In deze zaak hebben verzoekers, eigenaren en bewoners van een perceel in Curaçao, een verzoek om voorlopige voorziening ingediend tegen de minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning en de vergunninghouder van een bouwvergunning. De vergunninghouder had op 24 november 2023 een bouwvergunning verkregen voor het bouwen van een hobbyruimte en meidenkamer. Verzoekers hebben op 5 juni 2025 beroep ingesteld tegen deze vergunning en tegelijkertijd een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Ze stellen dat de vergunninghouder zonder hun toestemming een muur heeft gebouwd op hun erf, wat heeft geleid tot schade en een gevaarlijke situatie. Tijdens de zitting op 26 juni 2025 zijn de verzoekers, de vergunninghouder en de gemachtigden van beide partijen verschenen. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de aanvraag om de bouwvergunning niet kenbaar is getoetst aan de normen uit het verkavelingsplan. Het Gerecht concludeert dat er aanknopingspunten zijn dat de verleende bouwvergunning in strijd is met de normen van het verkavelingsplan, met name wat betreft de afstand tot de perceelsgrens en het toegestane bebouwingspercentage. Het verzoek om voorlopige voorziening is toegewezen, wat betekent dat de vergunninghouder moet stoppen met bouwen totdat er een uitspraak is gedaan in de bodemprocedure. De proceskosten worden vergoed door de verweerder.