In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, is op 3 februari 2025 een vonnis uitgesproken in een geschil tussen [eiser] en Zeelandia Trading Company N.V. met betrekking tot de uittreding van [eiser] als aandeelhouder. De zaak betreft een vordering tot uittreding op basis van artikel 2:251 BW, waarbij de prijs van de aandelen na een deskundigenbericht moest worden vastgesteld. Het gerecht had eerder, in een tussenvonnis van 23 oktober 2023, de vordering tot uittreding voorlopig toegewezen, maar er bleek een fout te zijn gemaakt in de toepassing van de wetgeving, aangezien de artikelen 2:251 en 2:252 BW verouderd waren geraadpleegd. Dit had echter geen invloed op de gegrondheid van de vordering.
Het deskundigenbericht, dat op 11 september 2024 was ingediend, concludeerde dat de prijs van de aandelen van [eiser] op 23 oktober 2023 NAf 11.000.000 was zonder toepassing van de uitgangspunten en NAf 8.900.000 met toepassing van alle uitgangspunten. De deskundige schetste ook twee mogelijke scenario's voor de fiscale gevolgen van de overdracht. Zetraco en [gedaagde 2] voerden bezwaren aan tegen het deskundigenrapport, maar het gerecht oordeelde dat deze bezwaren geen aanleiding gaven om het rapport niet te volgen.
In de beslissing werd bepaald dat Zetraco aan [eiser] een bedrag van NAf 8.800.000 moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente en kosten. Tevens werd de notaris mr. W.A. Palm aangewezen voor de overdracht van de aandelen. De vordering in reconventie van Zetraco en [gedaagde 2] werd afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.