In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, is op 25 maart 2024 een vonnis uitgesproken in de zaak tussen STAAL ANTILLEN HERU B.V. (SAH) en ROYAL HOLDING COMPANY II B.V. (RHC). SAH, de eiseres in conventie en gedaagde in reconventie, heeft niet voldaan aan de betaling van het voorschot aan de benoemde deskundigen, terwijl RHC dit voorschot wel heeft betaald. Het gerecht had eerder, in een tussenvonnis van 2 oktober 2023, bepaald dat beide partijen elk de helft van het voorschot van NAf 18.000,- zouden betalen. De deskundigen hebben aan de rechter gerapporteerd dat SAH haar verplichtingen niet is nagekomen, wat heeft geleid tot de conclusie dat het deskundigenonderzoek niet kan plaatsvinden.
Op basis van artikel 174 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft het gerecht de gevolgtrekking gemaakt dat het zal uitgaan van de juistheid van de stellingen van RHC. Dit heeft geleid tot de afwijzing van de vordering van SAH in conventie en de toewijzing van de vordering van RHC in reconventie. SAH is veroordeeld in de proceskosten van RHC, die zijn begroot op NAf 4.375,- in conventie en NAf 2.625,- in reconventie. Daarnaast is SAH veroordeeld tot betaling van een bedrag van NAf 54.102,40 aan RHC, met wettelijke rente en nakosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de veroordelingen onmiddellijk kunnen worden uitgevoerd.
De uitspraak benadrukt het belang van het voldoen aan proceskosten en voorschotten in civiele procedures, en de gevolgen van het niet nakomen van deze verplichtingen.