ECLI:NL:OGEAC:2025:154

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
27 juni 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
CUR202501907
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van beslag in kort geding met betrekking tot identiteitsverschil tussen vennootschappen

In deze zaak, die zich afspeelt in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, is op 27 juni 2025 een vonnis in kort geding uitgesproken. De eiseres, DUSRON CONTRACTORS & EQUIPMENT B.V., heeft een vordering ingediend om de op haar gelegde conservatoire beslagen op te heffen. De gedaagden, die in 2019 een aannemingsovereenkomst zijn aangegaan met een andere vennootschap, Dusron Bouwbedrijf N.V., stellen dat er sprake is van misbruik van identiteitsverschil tussen DCE en Dusron Bouwbedrijf N.V. en dat zij een vordering hebben op DCE. De rechter heeft vastgesteld dat de gedaagden geen voldoende bewijs hebben geleverd voor hun claims en dat de beslagen ten laste van DCE opgeheven moeten worden. De rechter oordeelt dat er geen aanwijzingen zijn dat DCE onrechtmatig heeft gehandeld en dat de gedaagden in de kosten van het geding worden veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202501907
Vonnis in kort geding van 27 juni 2025
in de zaak van
DUSRON CONTRACTORS & EQUIPMENT B.V.,wonende in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. H.W. Braam,
tegen

1.[EISERES],

2. [GEDAAGDE],
beiden wonend in Curaçao,
gedaagden,
gemachtigde: mr. J.K. Althoff.
Partijen worden hierna DCE en gedaagden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 12 juni 2025,
  • de mondelinge behandeling van 20 juni 2025,
  • de pleitnotities van de gemachtigden.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
In dit kort geding zal het volgende als vaststaand worden aangenomen:
a. a) Gedaagden hebben in 2019 opdracht gegeven aan Dusron Bouwbedrijf N.V. tot de bouw van een woning te Francia, Curaçao.
b) Volgens gedaagden heeft de door Dusron Bouwbedrijf N.V. opgeleverde woning diverse bouwkundige gebreken en is Dusron Bouwbedrijf N.V. dan ook tekortgeschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst. Gedaagden stellen een vordering te hebben op Dusron Bouwbedrijf N.V. terzake de kosten van het herstel van gebreken en het alsnog uitvoeren van werkzaamheden. Zij verwijzen daarbij naar een deskundigenrapport. Daarnaast maken gedaagden aanspraak op contractuele boete.
c) Gedaagden hebben Dusron Bouwbedrijf N.V. tevergeefs gesommeerd tot betaling, laatstelijk bij brief van hun gemachtigde van 4 december 2024.
d) Dusron Bouwbedrijf N.V. heeft haar activiteiten gestaakt.
e) Gedaagden hebben na daartoe verkregen rechterlijk verlof op 10 juni 2025 ten laste van Dusron Bouwbedrijf N.V. en DCE conservatoir beslag doen leggen onder Maduro & Curiel’s Bank, Banco di Caribe en RBC Royal Bank, zulks ter verzekering van verhaal van een door de beslagrechter op Cg 689,270,40 begrote vordering.
f) De beslagen ten laste van DCE hebben doel getroffen, die ten laste van Dusron Bouwbedrijf N.V. niet.

3.De vordering

DCE vordert in dit kort geding dat het gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad de ten laste van haar gelegde beslagen zal opheffen.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in dit geding uitsluitend om de beslagen ten laste van DCE, niet tevens om de beslagen ten laste van Dusron Bouwbedrijf N.V. Het gaat in dit kort geding ook niet om de vraag of gedaagden een geldvordering hebben op Dusron Bouwbedrijf N.V. uit hoofde van de tussen die vennootschap en gedaagden gesloten aannemingsovereenkomst. Bij de beoordeling van de vordering van DCE in dit kort zal evenwel veronderstellenderwijs worden aangenomen dat sprake is van een dergelijke geldvordering op Dusron Bouwbedrijf N.V., en wel in de orde van grootte als waarvoor beslagverlof is verleend.
4.2.
Ingevolge artikel 705 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kunnen beslagen onder meer worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Naar het oordeel van het gerecht is dat hier ten aanzien van DCE het geval en dienen de te haren laste gelegde beslagen te worden opgeheven. Het gerecht overweegt daartoe als volgt.
4.3.
Vaststaat dat gedaagden de aannemingsovereenkomst zijn aangegaan met Dusron Bouwbedrijf N.V. (opgericht in 2002), niet met DCE (opgericht in 2015). Het betreft verschillende rechtspersonen. Gedaagden stellen echter ook een vordering op DCE te hebben. Zij stellen dat sprake is van misbruik van identiteitsverschil, althans dat DCE en Dusron Bouwbedrijf N.V. moeten worden vereenzelvigd. Zij voeren hiertoe het volgende aan:
  • Beide vennootschappen zijn van de familie […] en worden door die familie (vader en zoon) geleid;
  • De vennootscheppen zijn op hetzelfde adres gevestigd;
  • Beide vennootschappen hebben ‘Dusron’ in hun naam en hun bedrijfslogo’s lijken sterk opelkaar;
  • Het juridisch geschil tussen Dusron Bouwbedrijf N.V. en gedaagden is al gaande vanaf 2020;
  • Op 15 september 2023 ontvingen gedaagden de volgende e-mail:
Onderwerp: [UPDATE] New email address Dusron contractors and equipments. [UPDATE]
Hi everyone,
I hope this message finds you well. We have recently updated our email addresses to better serve our clients. Please note our new email domain:dusroncontractorsandequipments.com. We kindly request that you update your contact information accordingly.
Emails atinfo[…]dusron.comand any related emails will NOT be received.
For general inquiries and information, please reach out to us
at:infodusroncontractorsandequipments.comand myself @[…].
[…]Directeur
Dusron Contractors & Equipment B.V[…]
  • Nieuwe bouwprojecten worden aangenomen door DCE. Dusron Bouwbedrijf N.V. heeft haar activiteiten gestaakt.
  • Het personeel van Dusron Bouwbedrijf N.V. is overgegaan naar DCE.
  • De facebookpagina van Dusron Bouwbedrijf N.V. is overgenomen door DCE en toont nog steeds ook de bouwprojecten van Dusron Bouwbedrijf N.V.
  • De oude website van Dusron Bouwbedrijf N.V. linkt automatisch door naar de website van DCE.
4.4.
Deze omstandigheden zijn afzonderlijk van elkaar noch in samenhang bezien voldoende voor het oordeel dat DCE – door misbruik van identiteitsverschil – onrechtmatig jegens gedaagden heeft gehandeld of dat DCE met Dusron Bouwbedrijf N.V. moet worden vereenzelvigd. Daarbij is in het bijzonder van belang dat gesteld noch gebleken is dat DCE de hand heeft gehad in de gestelde tekortkoming in de nakoming van de aannemingsovereenkomst, dat door gedaagden betalingen aan DCE zijn verricht of dat DCE anderszins schade voor gedaagden heeft veroorzaakt. Het geschil over de bouw van de woning en over de door gedaagden gewenste schadevergoeding bestond al geruime tijd voordat DCE ten tonele kwam. Onbetwist is voorts dat Dusron Bouwbedrijf N.V. in financiële problemen verkeerde, ook als gevolg van de coronapandemie, en haar activiteiten daardoor niet kon voortzetten. Eveneens onbetwist is dat DCE geen door Dusron Bouwbedrijf N.V. uitgevoerde werken heeft gedeclareerd. Er zijn in dit kort geding geen aanwijzingen voor het oordeel dat DCE op onrechtmatige wijze eraan heeft meegewerkt dat gedaagden hun vordering op Dusron Bouwbedrijf N.V. niet op die vennootschap kunnen verhalen.
4.5.
Gelet op het voorgaande kan bij de huidige stand van zaken niet geoordeeld worden dat DCE jegens gedaagden schadeplichtig is. De op die grond gelegde beslagen zullen derhalve moeten worden opgeheven.
4.6.
Gedaagden zullen op de voet van art. 60 Rv als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.

5.De beslissing

Het gerecht,
rechtdoende in kort geding:
5.1.
heft op de op verzoek van gedaagden bij processen-verbaal van conservatoir beslag van 11 juni 2015 ten laste van DCE gelegde beslagen onder de naamloze vennootschappen Maduro & Curiel’s Bank, Banco di Caribe en RBC Royal Bank;
5.2.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de kosten van het geding aan de zijde van DCE gerezen, tot aan deze uitspraak begroot op Cg 434,94 aan oproepingskosten, Cg 450 aan griffierecht en Cg 1.500 voor salaris gemachtigde;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter, en in het openbaar uitgesproken.