ECLI:NL:OGEAC:2025:23

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
13 januari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
CUR202400106
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terechte opzegging van maatschap en winstaandeel verschuldigd aan opgezegde maat

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, ging het om de opzegging van een maatschap door een van de partners, [K]. De opzegging vond plaats op 2 mei 2023, met een ingangsdatum van 1 juli 2023. De eisers, [ADVOCATENPRAKTIJK K] N.V. en [K], stelden dat de opzegging ongeldig was en vorderden schadevergoeding van de gedaagden, die bestonden uit verschillende advocatenpraktijken. De mondelinge behandeling vond plaats op 4 november 2024, waarbij partijen hun standpunten uiteenzetten en een schikking beproefden. Het Gerecht oordeelde dat de opzegging niet rechtsgeldig was, omdat de gedaagden niet konden aantonen dat er sprake was van een dringende reden voor de opzegging. Het Gerecht concludeerde dat de opzegging had moeten plaatsvinden met inachtneming van een termijn van zes maanden, en dat de gedaagden nog een winstaandeel van NAf 475.673,- aan [Praktijk K] verschuldigd waren. Daarnaast werd een schadevergoeding van NAf 67.000,- toegewezen voor kosten van preprocessuele rechtsbijstand. De vordering van [K] werd afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. De uitspraak werd gedaan op 13 januari 2025.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202400106
Vonnis d.d. 13 januari 2025
in de zaak van

1.[ADVOCATENPRAKTIJK K] N.V.,gevestigd in Curaçao,eiseres,2. [K],wonende in Curaçao,eiser,

gemachtigden van eisers: mrs. E.R. de VRIES en L.F.F.M. DRISSEN,
tegen

1.[W ADVOCATUUR] B.V.,

gevestigd in Curaçao,
gedaagde-1,

2. [S ADVOCATUUR] B.V.,

gevestigd in Curaçao,
gedaagde-2,

3. [P ADVOCATUUR] B.V.,

gevestigd in Bonaire,
gedaagde-3,

4. [Van den H ADVOCATUUR] B.V.,

gevestigd in Curaçao,
gedaagde-4,

5.5. [T LEGAL] B.V.,

gevestigd in Curaçao,
gedaagde-5,

6.[Van H LITIGATION] B.V.,

gevestigd in Curaçao,
gedaagde-6,
7. [A] N.V.,
gevestigd in Curaçao,
gedaagde-7,

8.de openbare vennootschap [E],

gevestigd in Curaçao,
gedaagde-8,
gemachtigden van gedaagden: mrs. M. GORSIRA en W.P. WIJERS.
Partijen worden hierna ‘[Praktijk K]’, ‘[K]’ en ‘eisers’ (eiseres en eiser gezamenlijk), alsmede ‘[W]’, ‘[S]’, ‘[P]’, ‘[Van den H]’, ‘[T]’, ‘[Van H]’, ‘[A]’, ‘[E]’ en gedaagden (alle gedaagden gezamenlijk) genoemd.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Het verdere procesverloop blijkt uit:
  • het vonnis in het incident d.d. 23 juli 2024;
  • akte overlegging en toelichting producties zijdens eisers;
  • akte houdende wijziging van eis.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 4 november 2024 plaatsgevonden in aanwezigheid van partijen en hun gemachtigden [1] . Ter gelegenheid daarvan hebben partijen hun wederzijdse standpunten (nader) uiteengezet [2] en vragen van de rechter beantwoord. Tevens is een schikking beproefd.
1.3.
De uitspraak van het vonnis is bepaald op vandaag.

2.Vaststaande feiten

2.1.
De volgende feiten zullen in dit geding als tussen partijen vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten blijken uit overgelegde stukken en/of volgen uit stellingen van partijen voor zover deze door de ene partij zijn aangevoerd en door de andere partij zijn erkend of niet zijn betwist.
2.2. [
K] is in 1999 (middels zijn praktijkvennootschap) partner geworden van advocatenkantoor [E]. Bij brief d.d. 2 mei 2023 is de vennootschapsovereenkomst met zijn praktijkvennootschap opgezegd. Op dat moment waren gedaagden 2 tot en met 7 de medepartners [3] . Deze brief bevat onder meer het volgende:
De partnervergadering heeft op basis van de voorgaande overwegingen — na jouw vertegenwoordigers gehoord te hebben - op 20 april 2023 besloten om de maatschap aan [Praktijk K] op te zeggen tegen 1 juli 2023, dat op grond van art. 4 lid 3 van de Vennootschaps- en Maatschapsovereenkomst bij dezen schriftelijk bevestigd is. De maatschap nam daarbij kennis van het door [betrokkene MS] geuite dreigement dat je niet zal aarzelen iedereen hoogstpersoonlijk in rechte te betrekken als je je zin niet krijgt.
Opzegging is gebeurd om dringende redenen (art. 4 lid 3), maar in het belang van een ordentelijke afwikkeling c.q. ontvlechting van de praktijk geschiedt de opzegging tegen 1 juli 2023. Voor het geval in rechte geoordeeld zou worden dat van een dringende reden geen sprake is, dan geschiedt opzegging tegen dezelfde datum (1 juli 2023), nu jij je zodanig gedraagt dat het van de andere vennoten redelijkerwijs niet gevergd kan worden dat de maatschap met jouw praktijk N.V. langer wordt voortgezet (art. 4 lid 2 sub (a)) en gezien de overwegende belangen van de maatschap de tijdsduur tussen heden en opzegging tegen het einde van het kalenderjaar onredelijk lang is (art. 4 lid 3, tweede zin).
2.3.
Indien de opzegging niet zou hebben plaatsgevonden en geen andere grond voor uittreding uit de maatschap van toepassing zou zijn geweest, zou [Praktijk K] op 24 augustus 2024 zijn uitgetreden omdat [K] dan de leeftijd van 70 jaar had bereikt.
2.4.
Op de relatie tussen partijen zijn onder meer de volgende bepalingen uit de vennootschapsovereenkomst van toepassing:
4.1.
Een vennoot treedt uit de maatschap:
[…]
(d) op de dag voorafgaand aan die, waartegen de maatschap door de andere vennoot (vennoten) jegens bedoelde vennoot is opgezegd;
[…]
(g) op de dag waarop de vennoot volgens het hieronder in lid 4 bepaalde geacht wordt blijvend geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt te zijn, tenzij met hem tevoren een na die dag voortdurende regeling volgens lid 4 is getroffen;
[…]
4.2.
Een opzegging als bedoeld onder (d) kan slechts plaatsvinden:
(a) indien de vennoot zich zodanig gedraagt dat het van de andere vennoot (vennoten) redelijkerwijs niet gevergd kan worden de maatschap met hem langer voort te zetten;
(b) indien de door de vennoot ingebrachte arbeid geruime tijd merkelijk achterblijft bij de in de maatschap gemiddeld gebruikelijke inbreng.
4.3.
Het opzeggen van de maatschap door - of aan - een vennoot geschiedt schriftelijk. In het geval van lid 2 onder (a) kan opzegging in geval van een dringende reden per onmiddellijk kan plaatsvinden. In alle andere gevallen geschiedt opzegging met inachtneming van een termijn van zes maanden, tegen de aanvang van het volgend kalenderjaar, tenzij gezien overwegende belangen van de maatschap respectievelijk de vennoot, de tijdsduur tussen opzegging en uittreden aldus kennelijk onredelijk kort of lang is. In dit laatste geval wordt opgezegd met inachtneming van een termijn en tegen een dag als, gezien genoemde belangen, redelijk is en worden de financiële gevolgen hiervan, waaronder vaststelling van het saldo van de kapitaalrekening en rekening-courant binnen zes weken geregeld.
4.4
Een vennoot wordt geacht blijvend geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt te zijn zodra hij gedurende een tijdvak van 26 volle kalenderweken achtereen of van 39 weken met tussenpozen in een jaar door ziekte of gebreken verhinderd was de praktijk normaal uit te oefenen, tenzij de verhindering intussen blijvend is geëindigd. Onverminderd het bepaalde in artikel 10, lid 1, kan de vennotenvergadering met die vennoot tijdens dit tijdvak een regeling treffen tot aanpassing van zijn winstaandeel. Het hier en in lid 1 onder (g) van dit artikel bepaalde is van overeenkomstige toepassing in geval hij de praktijk later, zelfs in verhouding met die mate van arbeidsongeschiktheid, niet meer normaal uitoefent.

3.De vordering en de standpunten van partijen

3.1.
Eisers vorderen na eiswijziging dat het Gerecht bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
verklaart voor recht dat (a) de opzegging van eisers uit de openbare vennootschap [E} tegen 1 juli 2023 ongeldig, zonder rechtsgevolg en onrechtmatig is, en (b) dat gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de daardoor veroorzaakte schade van eisers;
ter zake de onder 1 bedoelde schade, gedaagden hoofdelijk veroordeelt tot betaling van NAf 1.226.524,- aan eisers, te vermeerderen met wettelijke rente, berekend vanaf de datum van dit verzoekschrift tot aan de dag van betaling;
gedaagden hoofdelijk veroordeelt tot betaling van de kosten van deze procedure, alsmede de nakosten, aan eisers, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en — voor het geval voldoening van deze kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt — te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
Eisers leggen aan de vordering het volgende ten grondslag. De opzegging is niet rechtsgeldig. Eisers lijden daardoor schade die gedaagden dienen te vergoeden. De schade bedraagt NAf 1.226.524, opgebouwd als volgt:
NAf 475.672,- (winstaandeel 2e helft 2023 [4] )
NAf 551.345,- (winstaandeel 2024 gesteld op NAf 951.345,- minus gestelde eigen nettowinst 2024 à NAf 400.000,-)
NAf 199.507,- (kosten preprocessuele rechtsbijstand).
3.3.
Gedaagden hebben verweer gevoerd. Zij verzoeken afwijzing van de vordering met hoofdelijke veroordeling van eisers in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt, voor zoveel nodig, in de beoordeling (nader) ingegaan.

4.De beoordeling

Laaghangend fruit
4.1.
Het Gerecht zal eerst beslissen op een aantal door partijen naar voren gebrachte punten.
4.2.
Gedaagden hebben terecht aangevoerd dat de vordering van [K] (in persoon) moet worden afgewezen, omdat niet hij maar zijn praktijkvennootschap partner was. [K] zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld, die tot op heden op nihil worden vastgesteld.
4.3.
Gedaagden hebben eveneens terecht aangevoerd dat de vordering tegen [W] moet worden afgewezen, omdat zij sedert 1 januari 2022 is vervangen door [S] en [W] daarom sindsdien geen vennoot meer is. [K] zal daarom in de proceskosten van [W] worden veroordeeld, die tot op heden op nihil worden vastgesteld.
4.4.
Eisers hebben aangevoerd dat de opzegging niet heeft plaatsgevonden door de vennoten (‘de Partnergroep’) maar door [E] en daarom geen werking heeft ten opzichte van eisers. Gedaagden hebben aangevoerd dat eisers de opzeggingsbrief konden en moesten opvatten als te zijn geschreven namens de vennoten. Eisers hebben dit niet weerlegd, zodat het Gerecht dit standpunt van hen zal passeren.
4.5.
Gedaagden hebben aangevoerd dat [Praktijk K] van rechtswege als partner is uitgetreden vanwege arbeidsongeschiktheid van [K] van 26 weken of meer [5] . Dit verweer wordt verworpen omdat de arbeidsongeschiktheid van [K] minder dan 26 weken heeft geduurd (vanaf 3 december 2022 tot 23 mei 2023). Dat [K] – zoals gedaagden hebben gesteld – ook op en na 23 mei 2023 arbeidsongeschikt gebleven is, is door hen onvoldoende onderbouwd, mede gelet op de betwisting door eisers.
De kern van de zaak
4.6.
Hebben gedaagden de vennootschapsovereenkomst terecht opgezegd op grond van een dringende reden? Het Gerecht beantwoordt deze vraag ontkennend. Op het moment van de opzegging was [K] bijna een kwart eeuw partner van advocatenkantoor [E]. Onmiskenbaar is dat hij een grote bijdrage heeft geleverd aan de op- en uitbouw van het kantoor en de goede naam ervan. De verwijten die gedaagden hem (in de loop van de tijd zijn gaan) maken, vormen noch afzonderlijk, noch in onderlinge samenhang bezien een dringende reden. Wat wel vast is komen te staan is dat partijen niet meer in staat kunnen worden geacht vruchtbaar samen te werken. De vergelijking met een huwelijk dringt zich op: na jarenlang gelukkig te zijn getrouwd, kunnen op een gegeven moment over en weer irritaties ontstaan, die ertoe leiden dat men elkaar zodanige verwijten gaat maken en zodanig uit elkaar groeit dat het huwelijk duurzaam ontwricht raakt. In veel gevallen kan geen van de echtgenoten daarvan een overwegend verwijt worden gemaakt (ofwel: “het is gewoon op, het gaat niet langer, er is geen chemie meer”). Ook als slechts één van de echtgenoten vindt dat het huwelijk duurzaam ontwricht is, staat dat een echtscheiding niet in de weg. Het Gerecht is van oordeel dat in advocatenkantoor [E] een vergelijkbare situatie is ontstaan tussen [K] enerzijds en de andere partners anderzijds: er is sprake van een
incomptabilité des humeursdie verdergaande samenwerking in de weg staat. Ook hier geldt dat geen van partijen daarvan een overwegend verwijt kan worden gemaakt. De slotsom is dat van de andere vennoten redelijkerwijs niet gevergd kon worden de maatschap met [Praktijk K] langer voort te zetten.
Waar leidt dit toe?
4.7.
Op basis van de vennootschapsovereenkomst geldt dat de opzegging had moeten geschieden met inachtneming van een termijn van zes maanden, tegen de aanvang van het volgend kalenderjaar, tenzij deze termijn kennelijk onredelijk kort of lang is. Het Gerecht is – afwegend de belangen van beide partijen – van oordeel dat de standaard termijn in dit geval niet kennelijk onredelijk is. Gedaagden 2 tot met 8 zijn derhalve aan [Praktijk K] nog het winstaandeel over de tweede helft van 2023 verschuldigd ten bedrage van NAf 475.673,-. Nu gedaagden er zelf voor hebben gekozen om de vennootschapsoverkomst met vrijwel onmiddellijke ingang te beëindigen is het onredelijk om een eventueel door [K] nadien zelf gerealiseerde winst op dat bedrag in mindering te brengen.
4.8. [
Praktijk K] heeft voldoende onderbouwd dat zij kosten van preprocessuele rechtsbijstand heeft gemaakt. Het Gerecht zal dit onderdeel van de vordering toetsen aan de hand van artikel 6:96 BW en komt tot het volgende oordeel. Het was redelijk deze kosten te maken, maar het bedrag van bijna twee ton in guldens acht het Gerecht niet redelijk, dit mede vanwege de uitkomst van deze procedure waar [Praktijk K] niet het volle pond krijgt toegewezen. Een bedrag van NAf 67.000,- acht het Gerecht in dezen een redelijke schadevergoeding.
4.9.
In totaal zijn gedaagden 2 tot en met 8 nog een bedrag van NAf 542.673,- aan [Praktijk K] verschuldigd.
4.10.
Gelet op hetgeen onder 4.6. tot en met 4.9. is overwogen heeft [Praktijk K] geen belang meer bij toewijzing van het door haar onder 1 gevorderde. Dit deel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
4.11.
Omdat partijen over en weer in het ongelijk worden gesteld, worden de proceskosten gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

Het Gerecht:
5.1.
wijst af de vordering van [K] (in persoon) en veroordeelt hem in de proceskosten, die tot op heden op nihil worden vastgesteld;
5.2.
wijst af de vordering tegen [W] en veroordeelt [K] in de proceskosten, die tot op heden op nihil worden vastgesteld;
5.3.
veroordeelt gedaagden 2 tot en met 8 hoofdelijk aan [Praktijk K] te betalen terzake van schadevergoeding een bedrag van NAf. 542.673,-;
5.4.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters, rechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2025.

Voetnoten

1.In de Courthouse in Sint Maarten.
2.Mrs. De Vries en Drissen hebben daarbij pleitaantekeningen gebruikt, mrs. Wijers en Gorsira (ieder afzonderlijk) spreekaantekeningen.
3.[…].
4.Volgens eisers hebben zij in 2023 geen eigen nettowinst behaald.
5.Op grond van art.4.1. aanhef en sub g jo art.4.4. vennootschapsovereenkomst.