In deze zaak, die op 3 september 2025 werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, hebben eisers, beiden wonend in Curaçao, een kort geding aangespannen tegen het Land Curaçao, Fundashon Kas Popular (FKP) en de Minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning. De eisers, aanvankelijk vertegenwoordigd door mr. A.C. Herrera, stelden dat hen een verbod moest worden opgelegd om het ontruimingsvonnis van 9 juni 2025 ten uitvoer te leggen, totdat er op hun hoger beroep was beslist. Dit vonnis had hen veroordeeld tot ontruiming van hun huurwoning binnen een week na betekening.
De rechter oordeelde dat FKP, als partij die het vonnis wilde uitvoeren, niet kon worden tegengehouden door de eisers. De Minister en het Land werden ook niet als partijen in deze zaak erkend, omdat bestuursorganen niet kunnen optreden in civiele zaken. De rechter concludeerde dat de vordering van eisers tegen het Land en de Minister reeds om deze reden niet kon slagen.
Wat betreft FKP werd vastgesteld dat het vonnis van 9 juni 2025 uitvoerbaar bij voorraad was verklaard, en dat het hoger beroep van eisers de tenuitvoerlegging niet schorste. De rechter voerde een belangenafweging uit en concludeerde dat het belang van FKP en woningzoekenden bij de uitvoering van het vonnis zwaarder woog dan het belang van eisers om in de woning te blijven wonen tijdens het hoger beroep. De vordering van eisers werd afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten, met uitzondering van eiseres sub 2, die kosteloos mocht procederen.