In deze zaak, die diende als kort geding, heeft de Buurtvereniging Mahaai een vordering ingediend tegen een aantal gedaagden, waaronder een LLC gevestigd in de Verenigde Staten, met betrekking tot overlast door grondwater in de Angloweg. De zitting vond plaats op 12 april 2024, en het tussenvonnis werd op 23 oktober 2024 uitgesproken. De Buurtvereniging verzocht om duidelijkheid over de oorzaak van de overlast en vroeg het gerecht om gedaagden te veroordelen tot het staken van het lozen van water op straat.
Tijdens de procedure bleek dat er geen gezamenlijke bezichtiging had plaatsgevonden, zoals eerder was afgesproken, en dat het Land niet had gereageerd op het verzoek om medewerking. Hierdoor waren de mogelijkheden voor feitenonderzoek binnen het kort geding uitgeput. Het gerecht overwoog dat het niet uitgesloten was dat de gedaagden niet verantwoordelijk waren voor het lek en dat zij niet in staat waren om de waterbron te stoppen. Aangezien de gedaagden grondwater opvangen en afvoeren met een watertruck, kon de vordering van de Buurtvereniging niet worden toegewezen.
Het gerecht besloot de kosten van het geding te compenseren, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten moest dragen. Het vonnis werd uitgesproken door rechter P.E. de Kort in het openbaar op 27 maart 2025.