ECLI:NL:OGEAC:2025:5

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
CUR202500118
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van een ontbindingsbesluit door een besloten vennootschap en de vereisten voor rechtsgeldigheid

In deze zaak heeft de naamloze vennootschap International Global Bank N.V. (IGB) op 14 januari 2025 een verzoekschrift ingediend bij het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. IGB verzoekt het gerecht om te verklaren dat de herroeping van een ontbindingsbesluit, genomen door haar aandeelhouder op 11 september 2023, geldig is. Dit verzoek is gebaseerd op de rechtspraak van de Hoge Raad van Nederland, die stelt dat herroeping van een ontbindingsbesluit door een besloten vennootschap in principe toelaatbaar is, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. De Hoge Raad heeft in eerdere uitspraken benadrukt dat een herroeping pas rechtsgevolg heeft indien de rechter een verklaring geeft, om de rechtszekerheid en de rechten van derden te waarborgen.

Het gerecht heeft in deze zaak vastgesteld dat er twijfels bestaan over de wettelijke grondslag voor het verzoek van IGB, aangezien het Curaçaose recht mogelijk niet dezelfde bepalingen kent als het Nederlandse recht. Het gerecht heeft IGB de gelegenheid gegeven om aanvullende informatie te verstrekken over de vermogenstoestand van de vennootschap op de datum van ontbinding en de datum van herroeping, evenals over eventuele vereffeningshandelingen die hebben plaatsgevonden. Dit is van belang om te beoordelen of de herroeping van het ontbindingsbesluit geen nadelige gevolgen heeft voor derden.

De zaak is verwezen naar de rol voor akte uitlating en overlegging van stukken, waarbij IGB in de gelegenheid wordt gesteld om haar verzoek nader toe te lichten. Het gerecht heeft verder besloten om iedere verdere beslissing aan te houden totdat de benodigde informatie is verstrekt. De beschikking is gegeven door mr. S.M. Christiaan en openbaar uitgesproken op 28 januari 2025.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202500118
Beschikking van 28 januari 2025
op het verzoek van:
de naamloze vennootschap,
International Global Bank N.V. (‘IGB’),
statutair gevestigd te Curaçao,
verzoekster,
gemachtigde: mr. H.W. Braam.

1.Het verzoek en de beoordeling

1.1.
Bij verzoekschrift met bijlagen, op 14 januari 2025 ter griffie ingediend, verzoekt IGB het gerecht voor recht te verklaren dat zij het op 11 september 2023 door haar aandeelhouder, SPF Oostenrijkse, genomen ontbindingsbesluit geldig heeft herroepen en dat door de herroeping de rechten van derden niet worden geschaad.
1.2.
IGB baseert haar verzoek op het arrest van de Hoge Raad van 19 december 2014 (ECLI:NL:HR:2014:3677). De Hoge Raad stelt voorop dat, gelet op de rechtspraak, de literatuur en de parlementaire behandeling van de herziening van de wettelijke bepalingen omtrent de besloten vennootschap, herroeping van een ontbindingsbesluit door een besloten vennootschap op zichzelf toelaatbaar moet worden geacht (r.o. 5.2.2-5.2.7). Onder verwijzing naar zijn eerdere rechtspraak (HR 10 maart 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1657) waarin is bepaald dat voor een besluit tot intrekking van een eerder besluit geen andere vereisten gelden dan in het algemeen gelden voor besluiten van de algemene vergadering van aandeelhouders van een besloten vennootschap, merkt de Hoge Raad op dat hetzelfde geldt voor een besluit tot herroeping van een ontbindingsbesluit (r.o. 5.2.4). Wel kan een voorgenomen besluit tot herroeping pas rechtsgevolg hebben indien de rechter op verzoek van de ontbonden vennootschap een daartoe strekkende verklaring geeft overeenkomstig artikel 2:19 lid 2 BW (r.o. 5.3.5). Dit is bedoeld om te voorkomen dat afbreuk wordt gedaan aan de rechtszekerheid en de rechten en belangen van derden.
1.3.
Een met artikel 2:19 lid 2 BW NL vergelijkbare bepaling lijkt in het Curaçaose boek 2 van het Burgerlijk Wetboek te ontbreken. Nu het gerecht ex artikel 429b RV alleen een beschikking kan geven op verzoeken die hun grondslag vinden in de wet, rijst de vraag of er hier te lande voldoende wettelijke grondslag is voor het verzoek zoals door IGB is gedaan. IGB zal zich daar bij akte over mogen uitlaten.
1.4.
Ook kan een besluit tot herroeping van een ontbindingsbesluit niet worden genomen door een besloten vennootschap die niet meer bestaat omdat zij op het moment van ontbinding geen baten meer had (art. 2:19 lid 4 BW) of die is opgehouden te bestaan door vereffening (art. 2:19 lid 6 BW) (r.o. 5.3.2.).
De Hoge Raad bepaalt in dat kader voorts dat bij de herroeping van een ontbindingsbesluit inzicht dient te bestaan in de vermogenstoestand van de besloten vennootschap op de datum van ontbinding en de datum van herroeping alsmede in de ontwikkelingen daarin in de tussenliggende periode (r.o. 5.3.3). De reden hiervoor is verder dat derden geen nadeel van de herroeping mogen ondervinden. Dit kan meebrengen dat herroeping slechts toelaatbaar is indien compensatie wordt geboden of met oog op mogelijk nadeel garanties worden gegeven of anderszins zekerheid wordt gesteld. Hierbij is mede van belang of vereffeningshandelingen hebben plaatsgevonden. Omdat herroeping geen terugwerkende kracht heeft, blijven eventuele reeds verrichte vereffeningshandelingen immers geldig (r.o. 5.3.4).
1.5.
De Hoge Raad overweegt vervolgens in de r.o. 5.3.6 en 5.3.7 welke informatie door de besloten vennootschap aan de rechter moet worden voorgelegd:
  • het ontbindingsbesluit,
  • het herroepingsbesluit,
  • (een uitwerking van) wat de reden is voor de herroeping en welk belang daarbij bestaat
  • een beschrijving van hetgeen in de tussenliggende periode met betrekking tot de besloten vennootschap is geschied,
  • een opgave van de ontwikkelingen in de vermogenstoestand van de vennootschap op de datum van ontbinding en de datum van herroeping alsmede in de tussenliggende periode,
  • een verklaring van de accountant moeten worden overlegd die een zodanig inzicht geeft dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent die vermogenstoestand,
  • anderszins voor de beslissing relevante financiële informatie, zoals jaarrekeningen of andere (financiële) gegevens van de ontbonden besloten vennootschap.
1.6.
Uit het verzoekschrift volgt dat de enige aandeelhouder van IGB, Private Foundation Oostenrijkse, op 11 september 2023 heeft besloten IGB te ontbinden en te vereffenen, met de benoeming van de directie van IGB als vereffenaars. Uit de notulen van de buitengewone aandeelhouders vergadering volgt dat die beslissing is genomen
due to strategic interests. Op 7 januari 2025 heeft de aandeelhouder besloten het ontbindingsbesluit te herroepen nadat pogingen om IBG te verkopen op niets waren uitgelopen. Uit een brief van 13 december 2024 van de CBCS volgt dat zij het verzoek van IBG steunt onder voorwaarden, waaronder de voorwaarde dat de herroeping door het gerecht wordt goedgekeurd. Een uitwerking van de reden voor herroeping en het belang van de aandeelhouder daarbij, alsmede informatie over de vermogenspositie van IBG, zoals de Hoge Raad heeft voorgeschreven, ontbreekt. Aldus ontbreekt essentiële informatie waaruit zou moeten blijken dat en zo ja, op welke wijze bij de herroeping is voldaan aan de formele en materiële vereisten, alsmede met welke derden rekening moet worden gehouden en in hoeverre na ontbinding vereffeningshandelingen zijn verricht (r.o. 5.3.8.).
1.7.
Indien en voor zover sprake is van een wettelijke grondslag voor het verzoek, is nadere informatie vereist om het verzoek van IBG te beoordelen. IGB wordt daarom in de gelegenheid gesteld het verzoek nader toe te lichten en te onderbouwen met stukken zoals volgt uit r.o. 1.5.
1.8.
De zaak wordt verwezen naar de rol voor akte uitlating en overlegging stukken zijdens IBG. Nadien zal worden beoordeeld of over wordt gegaan tot openbare oproeping van alle belanghebbenden.
1.9.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

2.De beslissing

Het gerecht:
2.1.
verwijst de zaak naar de (familie)rol van 25 februari 2025 voor akte uitlating en overleggging stukken zoals volgt uit r.o. 1.3., 1.5. en 1.7.;
2.2.
iedere verdere beslissing wordt aangehouden;
Deze beschikking is gegeven door mr. S.M. Christiaan, en in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2025.