ECLI:NL:OGEAC:2024:78

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
2 mei 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
CUR202301315
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep omwonenden tegen verleende hindervergunning voor het houden van dieren aan nabijgelegen rancho

In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao het beroep van omwonenden tegen de beslissing van de minister van Gezondheid, Milieu en Natuur om een hindervergunning te verlenen aan Stichting Rancho Balthazar voor het houden van dieren. De eisers, wonend in de nabijheid van de rancho, hebben op 2 mei 2023 beroep ingesteld tegen deze beschikking. De minister heeft gereageerd met een verweerschrift en de vergunninghouder heeft ook gereageerd. De zitting vond plaats op 20 maart 2024, waar de eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals de minister en de vergunninghouder met hun vertegenwoordigers.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de hindervergunning niet in strijd is met het Eilandelijk Ontwikkelingsplan (EOP) en dat de minister de aanvraag terecht inhoudelijk heeft behandeld. De eisers voerden aan dat het houden van dieren in strijd is met de erfpachtovereenkomst en dat de vergunning niet had mogen worden verleend. Het Gerecht oordeelt echter dat strijd met de erfpachtovereenkomst geen weigeringsgrond is onder de Hinderverordening. Bovendien is de minister tot de conclusie gekomen dat de enige weigeringsgrond, namelijk de bescherming van het milieu, zich niet voordoet.

De uitspraak concludeert dat de beroepsgronden van de eisers niet slagen en dat de verleende hindervergunning in stand blijft. Het Gerecht heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 2 mei 2024, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen zes weken na kennisgeving.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

in de zaak tussen:

[eiseres],[eiser],

wonend in Curaçao,
eisers,
tegen

de minister van Gezondheid, Milieu en Natuur (GMN),

verweerder,
gemachtigde: mr. H.W. Braam,
met als vergunninghouder:

Stichting Rancho Balthazar,

gevestigd in Curaçao,
vergunninghouder,
gemachtigde: mr. A.K. Kleinmoedig.
Partijen worden in de uitspraak hierna aangeduid als eisers, de minister en Rancho Balthazar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht het beroep van eisers tegen de beslissing van de minister om aan Rancho Balthazar een hindervergunning te verlenen voor het houden van dieren (de bestreden beschikking).
1.2
Eisers hebben op 2 mei 2023 beroep ingesteld tegen de bestreden beschikking.
1.3
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Rancho Balthazar heeft in een schriftelijke uiteenzetting op het beroep gereageerd.
1.4
Het Gerecht heeft het beroep behandeld op de zitting van 20 maart 2024. Eisers en mr. Asjes waren daarbij aanwezig. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Braam, vergezeld door [naam adviseur luchtkwaliteit] (adviseur luchtkwaliteit bij het ministerie van GMN). Namens Rancho Balthazar is mr. Kleinmoedig verschenen, die werd vergezeld door [naam voorzitter] (voorzitter van Rancho Balthazar) en [naam adviseur] (adviseur).

Beoordeling door het Gerecht

2.1
Het Gerecht beoordeelt of de minister de hindervergunning terecht heeft verleend. Hij doet dit aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
2.2
Het Gerecht komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is.
Het doel waarvoor de hindervergunning is verleend, is niet in strijd met het EOP. De minister heeft de aanvraag daarom terecht inhoudelijk behandeld.
Ook als de hindervergunning in strijd zou zijn met de erfpachtovereenkomst voor het perceel, had de minister de vergunning niet mogen weigeren. Strijd met een erfpachtovereenkomst is namelijk geen weigeringsgrond in de Hinderverordening.
Ten slotte heeft de minister kunnen concluderen dat de enige weigeringsgrond van de Hinderverordening (bescherming van het milieu) zich niet voordoet. De hindervergunning is daarom terecht verleend. Hierna legt het Gerecht
uit hoe hij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat is relevant om te weten in deze zaak?
3.1
Eisers wonen te [adres eisers]. Op korte afstand, zuidoostelijk van hun woning, ligt kavel [kavelnummer] (hierna: het perceel). Dit perceel heeft op grond van het Eilandelijk Ontwikkelingsplan Curaçao (EOP) de bestemming ‘stedelijk woongebied’ en is in erfpacht uitgegeven aan Stichting Particulier Fonds Luchetti (SPF Luchetti).
3.2
Op het perceel is Rancho Balthazar gevestigd. Deze stichting is opgericht met het doel om op kleine schaal flora en fauna te kweken, verzorgen en op te vangen. Dit houdt in de praktijk in dat kleinschalige moestuinen worden gerealiseerd waar lokale groente en fruit worden verbouwd. Daarnaast heeft Rancho Balthazar een (kleine) paardenhouderij met op dit moment acht paarden. De paarden zullen worden ingezet voor recreatie en gezelschap. Op de zitting is toegelicht dat de stichting in de nabije toekomst paardrijtochten over de zoutpannen wil gaan aanbieden en dat daarvoor het aantal paarden met een paar extra paarden zal worden uitgebreid.
3.3
Op 21 april 2023 is een vergunning verleend voor de bouw van een paardenstal. Deze stal zal aan de zuidkant van het perceel worden gerealiseerd. De hindervergunning die vereist is voor het houden de paarden, is bij de bestreden beschikking van 27 maart 2023 door de minister verleend. Op de totstandkoming en grondslag van deze beschikking, zal het Gerecht hierna verder ingaan.
3.4
Aan de noordzijde van het perceel zullen door een andere initiatiefnemer enkele ecohuisjes worden gebouwd. Het is niet duidelijk of voor deze huisjes al een bouwvergunning is aangevraagd.
Welke wettelijke bepalingen zijn in deze zaak relevant?
4.1
Voor de vraag of de minister de hindervergunning terecht heeft verleend, zijn de volgende wettelijke bepalingen van belang.
4.2
Het is op grond van artikel 3, eerste lid, van de Hinderverordening verboden om bepaalde milieubelastende inrichtingen in werking te hebben zonder een vergunning van de minister. Bij landsbesluit (eilandsbesluit van 28 december 1994, A.B. 1994, no. 42) is vervolgens uitgewerkt voor welke inrichtingen dit nodig is. Eén van de inrichtingen waarvoor een hindervergunning nodig is, is een inrichting voor het houden van dieren (categorie VIII).
4.3
Op grond van artikel 9, tweede lid en aanhef, onder a van de Hinderverordening verklaart de minister – voor zover hier van belang - het verzoek om een hindervergunning niet-ontvankelijk als er sprake is van strijd met een ontwikkelingsplan.
4.4
Op grond van artikel 18, eerste lid, van deze verordening wordt een hindervergunning uitsluitend geweigerd in het belang van de bescherming van het milieu. Daarbij moet de minister in relatie tot de aangevraagde activiteit de vier milieuaspecten betrekken die zijn opgenomen in artikel 15 van de Hinderverordening. Het gaat om de bestaande toestand van het milieu, de gevolgen voor het milieu, de ontwikkelingen die redelijkerwijs te verwachten zijn met het oog op de bescherming van het milieu en om de effecten van milieubelastende activiteiten die al in het vestigingsgebied plaatsvinden.
Als vergunningverlening met één of meer van deze aspecten niet in overeenstemming is, wordt deze in ieder geval geweigerd. Dat volgt uit artikel 18, tweede lid, van de verordening.
Hoe is de bestreden beschikking tot stand gekomen en wat heeft de minister hieraan ten grondslag gelegd?
5.1
Op 12 februari 2021 is namens Rancho Balthazar de minister verzocht om aan haar een hindervergunning te verlenen. Naar aanleiding van dit verzoek heeft de minister adviezen ingewonnen en een ontwerpbeschikking gemaakt. Het verzoek, de adviezen en de ontwerpbeschikking zijn vervolgens gepubliceerd en ter inzage gelegd. Eisers hebben tegen de ontwerpbeschikking bezwaren ingebracht.
5.2
De bezwaren hebben de minister niet op andere gedachten gebracht. Bij ministeriële beschikking van 20 maart 2023 heeft de minister de gevraagde hindervergunning verleend. Daarbij heeft de minister verwezen naar een advies van de afdeling Inspectie Arbeid en Veiligheid van het ministerie van SOAW van 19 augustus 2021, een advies van de Brandweer- en Rampenbestrijding van 14 december 2021 en een advies van ROP van 18 januari 2023.
5.3
De minister heeft in de bestreden beschikking vervolgens gemotiveerd uiteengezet waarom de bezwaren van eisers niet kunnen leiden tot weigering van de vergunning. Daarbij heeft de minister vooropgesteld dat een vergunning slechts mag worden geweigerd als sprake is van een zodanige mate van gevaar, schade of hinder voor de omgeving dat daaraan door het stellen voor voorschriften niet kan worden tegemoet gekomen. Deze weigeringsgrond doet zich volgens de minister niet voor. De minister heeft op basis van de bezwaren van eisers de vergunningvoorschriften aangepast en de vergunning onder de aangepaste voorschriften verleend.
Wat voeren eisers tegen de bestreden beschikking aan?
6. Eisers hebben op de zitting voorafgaand aan de bespreking van hun beroepsgronden toegelicht dat zij uitkijken op het perceel, dat voorheen in gebruik was als knoek. Toen onaangekondigd werkzaamheden startten op het perceel, hebben eisers geprobeerd informatie in te winnen over de initiatiefnemer en de plannen voor het perceel. Navraag heeft opgeleverd dat het perceel in erfpacht was uitgegeven aan SPF Luchetti en dat (nog) geen vergunningen waren afgegeven aan deze stichting. Eisers hebben verder toegelicht dat zij er daarna van op de hoogte zijn geraakt dat wél vergunningen zijn afgegeven aan andere betrokkenen en dat dit hun heeft verrast. Eisers vinden het belangrijk dat transparantie bestaat over welke vergunningen aan welke betrokkene(n) zijn verleend, zodat zij hiertegen tijdig rechtsmiddelen kunnen instellen. Volgens eisers hebben zij tevergeefs geprobeerd om het gesprek aan te gaan met SPF Luchetti en voelen zij zich onvoldoende voorgelicht over de toekomstplannen voor het perceel.
6.1
Het Gerecht heeft tijdens de bespreking van de belangen van partijen het belang voor eisers bij een goede voorlichting over de plannen voor het perceel waarop zij uitkijken besproken. Alle aanwezigen hadden begrip voor dit belang. Op verzoek van het Gerecht heeft mr. Kleinmoedig op de zitting toegezegd zich te zullen inspannen om, in afstemming met mr. Asjes, een gesprek te organiseren tussen eisers en SPF Luchetti.
6.2
In deze zaak kan het Gerecht alleen beoordelen of de hindervergunning terecht is verleend. Hierbij is het Gerecht gebonden aan het wettelijke toetsingskader dat in deze zaak van toepassing is. Verder dient het Gerecht deze beoordeling te doen aan de hand van de door eisers aangevoerde beroepsgronden. Die zal het Gerecht hierna bespreken.
7. Eisers hebben in hun beroepschrift aangevoerd dat Rancho Balthazar niet bevoegd was om een hindervergunning aan te vragen, omdat het perceel in erfpacht is uitgegeven aan een andere partij, namelijk SPF Luchetti. Op de zitting hebben eisers deze beroepsgrond ingetrokken, zodat deze geen verdere bespreking behoeft.
8. Eisers voeren aan dat het doel waarvoor de hindervergunning is verleend, in strijd is met het EOP. Het houden van paarden past volgens eisers namelijk niet in de bestemming ‘stedelijk woongebied’. Eisers verbinden hieraan de conclusie dat de minister het verzoek van Rancho Balthazar niet-ontvankelijk had moeten verklaren.
8.1
Deze beroepsgrond slaagt niet. Het Gerecht motiveert dit als volgt.
8.2
Niet ter discussie staat, en ook het Gerecht stelt vast, dat het perceel is gelegen op gronden die zijn bestemd als stedelijk woongebied. Volgens de doelomschrijving in het EOP zijn gronden met deze bestemming bestemd voor handhaving en versterking van het stedelijk woongebied van Curaçao. Op grond van de bestemmingsvoorschriften zijn bebouwing en andere voorzieningen toegestaan ten behoeve van woondoeleinden, bedrijfsdoeleinden, dienstverleningsdoeleinden, recreatieve doeleinden, maatschappelijke doeleinden, verkeersdoeleinden, defensiedoeleinden en doeleinden van landschaps- en cultuurbehoud.
Het Gerecht is van oordeel dat het houden van paarden zoals Rancho Balthazar voor ogen heeft, daar binnen past. Hierbij is van belang dat Rancho Balthazar een stichting is en een maatschappelijk doel probeert te bereiken. Recreatie één van de doelstellingen van de stichting, die wordt verwezenlijkt door het organiseren van recreatieve paardrijtochten over de zoutpannen. Naar het oordeel van het Gerecht kan het houden van paarden door Rancho Balthazar daarmee zowel onder ‘maatschappelijke doeleinden’ als ‘recreatieve doeleinden’ worden geschaard, die in stedelijk woongebied zijn toegestaan.
8.3
Voor de vraag of de activiteit in strijd is met het EOP, moet daarnaast worden beoordeeld of de te verwachten activiteiten aantoonbaar hinder zullen opleveren waaraan door maatregelen onvoldoende maatregelen kan worden tegemoetgekomen. In die gevallen moet die functie namelijk uit woongebieden worden geweerd. Naar het oordeel van het Gerecht doet die situatie zich hier niet voor. Gelet op het aantal paarden dat wordt gehouden en – zoals op de zitting toegelicht – het beperkte aantal overige dieren dat mogelijk zal worden opgevangen, heeft de minister naar het oordeel van het Gerecht kunnen oordelen dat in dit geval geen sprake is van hinder waaraan door het treffen van maatregelen onvoldoende kan worden tegemoetgekomen. Dat betekent dat het doel waarvoor de hindervergunning is aangevraagd, niet in strijd is met het EOP. Dat brengt het Gerecht tot de conclusie dat de minister het verzoek om een hindervergunning terecht inhoudelijk heeft beoordeeld.
9. Eisers voeren verder aan dat de hindervergunning had moeten worden geweigerd, omdat het doel waarvoor de vergunning is verleend in strijd is met de erfpachtovereenkomst tussen het Land en SPF Luchetti. In de erfpachtovereenkomst is namelijk als voorwaarde opgenomen dat het perceel niet voor een ander doel gebruikt mag worden dan voor “het optrekken en hebben van een semi toeristisch woon- en ecoproject bestaande uit bungalows met ondersteunende voorzieningen”. Het houden van paarden valt daar niet onder. Door aan Rancho Balthazar toch een hindervergunning te verlenen, handelt de overheid in strijd met zijn eigen regels, aldus eisers.
9.1
Deze beroepsgrond slaagt niet. Het Gerecht motiveert dit als volgt.
9.2
Los van de vraag of het klopt dat het houden van paarden in strijd is met de voorwaarde in de erfpachtovereenkomst, leidt dit betoog niet tot de conclusie dat de hindervergunning had moeten worden geweigerd. Uit artikel 18 in samenhang met artikel 15 van de Hinderverordening volgt dat een hindervergunning uitsluitend wordt geweigerd als dit nodig is om het milieu te beschermen. De Hinderverordening biedt gelet op de formulering van deze bepalingen dus geen ruimte om een verzoek om een andere reden te weigeren dan vanwege het belang van het milieu. Als de hindervergunning op grond van een erfpachtovereenkomst zou worden geweigerd, dan zou buiten de hinderverordening om een extra weigeringsgrond worden gecreëerd. Dat is in strijd met de wet. Dat betekent dat de minister het verzoek van Rancho Balthazar terecht niet aan de erfpachtovereenkomst heeft getoetst.
10. Eisers betogen ten slotte dat ongemaximeerd vergunning is verleend voor het houden van dieren, terwijl onduidelijk is hoeveel dieren Rancho Balthazar in de praktijk zal gaan houden. Vanwege deze onzekere situatie, vrezen eisers voor mest- en stankoverlast.
10.1
Deze beroepsgrond slaagt niet. Het Gerecht motiveert dit als volgt.
10.2
Het Gerecht begrijpt deze beroepsgrond van eisers zo, dat zij betogen dat sprake is van strijd met het rechtszekerheidsbeginsel omdat op grond van de verleende vergunning niet duidelijk is hoeveel dieren mogen worden gehouden. Het Gerecht verstaat het betoog van eisers zo dat de minister daardoor ook niet kan concluderen dat de weigeringsgrond van artikel 18 van de Hinderverordening (bescherming van het milieu) zich niet voordoet.
10.3
Voor zover eisers zich beroepen op overlast en milieugevolgen vanwege stank van de dieren en de productie van mest, overweegt het Gerecht als volgt. Eisers hebben gelijk dat in de vergunning niet is opgenomen hoeveel dieren mogen worden gehouden en dat hierdoor niet duidelijk is hoeveel mest zal worden geproduceerd op het perceel. Dit leidt echter nog niet tot de door eisers bepleite conclusie. De minister heeft op basis van de gegeven informatie van Rancho Balthazar en de beperkingen die de inrichting van het perceel met zich brengt kunnen concluderen dat het belang van het milieu niet in het geding is. Hierbij is het volgende van belang.
10.4
Het Gerecht neemt allereerst in aanmerking dat op de zitting is toegelicht dat Rancho Balthazar op dit moment acht paarden heeft, dat dit aantal met hoogstens een paar extra paarden zal worden uitgebreid en dat geen plannen bestaan om veel extra andere dieren te gaan houden. Uitgelegd is dat Rancho Balthazar de mogelijkheid wil hebben om in de toekomst ook een enkele geit of vogel te kunnen opvangen en dat daarom een vergunning is gevraagd voor dieren in zijn algemeen, en niet alleen voor paarden. Het Gerecht acht daarmee aannemelijk dat het aantal dieren dat in de praktijk zal worden gehouden relatief beperkt is en blijft. Daarbij acht het Gerecht ook van belang dat Rancho Balthazar uitsluitend de beschikking heeft over het zuidelijk deel van het perceel, omdat aan de noordzijde – zoals op de zitting is toegelicht – ecohuisjes zullen worden gerealiseerd. Hierdoor is de ruimte om dieren te huisvesten relatief beperkt. Ten slotte neemt het Gerecht in aanmerking dat in voorschriften bij de vergunning beperkingen en voorwaarden worden verbonden aan de productie en opslag van mest. Zo mag de vergunninghouder op grond van artikel 4.1 van de voorschriften alleen mest opslaan op de vergunde locatie. Daarnaast moet de vergunninghouder na zes maanden ter goedkeuring een overzicht indienen van de maximaal opgeslagen mest, de bronnen van mest en de wijze en frequentie van de opslag van mest. Het Gerecht is op grond van het voorgaande van oordeel dat, ondanks het ontbreken van een beperking van het maximum aantal dieren, niet aannemelijk is geworden dat de productie van mest zodanig zal zijn dat hierdoor de bescherming van het milieu in het gedrang zou komen. De minister heeft daarom kunnen concluderen dat de weigeringsgrond van artikel 18 van de Hinderverordening niet aan de orde is.

Conclusie en gevolgen

11. De beroepsgronden van eisers slagen niet. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de hindervergunning die de minister aan Rancho Balthazar heeft verleend, in stand blijft.
12. Voor een proceskostenveroordeling ziet het Gerecht geen aanleiding.

Beslissing

Het Gerecht:
-
verklaarthet beroep ongegrond;
Aldus vastgesteld door mr. drs. S. Lanshage, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2024, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Schaft, griffier.
Tegen de uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Lar.