ECLI:NL:OGEAC:2025:44

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
4 april 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
CUR202400520 tot en met CUR202400525
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep tegen naheffingsaanslagen en vergrijpboetes in belastingzaken

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 4 april 2025 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep dat door belanghebbende was ingesteld tegen naheffingsaanslagen en vergrijpboetes opgelegd door de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende had op 22 juni 2023 naheffingsaanslagen ontvangen voor de jaren 2018, 2019 en 2020, alsook vergrijpboetes. Na bezwaar te hebben gemaakt, handhaafde de Inspecteur de aanslagen en boetes bij uitspraken op bezwaar van 5 december 2023. Belanghebbende heeft op 6 februari 2024 beroep ingesteld, maar het Gerecht oordeelde dat dit beroep niet-ontvankelijk was omdat het beroepschrift te laat was ingediend. De termijn voor het indienen van het beroep eindigde op 5 februari 2024, maar het beroepschrift werd pas op 6 februari 2024 ontvangen. De verklaring van belanghebbende dat zij de uitspraken op bezwaar pas op 20 januari 2024 had ontvangen, werd als ongeloofwaardig beoordeeld. Het Gerecht oordeelde dat de persoonlijke omstandigheden van belanghebbende, zoals de ziekte van haar echtgenoot, niet voldoende onderbouwd waren om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Hierdoor werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard en vond er geen inhoudelijke behandeling van de zaak plaats.

Uitspraak

Uitspraak van 4 april 2025
BBZ nrs. CUR202400520 tot en met CUR202400525
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende],gevestigd te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op 22 juni 2023 naheffingsaanslagen premie AVBZ over de jaren 2018, 2019 en 2020 opgelegd van respectievelijk NAf 448, NAf 508 en NAf 448. Bij gelijktijdige beschikkingen zijn vergrijpboetes opgelegd van respectievelijk NAf 56, NAf 63 en NAf 56.
1.2
Aan belanghebbende zijn op 22 juni 2023 naheffingsaanslagen premie BVZ over de jaren 2018, 2019 en 2020 opgelegd van respectievelijk NAf 1.455, NAf 1.652 en NAf 1.455. Bij gelijktijdige beschikkingen zijn vergrijpboetes opgelegd van respectievelijk NAf 363, NAf 413 en NAf 363.
1.3
Belanghebbende heeft op 14 juli 2023 bezwaar gemaakt.
1.4
Bij uitspraken op bezwaar van 5 december 2023 heeft de Inspecteur de naheffingsaanslagen en vergrijpboetes gehandhaafd.
1.5
Belanghebbende heeft op 6 februari 2024 beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 150.
1.6
Belanghebbende heeft op 17 september 2024 een pleitnota ingediend. De Inspecteur heeft op diezelfde datum een verweerschrift ingediend.
1.7
De zitting heeft plaatsgevonden op 19 september 2024 te Willemstad. Namens belanghebbende is verschenen [A]. Namens de Inspecteur is verschenen [B].

2.OVERWEGINGEN

2.1
Alvorens tot een eventuele inhoudelijke beoordeling van het geschil te kunnen overgaan, dient het Gerecht de ontvankelijkheid van het beroep te beoordelen.
Ontvankelijkheid beroep
2.2
In artikel 31, lid 1, Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL) is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een door de Inspecteur gedane uitspraak, binnen twee maanden na de dagtekening van de uitspraak een beroepschrift kan indienen bij het Gerecht.
2.3
De onderhavige uitspraken op bezwaar zijn gedagtekend op 5 december 2023. De beroepstermijn vangt aan op 6 december 2023 en eindigt op 5 februari 2024. Het beroepschrift met als dagtekening 5 februari 2024 is (via e-mail) op 6 februari 2024 ingediend. Dit beroepschrift is dus buiten de wettelijke termijn van twee maanden en derhalve niet tijdig ingediend.
2.4
Belanghebbende heeft desgevraagd op de zitting verklaard dat zij de uitspraken op bezwaar pas op 20 januari 2024 in haar postbus heeft ontvangen en derhalve geacht moet worden tijdig in beroep te zijn gekomen. Het Gerecht acht deze verklaring ongeloofwaardig en overweegt daartoe als volgt. Belanghebbende heeft de stelling dat zij de uitspraken op bezwaar pas op 20 januari 2024 in haar postbus heeft ontvangen eerst ter zitting bij het Gerecht ingenomen. In eerdere stukken vermeldt zij daarentegen het volgende:
“Dit beroep wordt ingediend binnen 2 maanden na dagtekening van de beschikking, zijnde de periode toegestaan voor het aantekenen van beroep als vastgesteld in het eerste lid van artikel 31, ALL, en is dan ook tijdig en ontvankelijk.” [1] en:
“Op 5 februari 2024 heeft belanghebbende beroep aangetekend tegen de beschikking van 5 december 2023.” [2] Het risico van een niet-ontvankelijkheidsverklaring dat wordt gelopen met het tot het laatste moment wachten met het indienen van een beroepschrift komt voor rekening van belanghebbende. Daar komt bij dat belanghebbende zelf een belastingadviespraktijk voert en de gemachtigde van belanghebbende als professionele rechtsbijstandverlener, geregeld gerechtelijke procedures voert
.Zij worden geacht bekend te zijn met de wettelijke beroepstermijn.
2.5
Op de zitting is een beroep gedaan op verschoonbare termijnoverschrijding. De gemachtigde heeft aangevoerd dat zij een stressvolle termijn doormaakte omdat haar man in het ziekenhuis op sterven lag. Met enkel deze blote stelling is de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding niet aannemelijk gemaakt. Het Gerecht merkt nog op dat van een professionele rechtsbijstandverlener onder meer mag worden verwacht dat deze de termijnen bewaakt en eventueel gebruik maakt van de mogelijkheid om een pro-forma bezwaar of -beroepschrift in te dienen. Een termijnoverschrijding zal om die reden doorgaans niet verschoonbaar zijn.
2.6
Gelet op het voorgaande is het beroep niet-ontvankelijk. Het Gerecht komt niet toe aan een inhoudelijke behandeling.

3.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter, en uitgesproken op 4 april 2025, in tegenwoordigheid van de griffier N.N. Noël- van der Biezen BSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500

Voetnoten

1.Beroepschrift van 6 februari 2024
2.Pleitnota van 17 september 2024