Uitspraak
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De beoordeling
niet ophoudt dan naverkregen toestemming van de Huurcommissie [cursief GEA]. Zoals de Huurcommissie ook eerder besliste tot een beëindiging tegen 1 december 2018, zijnde een na 24 juli 2016 maar voor 24 juli 2026 gelegen datum.
2.7 De in de aanzegging genoemde grond voor niet-verlenging houdt onder meer in dat de activiteiten van Boathouse [GEA: Brakkeput] niet passen in de taakstelling van Defensie, zoals de Koninklijke Marine die taakstelling thans ziet, en dat die activiteiten ook niet passen bij de omstandigheid dat de Koninklijke Marine geconfronteerd wordt met bezuinigingen. Ook indien niet aannemelijk is dat de activiteiten van Boathouse na de totstandkoming van het amendement duidelijk van karakter of omvang zijn veranderd, staat het de Koninklijke Marine vrij zich op het standpunt te stellen dat die activiteiten niet meer passen bij haar taakstelling en financiële situatie. In de aanzegging staat verder dat de “insteek” van de Koninklijke Marine is “om wat extra’s te doen voor haar personeel op Curaçao in de vorm van een marine watersportcentrum met een beperkte horecaondersteuning van de vereniging.” Ook indien de Koninklijke Marine hier eerder anders over dacht of hier eerder niet naar handelde, staat het haar vrij zich thans op het standpunt te stellen dat de aldus omschreven “insteek” beter past bij haar taakstelling.
het ondersteunen van commerciële activiteiten van deze aard, te weten een voor het algemeen publiek toegankelijk restaurant, niet past bij de taakstelling van Defensie en de huidige financiële werkelijkheid van onze organisatie. De huidige exploitatie gaat voorbij aan de bruikleenovereenkomst en de insteek van Koninklijke Marine om wat extra’s te doen voor haar personeel op Curacao in de vorm van een Marine watersportcentrum met beperkte horecaondersteuning van de vereniging.De reden voor beëindiging komt er dus op neer dat KM het niet langer in verhouding acht om als eigenaar wel kosten te hebben voor het groot onderhoud, terwijl zij anderzijds geconfronteerd wordt met een commerciële uitbating van haar terrein en faciliteiten die verder gaat dan zij wenst. (…).”
“ De toestemming die de Huurcommissie heeft gegeven bij beschikking van 5 juli 2018 is vernietigd door het Gerecht. Deze vernietiging is weliswaar gegrond op het oordeel van het Gerecht in het bestreden vonnis dat geen sprake is van een huurovereenkomst, maar dat laat onverlet dat door de vernietiging de beschikking waarbij toestemming door de huurcommissie is verleend met terugwerkende kracht wordt geacht nimmer te hebben bestaan. (…). Opmerking verdient dat een en ander niet uitsluit dat wanneer KM – met inachtneming van dit Hof vonnis – wederom toestemming vraagt voor het beëindigen van de huurovereenkomst deze toestemming alsnog zal worden verleend.”
te verhuren[cursief; GEA]. Dit terwijl de bezwaren van Koninklijke Marine zich met name richtten tegen de vercommercialisering van het restaurant. Koninklijke Marine wilde een opzet waarin zoals ook oorspronkelijk beoogd niet langer plaats zou zijn voor commerciële horeca. Ook indien dit voorheen geen bepaling in de overeenkomst is geweest, zoals Brakkeput heeft betoogd, dan nog kan de door Koninklijke Marine gewenste manier van gebruik van het centrum als een rechtmatig belang bij beëindiging worden gezien. Brakkeput was hiervan al sinds 2013 op de hoogte en heeft de keus gehad de exploitatie in die zin aan te passen dan wel deze elders voort te zetten. Het staat Koninklijke Marine vrij de gewenste exploitatie na beëindiging van de overeenkomst eventueel in een Stichting onder te brengen. Inmiddels is gebleken dat het watersportcentrum sinds 2019 hoofdzakelijk wordt gebruikt voor het defensiepersoneel en voor de jeugd van Curaçao en dat er geen sprake is van grootschalige horeca voor buitenstaanders. De toestemming tot beëindiging van de overeenkomst zal gelet op vorenstaande overwegingen worden verleend.
4.De beslissing
verleentKoninklijke Marine toestemming voor de beëindiging van de overeenkomst met Brakkeput tegen 16 januari 2019, zijnde de datum waarop Brakkeput het Marine Watersport en Recreatiecentrum heeft ontruimd;
veroordeeltBrakkeput in de kosten van het geding aan de zijde van Koninklijke Marine tot op heden begroot op NAf
3.386,64;
verklaartdeze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst afhet meer of anders gevorderde.