ECLI:NL:OGEAC:2025:126

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
CUR202501317
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en billijke vergoeding in arbeidsconflict tussen werknemer en werkgever

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 24 juni 2025 uitspraak gedaan in een arbeidsconflict tussen [verzoekster] en de besloten vennootschap Sandals Curaçao Santa Barbara B.V. [verzoekster] verzocht om te verklaren dat haar ontslag door Sandals nietig was en om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een billijke vergoeding. Sandals had de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] op 7 januari 2025 beëindigd, maar [verzoekster] stelde dat zij vanaf 17 januari 2022 in vaste dienst was en dat het dienstverband niet van rechtswege was geëindigd. Het Gerecht oordeelde dat de arbeidsovereenkomst niet van rechtswege was geëindigd, omdat de Ragetlie-regel van toepassing was. Dit betekent dat voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst voorafgaande opzegging nodig was, wat niet had plaatsgevonden. Het Gerecht heeft Sandals veroordeeld tot doorbetaling van het loon van [verzoekster] en heeft een billijke vergoeding van Cg 15.000 toegekend. Daarnaast is de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 juli 2025 ontbonden wegens veranderingen in de omstandigheden. Sandals werd ook veroordeeld in de proceskosten van [verzoekster].

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202501317
Beschikking van 24 juni 2025
in de zaak van
[verzoekster],
wonend in [woonplaats],
verzoekster,
verweerster in het zelfstandig tegenverzoek,
gemachtigde: mr. A.C. Herrera,
tegen
de besloten vennootschap
SANDALS CURAÇAO SANTA BARBARA B.V.
gevestigd in Curaçao,
verweerster,
verzoekster in het zelfstandig tegenverzoek,
gemachtigde: mr. K.D. Keizer.
Partijen worden hierna [verzoekster] en Sandals genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 24 april 2025, met producties,
  • het verweerschrift, alsmede een zelfstandig tegenverzoek, met producties,
  • de nadere producties van [verzoekster],
  • de nadere producties van Sandals,
  • de akte van eisvermeerdering (correctie) van [verzoekster],
  • de mondelinge behandeling van 27 mei 2025,
  • de pleitnotities.
1.2.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Sandals is een ‘all-inclusive luxury’ resort dat haar deuren op 1 juni 2022 geopend heeft in Curaçao.
2.2.
Op 17 januari 2022 is [verzoekster], thans 43 jaar, in dienst getreden bij Sandals in de functie van Loyalty & Travel Manager tegen een bruto maandsalaris van
Cg 5.100, exclusief commissie.
2.3.
Op 8 februari 2022 heeft in aanwezigheid van de toenmalige General Manager van Sandals, [generaal manager], een personeelsbijeenkomst met een persconferentie plaatsgevonden in het World Trade Center Curaçao.
2.4.
Bij brief van 17 maart 2022 heeft Sandals ten behoeve van een geldlening van [verzoekster] het volgende aan Maduro & Curiel’s Bank geschreven, voor zover van belang:
“(…)
This letter is to confirm that Ms. [verzoekster], is employed to Sandals (…) since January 17, 2022, in position Loyalty & Travel Manager and has an indefinite work agreement.
(…)”
2.5.
Bij brief van 9 september 2022 heeft Sandals ten behoeve van een geldlening van [verzoekster] het volgende aan Orco Bank geschreven, voor zover van belang:
“(…)
This letter is to confirm that Mrs. [verzoekster] (…) is employed at Sandals (…) Since January 17th, 2022 with an indefinite contract. Ms. [verzoekster] hold the position of Loyalty & Travel Manager.
(…)”
2.6.
Op 16 januari 2024 zijn partijen een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd overeengekomen, ingaand op 17 januari 2024 en eindigend op
16 januari 2025 (hierna: de schriftelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd).
2.7.
Bij e-mail van 25 november 2024 heeft Sandals een geactualiseerde lijst van vakantiedagen aan [verzoekster] verstuurd, waarin ten aanzien van [verzoekster] onder “Employee Status” staat: “Full time Permanent 5”.
2.8.
Bij brief van 7 januari 2025 heeft Sandals [verzoekster] als volgt geïnformeerd, voor zover van belang:
“(…)
On behalf of
Sandals(…), we thank you for your services as
Loyalty & Travel Manager, however, this serves to advise that with immediate effect, your services will no longer be required. (…)
In this case your contract will expire on January 16, 2025 and we will no longer extend our working relationship.
(…)”
2.9.
Bij brief van 9 april 2025 aan Sandals heeft (de gemachtigde van) [verzoekster] de nietigheid ingeroepen van het aan haar gegeven ontslag.

3.Het verzoek

inzake het verzoek van [verzoekster]
3.1. [
verzoekster] verzoekt – na vermeerdering en samengevat – dat het gerecht:
I. haar toestemming verleent om kosteloos te procederen;
II. voor recht verklaart dat het door Sandals gegeven ontslag nietig is;
III. de arbeidsovereenkomst tussen partijen wegens dringende redenen zijdens [verzoekster] ontbindt;
IV. Sandals veroordeelt het salaris aan [verzoekster] door te betalen vanaf
17 januari 2025 tot de datum van ontbinding van de arbeidsovereenkomst, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
V. Sandals veroordeelt tot betaling van een ontbindingsvergoeding aan [verzoekster];
VI. Sandals veroordeelt in de proceskosten.
inzake het zelfstandig tegenverzoek van Sandals
3.2.
Sandals verzoekt – samengevat – dat het gerecht de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang (voorwaardelijk) ontbindt wegens gewichtige redenen in de zin van gewijzigde omstandigheden, zonder toekenning van enige vergoeding aan [verzoekster], met veroordeling van [verzoekster] in de (na)kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

4.De beoordeling

inzake het verzoek van [verzoekster] en het zelfstandig tegenverzoek van Sandals

Inleidende overwegingen
4.1.
Tussen partijen is in geschil of het tussen hen bestaande dienstverband van rechtswege is geëindigd per 16 januari 2025.
4.2.
Vast staat dat [verzoekster] op 17 januari 2022 in dienst is getreden bij Sandals in de functie van Loyalty & Travel Manager. Partijen zijn daarna op 16 januari 2024 een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd overeengekomen, ingaand op
17 januari 2024 en eindigend op 16 januari 2025, waarbij niet ter discussie staat dat de schriftelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor wat betreft de overeengekomen salaris- en andere arbeidsvoorwaarden niet wezenlijk verschilt van wat daarvoor tussen partijen gold.
4.3.
Voor de beantwoording van de vraag of de dienstbetrekking al dan niet van rechtswege is geëindigd, is gelet op artikel 7A:1615e BW van belang of in de periode van 17 januari 2022 tot 17 januari 2024 sprake was van een voor onbepaalde tijd aangegane dienstbetrekking.
Toetsingskader
4.4.
In artikel 7A:1615e BW is, voor zover van belang, in het eerste lid bepaald dat de dienstbetrekking van rechtswege eindigt wanneer de tijd is verstreken bij overeenkomst aangegeven. In het tweede lid, aanhef en onder 7, is bepaald dat indien een voor onbepaalde tijd aangegane dienstbetrekking, die anders dan door rechtsgeldige opzegging of ontbinding door de rechter is beëindigd, éénmaal of meermalen is voortgezet door een dienstbetrekking voor bepaalde tijd, voor de beëindiging van de laatste dienstbetrekking voorafgaande opzegging nodig is (de zogenaamde “Ragetlie-regel”). De termijn voor opzegging wordt berekend vanaf het tijdstip van totstandkoming van de dienstbetrekking voor onbepaalde tijd.
Ragetlie-regel
4.5. [
verzoekster] stelt dat zij vanaf 17 januari 2022 in vaste dienst is getreden bij Sandals, waardoor – ondanks de schriftelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd – het dienstverband niet van rechtswege is geëindigd per 16 januari 2025. Ter onderbouwing van haar stelling heeft [verzoekster], met verwijzing naar drie getuigenverklaringen, gewezen op de bijeenkomst in het World Trade Center Curaçao van 8 februari 2022 waar de toenmalige General Manager van Sandals, [general manager], heeft toegezegd dat het personeel in vaste dienst gaat treden. Voorts verwijst [verzoekster] naar een voice memo van mw. [corporate manager], Corporate Manager L&T SRI, waaruit volgt dat managers, waaronder [verzoekster], die bij het prille begin van Sandals in dienst werden genomen in vaste dienst zijn bij Sandals. Ook uit de e-mails ter zake de vakantiedagen en de brieven van Sandals ten behoeve van de leningen blijkt volgens [verzoekster] dat zij in vaste dienst is getreden bij Sandals.
4.6.
Sandals voert daartegen aan dat [verzoekster] bij indiensttreding op 17 januari 2022 een arbeidsovereenkomst voor de duur van een jaar is aangeboden. [verzoekster] heeft geweigerd die arbeidsovereenkomst te tekenen, maar is wel gaan werken. Ze is dan ook gaan werken onder de aangeboden voorwaarden. Nadat haar dienstverband tweemaal mondeling werd verlengd, heeft [verzoekster] op 17 januari 2024 ingestemd om de schriftelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd te tekenen. Ook deze overeenkomst werd aangegaan voor de duur van een jaar en is derhalve op 16 januari 2025 van rechtswege geëindigd. De Ragetlie-regel is daarom niet van toepassing en de door [verzoekster] overgelegde (getuigen)verklaringen kunnen haar om verschillende redenen niet baten, aldus Sandals.
4.7.
Het gerecht stelt vast dat [verzoekster] op 17 januari 2022 in dienst is getreden bij Sandals in de functie van Loyalty & Travel Manager zonder een schriftelijke arbeidsovereenkomst. Daarbij is niet komen vast te staan dat partijen bij aanvang van het dienstverband een einddatum hebben vastgesteld of een periode zijn overeengekomen. Sandals heeft weliswaar gesteld dat [verzoekster] een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is aangeboden, maar zij heeft in het licht van de gemotiveerde betwisting van [verzoekster] niets overgelegd waaruit volgt dat partijen een einddatum van het dienstverband zijn overeengekomen. Ook anderszins is het moment waarop de dienstbetrekking zou eindigen niet objectief bepaalbaar. Bij gebreke van een objectief bepaalde termijn en nu [verzoekster] brieven en e-mails van Sandals heeft overgelegd waarin expliciet staat dat [verzoekster] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft c.q. permanent in dienst is (zie hiervoor onder 2.4., 2.5. en 2.7.), dient de dienstbetrekking in de periode van
17 januari 2022 tot 17 januari 2024 naar het oordeel van het gerecht te worden aangemerkt als zijnde voor onbepaalde tijd aangegaan.
Tussenconclusie
4.8.
Nu direct voorafgaand aan de schriftelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd sprake was van een voor onbepaalde tijd aangegane dienstbetrekking, is de Ragetlie-regel uit artikel 7A:1615e tweede lid, aanhef en onder 7 BW van toepassing. Dit brengt mee dat het tussen partijen bestaande dienstverband niet van rechtswege is geëindigd, omdat voor de beëindiging daarvan – anders dan Sandals stelt – voorafgaande opzegging nodig was. Vast staat dat een dergelijke opzegging niet heeft plaatsgevonden. Daarmee is de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst dus nog steeds van kracht.
Loondoorbetalingsverplichting
4.9.
Sandals is conform artikel 7A:1614a BW gehouden het loon van [verzoekster] door te betalen totdat de dienstbetrekking op een rechtsgeldige wijze is geëindigd. Dit brengt mee dat Sandals zal worden veroordeeld tot betaling van het loon van [verzoekster] over de periode van 17 januari 2025 tot de datum waarop de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst op een rechtsgeldige wijze is geëindigd. De verzochte wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7A:1614q BW zal worden toegewezen als verzocht nu gronden voor matiging gesteld noch gebleken zijn. De wettelijke rente zal vanaf veertien dagen na de datum van deze beschikking eveneens worden toegewezen. Bij een separate toewijzing van de onder II verzochte verklaring voor recht heeft [verzoekster], wat daar ook van zij, geen belang meer zodat dat onderdeel van haar verzoek wordt afgewezen.
Ontbinding
4.10. [
verzoekster] heeft verzocht de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden wegens dringende redenen zijdens [verzoekster]. Zij heeft – naar het gerecht begrijpt – daaraan ten grondslag gelegd dat Sandals bij brief van 7 januari 2025 ten onrechte de dienstbetrekking heeft beëindigd, waardoor Sandals onrechtmatig jegens [verzoekster] heeft gehandeld. Naar het oordeel van het gerecht is dat geen omstandigheid van dusdanige aard dat deze tot gevolg kan hebben dat van [verzoekster] redelijkerwijze niet gevergd kan worden de dienstbetrekking te laten voortduren. Op de grondslag van gewichtige redenen, bestaande uit een uitgestelde dringende reden als bedoeld in artikel 7A:1615q BW, is het verzoek van [verzoekster] tot ontbinding daarom niet toewijsbaar.
4.11.
Het vorenstaande neemt niet weg dat uit de overgelegde stukken en hetgeen partijen ter zitting over en weer naar voren hebben gebracht, genoegzaam is komen vast te staan dat de goede verstandhouding tussen partijen, die noodzakelijk is voor een samenwerking, blijvend is komen te ontbreken. Nu er onvoldoende basis is voor een vruchtbare voortzetting van de arbeidsrelatie, ziet het gerecht aanleiding om de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 juli 2025 te ontbinden wegens veranderingen in de omstandigheden. Het zelfstandig tegenverzoek van Sandals zal in zoverre worden toegewezen.
Billijke vergoeding
4.12.
Het komt het gerecht met het oog op de omstandigheden van het geval billijk voor om [verzoekster] ten laste van Sandals een vergoeding toe te kennen. Bij de bepaling van de hoogte van de billijke vergoeding houdt het gerecht rekening met de relatief jonge leeftijd van [verzoekster] en de korte dienstbetrekking tussen partijen, maar ook dat Sandals het tussen partijen bestaande dienstverband gezien het voorgaande ten onrechte zonder voorafgaande opzegging heeft beëindigd. Alles afwegende, acht het gerecht een billijke vergoeding ten bedrage van Cg 15.000 bruto aangewezen. Verondersteld wordt dat de cessentia-uitkering is inbegrepen in genoemd bedrag.
4.13.
Nu aan de ontbinding een billijke vergoeding wordt verbonden, zal Sandals gelet op artikel 7A:1615w, lid 6 BW in de gelegenheid worden gesteld om het zelfstandig tegenverzoek in te trekken binnen de hierna genoemde termijn.
Proceskosten
4.14.
Gelet op het door [verzoekster] overgelegde bewijs van onvermogen, staat het gerecht haar toe om kosteloos te procederen.
4.15.
Omdat Sandals inzake het verzoek van [verzoekster] (grotendeels) in het ongelijk wordt gesteld, wordt zij veroordeeld in de proceskosten. De kosten van [verzoekster] worden tot aan deze uitspraak begroot op Cg 50 aan griffierecht en Cg 1.500 aan gemachtigdensalaris.
4.16.
Het gerecht ziet in de uitkomst van de procedure inzake het zelfstandig tegenverzoek van Sandals aanleiding om de proceskosten te compenseren als hierna in de beslissing vermeld.
4.17.
Bij intrekking van het zelfstandig tegenverzoek, zal Sandals worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van [verzoekster] worden tot op heden begroot op Cg 1.500 aan gemachtigdensalaris.

5.De beslissing

inzake het verzoek van [verzoekster]
Het gerecht:
5.1.
veroordeelt Sandals tot betaling van het loon van [verzoekster] over de periode
17 januari 2025 tot de datum waarop de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst op een rechtsgeldige wijze is geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7A:1614q BW, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf veertien dagen na de datum van deze beschikking tot aan de dag van betaling;
5.2.
veroordeelt Sandals in de proceskosten van [verzoekster] van Cg 1.550;
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
inzake het zelfstandig tegenverzoek van Sandals
5.4.
stelt partijen in kennis van haar voornemen de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 1 juli 2025 te ontbinden wegens veranderingen in de omstandigheden, onder toekenning van na te melden billijke vergoeding ten laste van Sandals;
5.5.
stelt Sandals in de gelegenheid vóór 30 juni 2025 gebruik te maken van haar bevoegdheid het zelfstandig tegenverzoek in te trekken;
5.6.
veroordeelt Sandals, voor zover zij haar zelfstandig tegenverzoek intrekt, in de proceskosten van [verzoekster] van Cg 1.500;
en voor het geval Sandals niet vóór 30 juni 2025 tot intrekking van het zelfstandig tegenverzoek zal overgaan:
5.7.
ontbindt de tussen [verzoekster] en Sandals bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 1 juli 2025;
5.8.
kent ter zake van die ontbinding aan [verzoekster] ten laste van Sandals een vergoeding toe van Cg 15.000 bruto;
5.9.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
inzake het verzoek van [verzoekster] en het zelfstandig tegenverzoek van Sandals voorts
5.1
verleent [verzoekster] toestemming om kosteloos te procederen;
5.11.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.W.J. Vinkes, rechter, bijgestaan door
mr. H. Akbuz, griffier, en in het openbaar uitgesproken.