ECLI:NL:OGEAC:2024:86

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
25 maart 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
CUR202004440
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevolgtrekking uit niet-betaling van voorschot aan deskundigen in civiele procedure

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, is op 25 maart 2024 een vonnis uitgesproken in de zaak tussen STAAL ANTILLEN HERU B.V. (SAH) en ROYAL HOLDING COMPANY II B.V. (RHC). SAH, de eiseres in conventie en gedaagde in reconventie, heeft niet voldaan aan de betaling van het voorschot aan de benoemde deskundigen, terwijl RHC dit voorschot wel heeft betaald. Het gerecht had eerder, in een tussenvonnis van 2 oktober 2023, bepaald dat beide partijen elk de helft van het voorschot van NAf 18.000,- zouden betalen. De deskundigen hebben aan de rechter gerapporteerd dat SAH haar verplichtingen niet is nagekomen, wat heeft geleid tot de conclusie dat het deskundigenonderzoek niet kan plaatsvinden.

Op basis van artikel 174 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft het gerecht de gevolgtrekking gemaakt dat het zal uitgaan van de juistheid van de stellingen van RHC. Dit heeft geleid tot de afwijzing van de vordering van SAH in conventie en de toewijzing van de vordering van RHC in reconventie. SAH is veroordeeld in de proceskosten van RHC, die zijn begroot op NAf 4.375,- in conventie en NAf 2.625,- in reconventie. Daarnaast is SAH veroordeeld tot betaling van een bedrag van NAf 54.102,40 aan RHC, met wettelijke rente en nakosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de veroordelingen onmiddellijk kunnen worden uitgevoerd.

De uitspraak benadrukt het belang van het voldoen aan proceskosten en voorschotten in civiele procedures, en de gevolgen van het niet nakomen van deze verplichtingen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202004440
Vonnis van 25 maart 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap
STAAL ANTILLEN HERU B.V.,gevestigd in Curaçao,
eiseres in conventie, gedaagde in reconventie,
gemachtigde: mr. R.A. Diaz,
tegen
de besloten vennootschap
ROYAL HOLDING COMPANY II B.V.,
gevestigd in Curaçao,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. M.R. Hammoud.
Partijen zullen hierna SAH en RHC worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Bij vonnis van 2 oktober 2023 (hierna: het tussenvonnis) heeft het gerecht onder meer een deskundigenbericht bevolen.
1.2.
Nadien heeft correspondentie plaatsgevonden omtrent de betaling van het voorschot tussen de rechter en de deskundigen respectievelijk de gemachtigden.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij het tussenvonnis heeft het gerecht een deskundigenbericht bevolen met benoeming van de heren [naam 1], werkzaam bij Civil Engeneering Caribbean N.V. en [naam 2], directeur van Raadgevend Ingenieurs- en Architectenburo Ascon N.V., als deskundigen. In dat vonnis ten aanzien van het voorschot het volgende beslist:
“5.5. bepaalt dat SAH en RHC elk de helft van het voorschot op de kosten van de deskundigen ad NAf 18.000,- (exclusief 6% omzetbelasting) voor hun rekening zullen nemen. Beide deskundigen zullen daarom een factuur van NAf 4.500,- (exclusief OB) aan elk van partijen toesturen. Partijen zullen de deskundige en de rechter informeren zodra de betaling is geschied.”
2.2.
Naar de genoemde deskundigen aan de rechter hebben medegedeeld, heeft RHC de door haar verschuldigde voorschotbedragen aan de beide deskundigen voldaan en heeft SAH de door haar verschuldigde voorschotbedragen aan geen van beide deskundigen voldaan. Nadat de rechter deze mededeling van de deskundigen ter verificatie van de juistheid daarvan aan de gemachtigden heeft voorgelegd, hebben laatstgenoemden geen van beiden bericht dat die onjuist is, zodat van de juistheid van die mededeling zal worden uitgegaan.
2.3.
Als gevolg van de non-betaling door SAH – ook niet nadat een uiterste betalingstermijn tot eind februari 2024 was gesteld – kan het deskundigenonderzoek niet plaatsvinden. Volgens artikel 174 lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan het gerecht daaruit de gevolgtrekking maken die het geraden acht. Die gevolgtrekking is dat het gerecht zal uitgaan van de juistheid van het verweer en de stellingen van RHC.
2.4.
Daaruit volgt dat de vordering in conventie van SAH zal worden afgewezen en de vordering in reconventie van RHC zal worden toegewezen.
2.5.
Als in het ongelijk gestelde partij zal SAH worden veroordeeld in de kosten van dit geding aan de zijde van RHC. Deze kosten worden tot aan dit vonnis begroot op NAf 4.375,- aan gemachtigdensalaris in conventie en NAf 2.625,- aan gemachtigdensalaris in reconventie.
2.6.
De gevorderde wettelijke rente daarover en de nakosten worden als onbetwist toegewezen zoals hierna onder de beslissing vermeld.
2.7.
De veroordelingen in deze uitspraak gaan meteen in en kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van de partijen deze beslissing voorlegt aan het Hof.

3.De beslissing

Het gerecht:
in conventie
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt SAH in de proceskosten van RHC van NAf 4.375,-;
in reconventie
3.3.
veroordeelt SAH tot betaling aan RHC van een bedrag van NAf 54.102,40;
3.4.
veroordeelt SAH in de proceskosten van RHC van NAf 2.625,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 12 juni 2020 tot aan de dag der voldoening;
3.5.
veroordeelt SAH in de nakosten van NAf 250 zonder betekening, verhoogd met NAf 150 in geval van betekening;
voorts in conventie en in reconventie
3.6.
bepaalt dat de proceskosten en de nakosten moeten worden betaald binnen veertien dagen na dit vonnis en dat die kosten worden verhoogd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na dit vonnis als niet op tijd wordt betaald;
3.7.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen in r.o. 3.2, 3.3, 3.4, 3.5 en 3.6 uitvoerbaar bij voorraad;
3.8.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis, rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.