ECLI:NL:OGEAC:2025:222

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
31 oktober 2025
Publicatiedatum
3 november 2025
Zaaknummer
CUR202402602
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige vrijheidsbeneming van een minderjarige in gesloten afdeling van JJIC zonder wettelijke basis

In deze zaak betreft het de minderjarige die sinds 18 juli 2024 onder toezicht staat. Op 9 juli 2025 is de ondertoezichtstelling verlengd en is de minderjarige geplaatst in de Justitiële Jeugd Inrichting Curaçao (JJIC). Op 18 september 2025 verzocht de maatschappelijk werkster van JJIC om tijdelijke plaatsing op de gesloten afdeling vanwege ernstig onhandelbaar gedrag. Het gerecht gaf toestemming voor maximaal 24 uur, maar op 22 oktober 2025 werd opnieuw om toestemming gevraagd voor een langere periode. Op 23 oktober 2025 vroeg het hoofd van JJIC om de minderjarige voor drie maanden in een gesloten setting te plaatsen. De minderjarige is gehoord en heeft bezwaar gemaakt tegen de gesloten plaatsing, maar het hoofd van JJIC besloot zelfstandig om de plaatsing te continueren na de 24-uurstermijn.

Het gerecht oordeelt dat de plaatsing van de minderjarige in JJIC noodzakelijk is voor zijn verzorging en opvoeding, maar dat er geen wettelijke grondslag is voor de gesloten plaatsing. De directeur van JJIC heeft geen zelfstandige bevoegdheid om minderjarigen civielrechtelijk op een gesloten afdeling te plaatsen. De rechterlijke beslissingen tot ondertoezichtstelling bieden geen grondslag voor gesloten plaatsing. De gesloten plaatsing wordt aangemerkt als onrechtmatige vrijheidsontneming, in strijd met artikel 5 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en artikel 37 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Het gerecht gelast dat de minderjarige met onmiddellijke ingang wordt ontheven van elke vorm van afzondering en insluiting en toegang krijgt tot reguliere programma's.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

zaaknummer: CUR202402602
Beschikking d.d. 31 oktober 2025
betreffende de minderjarige […], geboren op […] 2011 te Curaçao, hierna: de minderjarige.

1.De procedure en het verzoek

1.1.
De minderjarige staat sinds 18 juli 2024 onder toezicht. Op 9 juli 2025 is de termijn van de ondertoezichtstelling verlengd met één jaar, met handhaving van de plaatsing van de minderjarige in Justitiële Jeugd Inrichting Curaçao (JJIC).
1.2.
Op 18 september 2025 is door de maatschappelijk werkster van JJIC aan het gerecht verzocht de minderjarige tijdelijk te plaatsen op de gesloten afdeling van JJIC, wegens ernstig onhandelbaar gedrag. Het gerecht heeft hiervoor toestemming gegeven, voor maximaal 24 uur, met regelmatig toezicht door/contact met de mentor.
1.3.
Op 22 oktober 2025 is nogmaals door de maatschappelijk werkster van JJIC aan het gerecht verzocht de minderjarige tijdelijk te plaatsen op de gesloten afdeling van JJIC wegens onhandelbaar gedrag. Het gerecht heeft hiervoor toestemming gegeven, voor maximaal 24 uur.
1.4.
Op 23 oktober 2025 is door het hoofd JJIC verzocht om toestemming om de minderjarige voor een periode van drie maanden in een gesloten setting te plaatsen.
1.5.
Op 28 oktober 2025 is een verslag van de kinder- en jeugdpsycholoog van
JJIC overgelegd, met bijgevoegd een plan van aanpak.
1.6.
Op 29 oktober 2025 zijn gehoord mevr. […] (gezinsvoogd) en
mevr. […] (maatschappelijk werkster van JJIC). De minderjarige is separaat gehoord.

2.De beoordeling

Achtergrond

2.1.
De minderjarige is onder toezicht gesteld wegens zorgen op meerdere leefgebieden. Er is sprake van ADHD, ODD en onhandelbaar gedrag. Sinds zijn tiende is sprake van schoolverzuim. Vanwege diverse recente incidenten en omdat hij is gebaat bij weinig prikkels, structuur en korte strakke lijnen, verzoekt JJIC de minderjarige gesloten te plaatsen.
2.2.
De minderjarige heeft verklaard dat hij sinds 22 oktober 2025 is geplaatst op de gesloten afdeling van de JJIC, waar een gevangenisregime geldt. Hij wordt dagelijks één uur gelucht, heeft geen toegang tot televisie en ziet pas andere jongeren (kort) aan het einde van de dag. Er heeft sinds zijn plaatsing geen begeleiding plaatsgevonden. De minderjarige heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar kreeg als reactie dat de instelling bevoegd is om hem gesloten te plaatsen. De minderjarige is het daar niet mee eens en geeft aan dat hij naar huis of naar de open afdeling wil.
2.3.
Ter zitting is namens JJIC verklaard dat het hoofd van JJIC, na afloop van de door de rechter gegeven 24-uurstermijn, zelfstandig de beslissing heeft genomen om de gesloten plaatsing van de minderjarige te continueren.
Beoordeling
2.4.
Het gerecht overweegt dat de plaatsing van de minderjarige in JJIC in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige noodzakelijk moet worden geacht. Echter, voor de plaatsing van de minderjarige op de gesloten afdeling van JJIC - hetgeen is aan te merken als vrijheidsontneming – ontbreekt de noodzakelijke wettelijke grondslag. Aan (de directeur van) JJIC is geen zelfstandige bevoegdheid gegeven om minderjarigen civielrechtelijk op een gesloten afdeling te plaatsen. Ook rechterlijke beslissingen tot ondertoezichtstelling en plaatsing in een aangewezen internaat – ter bescherming van de minderjarige - bieden geen grondslag voor gesloten plaatsing. JJIC is hiermee bekend op grond van de beschikking van het gerecht van 18 november 2024
(CUR202404238).
2.5.
De (uitsluitend) door de rechter te geven toestemming om de minderjarige een korte periode in afzondering te plaatsen, moet in dit verband worden aangemerkt als buitenwettelijk noodrecht om een kortdurende crisissituatie te stabiliseren, waarbij de rechter altijd de kwetsbare bijzonder positie als uitgangspunt neemt en zich vergewist van de proportionaliteit en subsidiariteit.
2.6.
Het gerecht acht het onaanvaardbaar dat JJIC, hoewel bekend met voornoemde beschikking, op eigen titel is overgegaan tot de langdurige gesloten plaatsing van de minderjarige. Te meer nu het eenvoudig mogelijk is contact op te nemen met het gerecht, waarbij gebruik kan worden gemaakt van de beschikbare communicatiemiddelen zoals e-mail, telefoon of piket. De zonder voorafgaande rechterlijke toestemming uitgevoerde gesloten plaatsing van de minderjarige door JJIC moet daarom worden aangemerkt als onrechtmatige vrijheidsontneming. Er is sprake van strijd met artikel 5 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (“
Eenieder heeft recht op vrijheid en veiligheid van zijn persoon. Niemand mag zijn vrijheid worden ontnomen, behalve in de gevallen als genoemd in het artikel en overeenkomstig een wettelijk voorgeschreven procedure”), artikel 37 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (“
Geen enkel kind mag op onwettige of willekeurige wijze van zijn of haar vrijheid worden beroofd”) en artikel 17 lid 1 van de Staatregeling van Curaçao (“
Buiten de gevallen bij of krachtens landsverordening bepaald mag niemand zijn vrijheid worden ontnomen”).
2.7.
Hoewel het gerecht begrijpt dat de problematiek van bepaalde categorieën minderjarigen onder omstandigheden noopt tot het zoeken van oplossingen en dat JJIC te maken heeft met vaak kritieke personeels- en veiligheidsmogelijkheden, doet dit aan het voorgaande niet af. Een met Nederland te vergelijken Jeugdwet, waarin vrijheidsbeneming zoals door JJIC noodzakelijk geacht mogelijk is gemaakt, is er niet op Curaçao. Het is aan de wetgever om te voorzien in de wettelijke kaders en middelen voor dergelijke situaties.
2.8.
Ten overvloede wijst het gerecht in dit verband op eventuele mogelijkheden die kunnen worden gevonden door het indienen van een machtigingsverzoek op grond van de Landsverordening verpleging psychiatrische patiënten (LVPP), mits voldaan aan de in artikel 10 of artikel 12 LVPP genoemde voorwaarden.
2.9.
Gelet op het voorgaande gelast het gerecht dat de minderjarige met onmiddellijke ingang wordt ontheven van elke vorm van afzondering en insluiting en dat hem toegang wordt verschaft tot deelname aan de reguliere programma’s en de dagindeling van zijn leeftijdsgenoten.
De beslissing
Het gerecht:
wijst af het verzoek om de minderjarige voor een periode van drie maanden in een gesloten setting te plaatsen;
gelast dat de minderjarige met onmiddellijke ingang wordt ontheven van elke vorm van afzondering en insluiting en dat hem toegang wordt verschaft tot deelname aan de reguliere programma’s en de dagindeling van zijn leeftijdsgenoten;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.W.J. Vinkes, rechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.