ECLI:NL:OGEAC:2025:214

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
27 oktober 2025
Publicatiedatum
28 oktober 2025
Zaaknummer
CUR202303760
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de nalatenschap van de ouders van partijen met betrekking tot onroerende zaken en overbedelingsvorderingen

In deze zaak, die zich richt op de verdeling van de nalatenschap van de ouders van de betrokken partijen, hebben eisers (broers en zussen) een vordering ingediend voor de toedeling van onroerende zaken. De ouders zijn overleden in respectievelijk 2010 en 2023. De gedaagde heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard, maar zijn gedragingen wijzen erop dat hij de nalatenschap zuiver heeft aanvaard. De eisers vorderen de toedeling van twee onroerende zaken, waarvan de waarde en de openstaande belastingschulden aan de orde komen. Het gerecht heeft in een tussenvonnis van 17 maart 2025 vastgesteld dat de gedaagde de nalatenschap zuiver heeft aanvaard, wat betekent dat hij verantwoordelijk is voor de schulden. De gedaagde heeft aangegeven dat hij de woning waarin hij woont, wil behouden, maar de eisers hebben geopperd dat zijn aanbod om hen uit te kopen onvoldoende concreet is. Het gerecht heeft besloten dat de gedaagde binnen een jaar de eisers moet vergoeden voor overbedeling, anders zal de woning aan de eisers worden toegedeeld. De zaak bevat ook bepalingen over de verdeling van de kosten van de begrafenis en andere kosten die door de erfgenamen gezamenlijk moeten worden gedragen. De rechter heeft de proceskosten gecompenseerd, wat gebruikelijk is in procedures tussen broers en zussen. Het vonnis is uitgesproken op 27 oktober 2025.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202303760
Vonnis van 27 oktober 2025
in de zaak van:
[EISERS 1 t/m 6},
wonend te Curaçao,
eisers,
gemachtigde: mr. M. Fowler-Davelaar,
tegen
[GEDAAGDE],
wonend te Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: eerst mr. N.A.A. Montroos, nu mr. G. Hatzman.

1.Het procesverloop

Het verdere procesverloop blijkt uit:
het vonnis van 23 januari 2024 (
verwijzing kort geding naar de bodemprocedure);
het vonnis van 17 maart 2025 (
aktes uitlating);
de aktes uitlating van partijen van 19 mei 2025;
e antwoordaktes van partijen van 25 augustus 2025.

2.De verdere beoordeling

De inzet van de zaak
2.1.
Na de drie eiswijzigingen gaat het in deze zaak nog om de verdeling van de nalatenschap van de ouders van partijen, wijlen [vader], overleden in 2010, en wijlen [moeder], overleden in 2023. In het tussenvonnis van 17 maart 2025 is abusievelijk niet de laatste versie van de vordering van eisers opgenomen. De laatste versie staat in hun akte van 14 oktober 2024. Op die vordering zal bij dit vonnis worden beslist.
2.2.
Eisers willen dat [adres 1] met inboedel aan hen wordt toegedeeld en [adres 2] aan eiseres 4, met beslissingen over openstaande belastingschulden en een door eiseres 4 betalen bedrag wegens overbedeling, en met beslissingen op nevenvorderingen.
Het tussenvonnis van 17 maart 2025
2.3.
In het tussenvonnis van 17 maart 2025 is onder meer het volgende overwogen:
De feiten
In dit vonnis wordt uitgegaan van de volgende vaststaande feiten:
a) Partijen zijn broers en zussen.
b) Partijen zijn ieder voor 1/7 deel gerechtigd in de nalatenschap van hun ouders […].
c) Tot de nalatenschap behoren de onroerende zaken bekend als [adres 2] en [adres 1].
d) [adres 2] bestaat uit vier percelen waarvan meetbrieven zijn opgemaakt. [Adres 2] is door eiseres sub 4 en haar wijlen echtgenoot op hun kosten bebouwd.
e) [Adres 1] wordt inmiddels ongeveer dertig jaar bewoond door gedaagde. Ook de moeder van partijen woonde daar. Gedaagde woont er nu met zijn zoons.
f) Bij op 24 april 2024 ter griffie afgelegde verklaring heeft gedaagde verklaard de nalatenschap van zijn moeder beneficiair te aanvaarden.
(…)
De beoordeling
Gedaagde heeft niet toegelicht waarom hij een verklaring van beneficiaire aanvaarding heeft afgelegd. Uit zijn verweer volgt dat hij zich tegen de door eisers gevorderde verdeling verzet en dat hij [adres 1 ]toegedeeld wenst te krijgen. Hij bewoont deze tot de nalatenschap behorende woning en wenst eisers daartoe niet zonder meer toe te laten. Zoals eisers op goede grond hebben gesteld, brengen deze gedragingen mee dat gedaagde ingevolge art. 4:192 lid 1 BW de nalatenschap zuiver heeft aanvaard.
Mede gelet op de overgelegde taxatierapporten, gaat het gerecht uit van de waardes van de boedelbestanddelen en de bedragen van de schulden en gemaakte kosten als opgenomen in de door eisers als productie 13 overgelegde boedelbeschrijving. Die waardes en bedragen zijn door gedaagde niet gemotiveerd bestreden.
Alvorens verder te beslissen, wenst het gerecht van gedaagde te vernemen of hij bereid en in staat is om eisers wegens overbedeling te compenseren indien [adres 1]aan hem wordt toegedeeld, tegen de in de boedelbeschrijving opgenomen waarde (inclusief inboedel) van NAf 166.000 en met voldoening door gedaagde van de (openstaande) belastingschulden over de jaren 2018 t/m 2024 met betrekking tot deze onroerende zaak.
Eisers dienen nog bij akte te reageren op de stelling van gedaagde dat in hun boedelbeschrijving een opgave van de saldi van de bankrekeningen ontbreekt, zoveel mogelijk met overlegging van bewijsstukken.
(…)
Bankrekeningen
2.4.
Bij het tussenvonnis zijn eisers in de gelegenheid gesteld te reageren op de stelling van gedaagde dat in hun boedelbeschrijving een opgave van de saldi van de bankrekeningen ontbreekt. Eisers hebben vervolgens een verklaring van MCB overgelegd dat per datum overlijden van moeder Cg 2,28 op haar rekening stond. Gedaagde heeft hier niet meer op gereageerd. Dit saldo zal als onbetekenend buiten beschouwing worden gelaten.
De boedelbeschrijving
2.5.
Als productie 13 hebben eisers een boedelbeschrijving overgelegd. Gedaagde heeft de juistheid daarvan niet gemotiveerd bestreden. Zijn opmerking over het ontbreken van banksaldi is hiervoor besproken. Zijn opmerking over het ontbreken van een specificatie van het in de boedelbeschrijving opgenomen bedrag aan voorgeschoten kosten van Cg 4.155,88 is ongegrond: een specificatie van dat bedrag is in diezelfde boedelbeschrijving opgenomen.
[adres 1]
2.6.
Bij het tussenvonnis is gedaagde in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de vraag of hij [adres 1], de voormalige ouderlijke woning waarin hij ongeveer dertig jaar woont, toegedeeld wenst te krijgen tegen de getaxeerde waarde (inclusief inboedel) van Cg 166.000 en of hij in staat is de eisers uit te kopen. In de nadien genomen aktes is namens gedaagde bevestigd dat hij deze toedeling wenst, en dat hij eisers in termijnen wil uitkopen. Aangezien gedaagde al lang in deze woning woont en te kennen heeft gegeven daar te willen blijven wonen, ligt toedeling van de woning aan hem in de rede. Eisers hebben er in hun antwoordakte echter op goede grond op gewezen dat gedaagdes aanbod onvoldoende concreet is. Het moet in het belang van alle erfgenamen worden geacht dat zij niet aan elkaar gebonden blijven met een langdurige betalingsregeling. Bijzondere omstandigheden waarom hierover in dit geval anders zou moeten worden geoordeeld, zijn gesteld noch gebleken. Gedaagde zal, om [adres 1] op zijn naam gesteld te krijgen, aan ieder van de eisers Cg 23.714 (1/7 x Cg 166.000) moeten betalen wegens overbedeling
2.7.
Gedaagde zal bij dit vonnis een jaar de tijd worden gegeven om eisers te vergoeden wegens overbedeling. Als hij daarin niet slaagt, zal [adres 1]aan eisers worden toegedeeld, zoals zij vorderen, met de bepaling dat zij gedaagde wegens overbedeling 1/7 deel van de waarde daarvan (dus Cg 23.714) dienen te vergoeden. Voor dat geval zal tevens de door eisers gevorderde ontruiming worden toegewezen.
[adres 2]
2.8.
Eisers hebben gevorderd dat [adres 2] aan eiseres 4 wordt toegedeeld, waarbij op de waarde een bedrag in mindering wordt gebracht dat door eiseres 4 is besteed aan onder meer de bebouwing. Ter zake het resterende bedrag van Cg 140.000 vorderen eisers naar het gerecht begrijpt dat eiseres 4 wegens overbedeling aan ieder van de andere erfgenamen 1/7 deel daarvan uitkeert. Dat komt neer op Cg 20.000. Door gedaagde is deze vordering niet bestreden. Deze zal dan ook worden toegewezen.
Geen gebruiksvergoeding
2.9.
Het gerecht ziet onvoldoende aanleiding om van gedaagde of van eiseres 4 een gebruiksvergoeding te verlangen voor het gebruik van respectievelijk [adres 1] en [adres 2]. Wel dient de achterstallige onroerendezaakbelasting voor die onroerende zaken door hen zelf gedragen te worden.
De kosten van de begrafenis en de kosten om tot verdeling te komen
2.10.
Bepaald zal worden dat de kosten voor de verklaring van erfrecht, de andere door eisers voorgeschoten kosten (opgenomen in de boedelbeschrijving, productie 13, waaronder de begrafeniskosten) en de kosten van de verdelingsakte door de erfgenamen gezamenlijk moeten worden gedragen.
Verrekening
2.11.
Het ligt in de rede de onder 2.10 bedoelde kosten waar mogelijk te verrekenen met de overbedelingsvorderingen. Ook ligt voor de hand de overbedelingsvorderingen die eiseres 4 en gedaagde over en weer hebben met elkaar te verrekenen. In het dictum van dit vonnis zal die verrekening echter duidelijkheidshalve niet worden toegepast.
De proceskosten
2.12.
Art. 60 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat de
proceskosten in procedures tussen broers en zussen mogen worden
gecompenseerd. Daartoe bestaat hier aanleiding.

3.Beslissing

3.1.
stelt de verdeling van de nalatenschappen van de ouders van partijen aldus vast:
a. a) [adres 1] met inboedel wordt aan gedaagde toegedeeld tegen een waarde van Cg 166.000, evenals de openstaande belastingschulden met betrekking tot [adres 1] vanaf het jaar 2018, onder de voorwaarde dat gedaagde binnen een jaar na de uitspraak van dit vonnis ten behoeve van ieder van de eisers wegens overbedeling Cg 23.714 onder de notaris zal storten, althans een verklaring van een bank aan de notaris zal overleggen dat deze bedragen door de bank aan de notaris zullen worden voldaan;
b)
indien niet aan de onder a) bedoelde voorwaarde is voldaan:[adres 1] met inboedel wordt aan eisers gezamenlijk toegedeeld, ieder voor 1/6 deel, tegen een waarde van Cg 166.000, evenals de openstaande belastingschulden met betrekking tot [adres 1] vanaf het jaar 2018, met veroordeling van eisers om wegens overbedeling aan gedaagde Cg 23.714 te betalen, verminderd met de openstaande belastingschulden met betrekking tot [adres 1] vanaf het jaar 2018, en met veroordeling van gedaagde om [adres 1] uiterlijk op 1 december 2026 met al het zijne en de zijnen te ontruimen, bij gebreke waarvan eisers gerechtigd zullen zijn de ontruiming te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm;
c) de vier aaneengesloten percelen met de daarop gebouwde opstallen plaatselijk bekend als [adres 2] worden aan eiseres 4 toegedeeld, evenals de schuld van de nalatenschap aan eiseres 4 ter zake al het door haar, haar ex-echtgenoot en haar kinderen aldaar gebouwde, en evenals de openstaande belastingschulden met betrekking tot die vier aaneengesloten percelen vanaf het jaar 2018, met veroordeling van eiseres 4 om wegens overbedeling aan ieder van de andere eisers en aan gedaagde Cg 20.000 per persoon te betalen;
d) bepaalt dat de kosten van de verklaring van erfrecht, de andere door eisers voorgeschoten kosten (opgenomen in de boedelbeschrijving, productie 13, waaronder de begrafeniskosten) en de kosten van de verdelingsakte door partijen gezamenlijk, ieder 1/7 deel, zullen worden gedragen;
3.2.
benoemt als notaris ten overstaan van wie de nog benodigde verdelingswerkzaamheden zullen geschieden notaris mr. A. Gosselaar;
3.3.
veroordeelt gedaagde om medewerking te verlenen aan de akte van verdeling en bepaalt dat bij gebreke van medewerking door gedaagde aan de akte van verdeling dit vonnis in de plaats treedt van de daarvoor benodigde handtekening van gedaagde;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst af het meer of anders gevorderde;
3.6.
compenseert de proceskosten in die zin dat partijen de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2025.