ECLI:NL:OGEAC:2024:9

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
29 januari 2024
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
CUR202303976
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding tot ontruiming van woning door dochter op vordering van moeder met betrekking tot familieproblemen en belangen van minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de moeder, geboren in 1951, een kort geding aangespannen tegen haar dochter, geboren in 1993, met als doel de ontruiming van de woning waarin zij samen met haar dochter en vier minderjarige kleinkinderen verblijft. De moeder heeft op 12 december 2023 een verzoekschrift ingediend, en de mondelinge behandeling vond plaats op 26 januari 2024. De dochter is niet verschenen, ondanks een deurwaardersexploot, en er is verstek verleend. De moeder heeft de vordering onderbouwd met een lange lijst van meldingen van wangedrag van de dochter en haar partner, waaronder kindermishandeling en bedreiging.

De rechter heeft geoordeeld dat de moeder als huurster de enige rechthebbende is op de woning en dat de dochter zonder haar instemming daar niet kan verblijven. De situatie is door de moeder als onhoudbaar beschreven, en de rechter heeft besloten de vordering van de moeder toe te wijzen. De dochter krijgt een ruimere ontruimingstermijn dan gevorderd, tot uiterlijk 31 maart 2024, om rekening te houden met het belang van de minderjarige kinderen. De moeder heeft recht op kosteloze rechtsbijstand, en er is geen veroordeling in proceskosten omdat partijen familie zijn. Het vonnis is uitgesproken door mr. P.E. de Kort en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202303976
Vonnis in kort geding van 29 januari 2024 [na herstel]
in de zaak van
[EISERES](hierna ook: ‘de moeder’),
te Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. S.I. Da Costa Gomez,
tegen
[GEDAAGDE](hierna ook: ‘de dochter’),
te Curaçao,
gedaagde,
niet verschenen.

1.Het procesverloop

1.1.
Op 12 december 2023 heeft de moeder een verzoekschrift in kort geding ingediend.
1.2.
De mondelinge behandeling van het kort geding heeft plaatsgehad op 26 januari 2024.
1.3.
De dochter is, hoewel goed en bij in persoon uitgereikt deurwaardersexploot opgeroepen, niet verschenen. Tegen de dochter is verstek verleend. Uitspraak is bepaald op vandaag.

2.De vordering

De moeder vordert, samengevat, de ontruiming door de dochter van de woning aan de [adres] waarin de moeder, de dochter, vier minderjarige kinderen en een (nieuwe) vriend van de dochter wonen.
Van de dochter is geen reactie ontvangen en zij is niet ter zitting verschenen. Zij heeft dus ook geen verweer gevoerd.

3.De beoordeling

3.1.
De moeder baseert haar vordering op het volgende. De moeder (geboren in 1951) is de moeder van de dochter (geboren in 1993). De moeder woont sinds ongeveer 1972 in de [adres] in Nieuw Muizenberg. Zij woonde daar aanvankelijk samen met haar (vorige week overleden) toenmalige echtgenoot. Het betrof een koopwoning van FKP, maar wegens betalingsproblemen is het een huurwoning geworden. Volgens een brief van FKP uit maart 2022 is er een grote huurachterstand. De dochter is in ongeveer 2015 weer bij de moeder ingetrokken. Zij woont daar met haar vier minderjarige kinderen [kind 1] (2012), [kind 2] (2014), [kind 3] (2018) en [kind 4] (2022) en haar (nieuwe) vriend. De situatie is volgens de moeder steeds zeer problematisch geweest, en is nu onhoudbaar. De moeder verwijst naar een lange lijst van door de moeder bij de politie gedane aangiftes en meldingen met betrekking tot wangedrag van de dochter en haar partner(s). Het gaat om meldingen van kindermishandeling, bedreiging, diefstal, vernieling.
3.2.
De vordering van de moeder zal worden toegewezen. De dochter heeft de vordering en de door de moeder gestelde feiten niet weersproken. Het gerecht neemt daarbij tot uitgangspunt dat alleen de moeder – als huurster – de rechthebbende is met betrekking tot de woning en dat de dochter zonder de instemming van de moeder daarin niet kan verblijven. Dat de situatie onhoudbaar is heeft de moeder overtuigend uiteengezet.
3.3.
De moeder heeft ter zitting desgevraagd gezegd dat ook de Voogdijraad bemoeienis heeft de kinderen van de dochter. De moeder heeft gezegd dat, als de dochter en de Voogdijraad daarmee instemmen, zij de zorg voor de twee meisjes op zich zou kunnen nemen en dat deze in dat geval bij haar kunnen blijven wonen. Volgens de moeder heeft de dochter eerder een eigen woning aangeboden gekregen, maar is zij de sleutel niet gaan ophalen.
3.4.
Met het oog op het belang van de kinderen zal aan de dochter een ruimere ontruimingstermijn worden gegund dan gevorderd. Ook zal bepaald worden dat een afschrift van dit vonnis ter kennisgeving aan de Voogdijraad wordt gestuurd.
3.5.
De moeder heeft recht op kosteloze rechtsbijstand. Omdat partijen familie zijn, volgt geen veroordeling in de proceskosten.

4.De beslissing in kort geding

Het gerecht:
4.1.
verleent eiseres toestemming kosteloos te procederen;
4.2.
veroordeelt de dochter de woning [adres] te Curaçao uiterlijk op 31 maart 2024 te ontruimen met alle personen en zaken die zich van de kant van gedaagde in en om die woning bevinden;
4.3.
verstaat dat de deurwaarder, door wie de gedwongen ontruiming zal dienen te geschieden als de dochter in gebreke blijft met de ontruiming, op grond van de wet- en regelgeving (artikel 555 e.v. Rv) bevoegd is de sterke arm van politie en justitie in te roepen, en verleent alvast toestemming voor de vertegenwoordiging als bedoeld in artikel 557 en 444 lid 2 Rv;
4.4.
verzoekt de griffier een scan dit vonnis ter kennisgeving per e-mail aan de Voogdijraad te sturen;
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst af wat verder is gevorderd;
4.7.
compenseert de proceskosten in die zin dat partijen de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter, en in het openbaar uitgesproken.