Op 31 maart 2025 heeft advocaat mr. P.C. Janssen een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 634 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) om het ontnemingsbedrag van NAf 738.896,51, vastgesteld door het Gerecht in eerste aanleg op 27 september 2019, te verminderen naar NAf 57.390,02. Dit verzoek is gedaan in het kader van een ontnemingsbeslissing die eerder was genomen in een vergelijkbare zaak van medeverdachte [medeverdachte]. De Hoge Raad heeft op 17 oktober 2023 de uitspraak van het Hof vernietigd en de zaak terugverwezen, wat leidde tot een nieuwe ontnemingsbeslissing op 6 februari 2025, waarbij het ontnemingsbedrag voor [medeverdachte] werd vastgesteld op NAf 348.825,60. Verzoeker stelt dat deze nieuwe omstandigheden rechtvaardigen dat het ontnemingsbedrag in zijn zaak ook moet worden verminderd.
Tijdens de behandeling op 8 september 2025, onder leiding van rechter mr. Y.C. Bours, heeft de officier van justitie betoogd dat de nieuwe omstandigheden niet onder artikel 634 Sv vallen en dat het verzoek dus afgewezen moet worden. Het Gerecht overweegt dat artikel 634 Sv de rechter de mogelijkheid biedt om het ontnemingsbedrag te verminderen of kwijt te schelden, maar alleen indien er nieuwe of pas later bekende omstandigheden zijn. Het Gerecht concludeert dat de situatie van verzoeker niet als een nieuwe omstandigheid kan worden aangemerkt, omdat het verzoek feitelijk een herbeoordeling van de ontnemingsbeslissing inhoudt. Het verzoek wordt afgewezen, omdat het strafprocesrecht een gesloten stelsel van rechtsmiddelen kent en het verzoek niet binnen de reikwijdte van artikel 634 Sv valt.