In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 18 februari 2025 uitspraak gedaan op het verzoek van een verzoeker, wonend in Eksel, België, die procedeerde in persoon. Het verzoek betrof de vereffening van de nalatenschap van zijn betovergrootvader, die op 26 januari 1886 op Curaçao is overleden. De verzoeker stelde dat hij en zijn moeder sinds 1956 de grondbelasting voor een stuk grond, dat op naam van de erflater staat, hebben betaald en dat het onroerende goed beschermd moet worden tegen illegaal gebruik. De verzoeker vroeg om benoeming als beheerder van de nalatenschap, maar het gerecht oordeelde dat de wetsartikelen die hij aanhaalde niet relevant waren. Het gerecht overwoog dat er geen sprake was van onbeheerd blijven van de nalatenschap, aangezien deze door de verzoeker en anderen werd beheerd. Bovendien was er geen beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap. Het verzoek tot benoeming van een vereffenaar werd afgewezen, omdat er geen voldoende wettelijke grondslag voor was. De verzoeker had ook om inzage in het dossier gevraagd, maar het gerecht concludeerde dat er niet meer informatie in het dossier aanwezig was dan eerder vermeld. De beschikking werd gegeven door mr. P.E. de Kort en in het openbaar uitgesproken.