ECLI:NL:OGEAC:2025:161

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
27 juni 2025
Publicatiedatum
15 juli 2025
Zaaknummer
CUR202501848
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om voorlopige voorziening in geschil over bouwvergunning en omgevingsrechtelijke normen

In deze zaak hebben verzoekers, eigenaren en bewoners van een perceel in Curaçao, een verzoek om voorlopige voorziening ingediend tegen de minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning en de vergunninghouder van een bouwvergunning. De vergunninghouder had op 24 november 2023 een bouwvergunning verkregen voor het bouwen van een hobbyruimte en meidenkamer. Verzoekers hebben op 5 juni 2025 beroep ingesteld tegen deze vergunning en tegelijkertijd een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Ze stellen dat de vergunninghouder zonder hun toestemming een muur heeft gebouwd op hun erf, wat heeft geleid tot schade en een gevaarlijke situatie. Tijdens de zitting op 26 juni 2025 zijn de verzoekers, de vergunninghouder en de gemachtigden van beide partijen verschenen. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de aanvraag om de bouwvergunning niet kenbaar is getoetst aan de normen uit het verkavelingsplan. Het Gerecht concludeert dat er aanknopingspunten zijn dat de verleende bouwvergunning in strijd is met de normen van het verkavelingsplan, met name wat betreft de afstand tot de perceelsgrens en het toegestane bebouwingspercentage. Het verzoek om voorlopige voorziening is toegewezen, wat betekent dat de vergunninghouder moet stoppen met bouwen totdat er een uitspraak is gedaan in de bodemprocedure. De proceskosten worden vergoed door de verweerder.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak
op het verzoek om voorlopige voorziening in het geding tussen:

[verzoeker 1] en [verzoeker 2],

verzoekers,
wonende in Curaçao,
gemachtigde: mr. A.C. Herrera,
en

de minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning,

verweerder,
gemachtigde: mr. E.A.M.J. van den Berg.
met als derde-belanghebbende:

[vergunninghouder],

wonende in Curaçao
procederend in persoon.

Procesverloop

Bij beschikking van 24 november 2023 heeft verweerder een bouwvergunning verleend aan de vergunninghouder voor het bouwen van een hobbyruimte en meidenkamer te [adres].
Verzoekers hebben daartegen op 5 juni 2025 beroep ingesteld bij het Gerecht. Ook hebben zij op dezelfde dag een verzoek om voorlopige voorziening ingediend bij het Gerecht.
De vergunninghouder heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
Het verzoek om voorlopige voorziening is op 26 juni 2025 op een zitting behandeld. Verzoeker 2 is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder werd vertegenwoordigd door mr. E.A.M.J. van den Berg en mr. ing. F. Winkel. De vergunninghouder is verschenen, vergezeld door [naam].

Overwegingen

Achtergrond
1. Verzoekers zijn eigenaren en bewoners van het perceel [adres]. Zij zijn achterburen van de vergunninghouder, die eigenaar is van het perceel [adres]. Op 4 oktober 2023 heeft het Multi Disciplinaire Team (hierna: MDT) op hun verzoek een bouwwerk op het perceel van de vergunninghouder gecontroleerd en een bouwstop opgelegd omdat zonder bouwvergunning werd gebouwd. In april 2025 constateerden verzoekers opnieuw dat de vergunninghouder aan het bouwen was, waarop zij weer het MTD hebben ingeschakeld. Na controle bleek dat de vergunninghouder thans in het bezit was van een bouwvergunning. Verzoekers hebben bij brief van 5 mei 2025 een verzoek op grond van de Landsverordening openbaarheid van bestuur ingediend bij verweerder, omdat zij kennis willen nemen van deze vergunning. Daarnaast hebben zij een melding gemaakt bij het Projectteam Toezicht en Handhaving en hebben zij samen met andere omwonenden wederom om handhaving gevraagd. Verder heeft het MDT op 28 mei 2025 opnieuw het bouwwerk gecontroleerd waarna een bouwstop is opgelegd vanwege bouwen in afwijking van de bouwvergunning. De vergunninghouder heeft daarna een verzoek om wijziging van de verleende vergunning ingediend.
Het verzoek
2. Verzoekers leggen aan hun verzoek om een voorlopige voorziening ten grondslag dat de vergunninghouder de achtermuur van de tweede verdieping van het bouwwerk op de door hen gebouwde erfmuur heeft gebouwd zonder dat zij daarvoor toestemming hebben gegeven, waardoor de muur is verzwakt en er scheuren in zijn gekomen en er aldus een gevaarlijke situatie is ontstaan. Zij verzoeken om de bouwvergunning te schorsen totdat in de beroepsprocedure is beslist en om de vergunninghouder op te dragen te stoppen met bouwen.
Uiteenzetting vergunninghouder
3. De vergunninghouder voert aan dat hij verzoekers op 23 januari 2024 en 26 januari 2024 heeft verteld over de bouwvergunning. Ter onderbouwing daarvan heeft hij weergaven van gesprekken via WhatsApp overgelegd. Verder stelt hij dat hij niet op de erfmuur, maar aan de erfmuur bouwt en dat deze muur mandelig is en dat hij in september 2019 daarvoor goedkeuring heeft gekregen van verzoekers via WhatsApp. Daarnaast betoogt hij dat verzoekers juist zijn privacy en woongenot schenden, omdat zij een woning met verdieping hebben bijgebouwd op 1,2 meter van de rooilijn, met ramen die op zijn perceel uitkijken en een dakgoot die het regenwater in zijn tuin geleidt en door een erfmuur van 2,8 meter hoog te bouwen.
Ontvankelijkheid
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat het – zonder geldige reden – te laat is ingesteld.
4.1.
Bij beschikking van 24 november 2023 heeft verweerder de bestreden bouwvergunning verleend. Deze bouwvergunning is niet gepubliceerd en is niet aan verzoekers toegezonden, hoewel zij zich voor afgifte van de vergunning al meerdere keren tot verweerder hadden gewend over hun problemen met het bouwwerk.
4.2.
Uit overgelegde weergaven van WhatsApp berichten volgt dat de vergunninghouder verzoekers op 23 januari 2024 en op 26 januari 2024 in kennis heeft gesteld van de bouwvergunning. Ter zitting hebben verzoekers aangevoerd dat een buurvrouw naar aanleiding van die kennisgeving direct daarna een klacht heeft ingediend bij de afdeling handhaving en toezicht. Volgens verzoekers moet die klacht ook worden beschouwd als een bezwaarschrift tegen de verleende bouwvergunning dat mede van hen afkomstig is.
4.3.
Ter zitting hebben verzoekers aangeboden om een afschrift van deze klacht in het geding te brengen, zodat beoordeeld kan worden of daaruit kan worden afgeleid dat verzoekers daarmee bezwaar hebben gemaakt tegen de bouwvergunning. Het accepteren van dit stuk leidt tot strijd met de goede procesorde, waarbij wordt betrokken dat de vergunninghouder niet met het inbrengen van dit stuk heeft willen instemmen. Daarom kan dit stuk niet bij de beoordeling worden betrokken. De ontvankelijkheid van het beroep zal nader moeten worden onderzocht in de beroepsprocedure. In die procedure kunnen verzoekers het stuk alsnog inbrengen, waarna verweerder en de vergunninghouder daarop kunnen reageren.
4.4.
Het Gerecht gaat in deze procedure uit van de mogelijke verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. Daarom wordt hierna overgegaan tot een inhoudelijke beoordeling van het verzoek om een voorlopige voorziening.
De gronden van verzoekers
5. Verzoekers hebben aangevoerd dat de bouwvergunning in strijd is met artikel 4, derde lid, aanhef en onder f, van het goedgekeurde verkavelingsplan “Sun Valley Estate Fase 1” (hierna: het verkavelingsplan), omdat de afstand tussen de achtergevel van het bouwwerk en de perceelsgrens minder is dan twee meter. Verder betogen zij dat de bouwvergunning in strijd is met artikel 4, derde lid, aanhef en onder d , van het verkavelingsplan, omdat het toegestane bebouwingspercentage van 40% wordt overschreden. Ook betogen zij dat er aanknopingspunten zijn dat er een vierde appartement gebouwd wordt en dat is volgens hen in strijd met artikel 3, tweede lid, aanhef en onder h, van het Eilandelijk Ontwikkelingsplan Curaçao, omdat er onvoldoende ruimte over is op het perceel voor vier parkeerplaatsen. Daarnaast hebben verzoekers aangevoerd dat het vergunde bouwwerk een ongerechtvaardigde inbreuk maakt op hun woongenot en privacy.
Voorlopig rechtmatigheidsoordeel
6. Artikel 22, aanhef en onder 8, van de Bouw- en woningverordening bepaalt dat een beslissing tot het verlenen van een voorwaardelijke bouwvergunning of tot gehele of gedeeltelijke weigering steeds met redenen omkleed is en slechts gegrond kan zijn op een of meer van de volgende omstandigheden:
“[…]
8. dat het bouwplan in strijd is met de bestemmingsvoorschriften van een ontwikkelingsplan, dan wel de voorschriften behorende bij een goedgekeurd verkavelingsplan waarin de bij de aanvraag betrokken grond is begrepen.”
6.1.
Ter zitting heeft verweerder desgevraagd erkend dat de aanvraag om een bouwvergunning niet althans niet kenbaar is getoetst aan de normen uit het verkavelingsplan. Op basis van de thans beschikbare dossierstukken en hetgeen ter zitting is besproken, zijn er naar het oordeel van het Gerecht aanknopingspunten dat de verleende bouwvergunning in strijd is met die normen, in het bijzonder met artikel 4, derde lid, aanhef, onder d en onder f, van het verkavelingsplan. Met de 62 m2 van het vergunde bijgebouw is kwestieus of de totale bebouwing van het perceel blijft binnen het maximaal toegestane 40% bebouwingspercentage. Omdat het perceel een oppervlakte heeft van 530 m2 mag maximaal 212 m2 (40% van 530 m2) worden bebouwd. Verder is ter zitting door de vergunninghouder erkend dat de afstand van het vergunde bouwwerk tot de perceelsgrens slechts maximaal twintig centimeter is, oftewel aanzienlijk minder dan de vereiste twee meter.
6.2.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de bouwvergunning niet zorgvuldig is voorbereid, geen deugdelijke en draagkrachtige motivering bevat en naar voorlopig oordeel in strijd is met de normen uit het verkavelingsplan. Bij afweging van alle betrokken belangen ziet het Gerecht hierin aanleiding om de bouwvergunning te schorsen. Voor het treffen van een (nadere) ordemaatregel ziet het Gerecht geen aanleiding.
Wat betekent dit voor partijen?
7. De vergunninghouder mag de bouwvergunning van 24 november 2023 vanaf nu niet meer gebruiken, totdat het Gerecht uitspraak heeft gedaan in de beroepsprocedure. Hij moet dus stoppen met bouwen.
7.1
Verweerder moet nog beslissen op het verzoek van de vergunninghouder om wijziging van de op 24 november 2023 verleende bouwvergunning. Die aanvraag dient te worden getoetst aan de geldende regelgeving, waaronder de normen uit het verkavelingsplan. Het verdient de voorkeur als verweerder bij de beoordeling van die aanvraag betrekt of de bestreden beschikking dient te worden herzien naar aanleiding van een alsnog uit te voeren toetsing aan de normen uit het verkavelingsplan. Mocht de uitkomst zijn dat het bouwwerk strijdt met een of meer van die normen, dan dient verweerder te beoordelen of voor die overschrijding(en) vrijstelling kan worden verleend met toepassing van artikel 9 van het verkavelingsplan. Indien de bevoegdheid daartoe aanwezig is, zal verweerder de respectieve belangen moeten afwegen. De neerslag van deze toetsing en eventuele afweging dient te blijken uit de te nemen beschikking(en).
Conclusie
8. Het Gerecht wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe. Verweerder moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

Het Gerecht:
I
wijsthet verzoek om voorlopige voorziening
toe;
II
schorstde bestreden beschikking totdat het Gerecht in de bodemprocedure met zaaknummer CUR202501847 op het beroep heeft beslist;
III veroordeelt verweerder tot betaling aan verzoekers van hun proceskosten tot een bedrag van Cg. 1.400,-.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, rechter in het Gerecht, en in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2025, in tegenwoordigheid van de griffier,
mr. M. Buntjer.
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open. Zie artikel 75 van de Lar.