In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, betreft het de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap tussen een vrouw en een man, die op 16 juni 1980 in Nederland zijn getrouwd. De echtscheiding werd uitgesproken op 28 maart 2006. De vrouw heeft na de echtscheiding in de echtelijke woning gewoond, terwijl de man daar sinds 2002 niet meer verblijft. De vrouw en de man hebben beide vorderingen ingediend met betrekking tot de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, waarbij de vrouw ook toestemming vroeg om kosteloos te mogen procederen. Het gerecht heeft de vrouw toegestaan om kosteloos te procederen, gezien haar financiële situatie. De verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap werd vastgesteld op basis van de waarde van de woning, de inboedel en een auto. De vrouw werd de woning, de inboedel en de auto toegewezen, met de verplichting om een overbedelingsvergoeding aan de man te betalen. De man had ook aanspraak gemaakt op een gebruiksvergoeding voor het gebruik van de woning door de vrouw, maar deze werd gematigd door het gerecht. De man had daarnaast een vordering ingediend voor teveel betaalde alimentatie, maar deze werd afgewezen omdat de alimentatieverplichting nog steeds doorloopt. De vrouw had ook vorderingen op de man ter zake pensioenuitkeringen en levensverzekeringen, die verrekend zouden worden met de overbedelingsvergoeding. Het gerecht heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.