao nog nooit een beschermingsverzoek is toegewezen. Onder verwijzing naar rechtspraak van het Europese Hof van de Rechten van de Mens betoogt zij dat daaruit volgt dat de Curaçaose autoriteiten onredelijk streng naar beschermingsverzoeken kijken of dat mogelijk politieke motieven een rol spelen bij het nemen van beslissingen op beschermingsverzoeken.
11. Deze beroepsgrond slaagt niet. Gelet op wat het Gerecht hiervoor over de beroepsgronden van eiseres heeft overwogen, bestaat geen grond voor het oordeel dat de minister in de zaak van eiseres onredelijk streng heeft gekeken. Dat tot op heden nog geen enkel beschermingsverzoek zou zijn toegewezen, vormt op zichzelf onvoldoende grond voor het oordeel dat de minister in zijn algemeenheid een te strenge beoordelingsmaatstaf hanteert. Een verklaring voor het uitblijven van toewijzingen kan immers ook worden gevonden in het – absoluut gezien – beperkte aantal verzoeken dat in Curaçao is ingediend, waarvan het merendeel afkomstig is van Venezolaanse vreemdelingen. Tussen partijen is niet in geschil – en ook het Gerecht stelt vast – dat in Venezuela geen sprake is van een situatie waarbij alleen al door iemands aanwezigheid sprake is van een reëel risico op schending van artikel 3 EVRM.

Conclusie en gevolgen

12. Omdat de beroepsgronden van eiseres tegen de bestreden beschikking niet slagen, is haar beroep ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing door de minister van het beschermingsverzoek van eiseres in stand blijft.
13. Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

Het Gerecht:
-
verklaarthet beroep van eiseres tegen de bestreden beschikking
ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. drs. S. Lanshage, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2025, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Schaft, griffier.

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend
binnen zes wekenna de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Het hoger beroep moet worden ingediend bij het Gerecht dat de uitspraak heeft gedaan.
De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
  • het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
  • een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
  • vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment worden ingediend.
Voor het instellen van het hoger beroep is griffierecht verschuldigd.