In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 14 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over de vermeende huurkoop van een woning. [Eiser] vorderde de vernietiging van de overeenkomst van huurkoop en de ontruiming van de woning door [gedaagde]. [Eiser] stelde dat [belanghebbende 2], de voormalige eigenaar, ten tijde van de overeenkomst niet volledig wilsbekwaam was, en dat de overeenkomst niet voldeed aan de wettelijke eisen. [Gedaagde] daarentegen vorderde erkenning van de overeenkomst en levering van de woning, stellende dat de overeenkomst rechtsgeldig was en dat hij de huurkoopprijs had voldaan.
Het Gerecht oordeelde dat er geen schriftelijke overeenkomst was en dat de overeenkomst niet voldeed aan de vereisten voor huurkoop. De overeenkomst werd daarom vernietigd, waardoor [gedaagde] zonder recht of titel in de woning verbleef. Het Gerecht heeft [gedaagde] veroordeeld de woning binnen twee maanden te ontruimen en hem in de proceskosten veroordeeld. De vorderingen van [gedaagde] in reconventie werden afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van schriftelijke overeenkomsten bij onroerend goed en de gevolgen van wilsgebrek bij het aangaan van dergelijke overeenkomsten.