ECLI:NL:OGEAC:2024:38

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
15 januari 2024
Publicatiedatum
7 maart 2024
Zaaknummer
CUR202303242
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van werkgever voor schade door arbeidsongeval en zorgplicht

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 15 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker] en CURACAO SURVEILLANCE SERVICES N.V. (CSS) over werkgeversaansprakelijkheid na een arbeidsongeval. [Verzoeker], werkzaam als beveiliger, heeft op 18 november 2018 tijdens zijn nachtdienst een ernstig ongeval gehad waarbij hij zijn ringvinger heeft verloren. Hij heeft CSS aansprakelijk gesteld voor de schade die hij als gevolg van dit ongeval heeft geleden. CSS heeft de aansprakelijkheid afgewezen en betwist dat zij tekort is geschoten in haar zorgplicht.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat [verzoeker] op het moment van het ongeval handelde in de uitoefening van zijn werkzaamheden en dat het ongeval is ontstaan doordat hij over een hek sprong om een terrein te betreden. Het Gerecht heeft de zorgplicht van de werkgever onder de loep genomen, waarbij het van belang is dat de werkgever de nodige veiligheidsmaatregelen moet treffen en instructies moet geven om ongevallen te voorkomen. Het Gerecht heeft geoordeeld dat CSS niet voldoende heeft aangetoond dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan, en dat er mogelijkheden waren om het ongeval te voorkomen.

De schade van [verzoeker] is begroot op NAf 46.312, inclusief immateriële schade, verlies van arbeidsvermogen en kosten van deskundigen. CSS is veroordeeld tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast is CSS ook veroordeeld in de proceskosten van [verzoeker]. Het Gerecht heeft de uitspraak uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat CSS het bedrag direct moet betalen, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202303242
Beschikking van 15 januari 2024
in de zaak van
[VERZOEKER],wonende in Curaçao,
verzoeker,
gemachtigde: mr. R.E.F.A. Bijkerk,
tegen
CURACAO SURVEILLANCE SERVICES N.V.,
gevestigd in Curaçao,
verweerster,
gemachtigde: mr. A.C. Herrera.
Partijen worden hierna [verzoeker] en CSS genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 11 oktober 2023,
  • het verweerschrift,
  • de mondelinge behandeling van 4 december 2023,
  • de pleitnotities zijdens [verzoeker].
1.2.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1. [
[verzoeker] is op 1 november 2018 als patrouillerend beveiliger bij CSS in dienst getreden voor de duur van 6 maanden.
2.2.
Na een inwerkperiode van twee weken mocht [verzoeker] vanaf 14 november 2018 zelfstandig op patrouille gaan.
2.3.
Op 18 november 2018 had [verzoeker] nachtdienst. Omstreeks 04:34 uur kwam er via de centralist een alarmmelding binnen dat het alarmsysteem van de Skol Marieta Alberto te [adres] was afgegaan. Op aangeven van de dienstdoende supervisor (chef), de heer [naam 1], is [verzoeker] als dichtstbijzijnde patrouille ter plaatse polshoogte gaan nemen. Ter plaatse aangekomen heeft [verzoeker] zich de toegang tot het terrein van de school verschaft door over het hek te springen. Daarbij is hij met zijn ring achter het hek blijven haken, met als gevolg dat zijn ringvinger van de rechterhand nagenoeg geheel is afgerukt.
2.4. [
[verzoeker] heeft door het ongeval blijvend letsel opgelopen. Hij ondervindt daarvan blijvende beperkingen, waardoor hij schade lijdt.
2.5. [
[verzoeker] heeft het ongeval op 26 mei 2020 bij de Arbeidsinspectie gemeld. De Arbeidsinspectie heeft nader onderzoek ingesteld naar de toedracht van het ongeval en haar bevindingen vastgelegd in een rapport van 19 oktober 2020.
2.6.
Uit het rapport volgt over de toedracht, voor zover van belang, het volgende:
2.7.
Ten aanzien van de oorzaak en de toedracht van het ongeval concludeert de Arbeidsinspectie als volgt:
2.8.
De aanbevelingen van de Arbeidsinspectie luiden als volgt:
2.9. [
[verzoeker] heeft CSS als werkgever aansprakelijk gesteld voor de schade als gevolg van het ongeval.
2.10.
CSS heeft aansprakelijkheid afgewezen.

3.De vordering en de standpunten van partijen

3.1. [
[verzoeker] verzoekt – samengevat – dat het gerecht bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, CSS te veroordelen om aan [verzoeker] te betalen een bedrag van NAf 100.000 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 december 2018 tot de dag der algehele voldoening.
3.2. [
[verzoeker] legt aan zjn verzoek ten grondslag – kort weergegeven – dat zij op 18 november 2018 tijdens zijn werkzaamheden schade heeft geleden en dat CSS aansprakelijk is voor de schade die [verzoeker] als gevolg van het ongeval heeft geleden.
3.3.
CSS betwist de gestelde aansprakelijkheid. CSS voert daartoe aan – samengevat – dat CSS aan haar zorgplicht als werkgever heeft voldaan. Het ongeval is een gevolg van een ongelukkige samenloop van omstandigheden, dan wel van grove schuld aan de zijde van [verzoeker].
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt, voor zover ban belang, hieronder nader ingegaan.

4.De beoordeling

Aanspakelijkheid
4.1. [
[verzoeker] stelt dat CSS in strijd heeft gehandeld met de op haar rustende zorgplicht als bedoeld in artikel 7A:1614x van het Burgerlijke Wetboek (BW).
4.2.
In artikel 7A:1641x lid 1 BW is de zorgplicht van de werkgever geregeld. Uit het artikel volgt dat de werkgever verplicht is de lokalen, machines en gereedschappen zodanig in te richten en te onderhouden, alsmede zodanige regelingen te treffen en aanwijzingen te verstrekken bij het uitvoeren van de werkzaamheden, dat de werknemer zover beschermd is als redelijkerwijze in verband met de aard van de arbeid gevorderd kan worden.
In het tweede lid van voormeld artikel is bepaald dat de werkgever jegens de werknemer aansprakelijk is ingeval hij tekortschiet in zijn zorgplicht. Dit is alleen dan niet het geval, zo volgt uit dit artikel, indien de werkgever aantoont dat de niet-nakoming aan overmacht, of de schade van de werknemer in belangrijke mate mede aan grove schuld van de werknemer is te wijten.
4.3.
Vaststaat dat het ongeval heeft plaatsgevonden ten tijde van de uitvoering van de werkzaamheden van [verzoeker] voor CSS. Hij is op een alarmmelding bij een school afgegaan en is ter plaatse op enig moment over het hek gesprongen. Tijdens de sprong is hij met zijn ring achter het hek blijven haken, waardoor zijn vinger werd afgerukt. Het is onder deze omstandigheden aan CSS als werkgever om te stellen, en bij betwisting te bewijzen, dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan. Het gerecht is van oordeel dat het over een hek springen om een terrein te betreden een risico op ongevallen met zicht brengt. Dat volgt ook uit het rapport van de Arbeidsinspectie. Daarbij wordt onder meer gewezen op het risico dat onveilige handelingen zoals het springen over een hek wordt uitgevoerd onder spoed of stress, hetgeen het risico op ongevallen vergroot. Je kunt iets breken, maar ook blijven haken aan kledingstukken of andere lichaamsobjecten, zoals sieraden. Voor de vraag of CSS heeft voldaan aan haar zorgplicht moet zij dan ook bewijzen dat zij heeft gedaan wat redelijkerwijs nodig was om te voorkomen dat medewerkers over hekken en/of muren springen.
4.4.
De in artikel 7A:1641x lid 1 BW bedoelde zorgplicht leidt ertoe dat de werkgever niet alleen verplicht is om aanwijzingen te verstrekken om zoveel mogelijk te voorkomen dat de werknemer schade lijdt, maar ook de daartoe de geëigende veiligheidsmaatregelen dient te treffen. Bij de beantwoording van de vraag of de werkgever aan zijn zorgplicht heeft voldaan, moet in aanmerking worden genomen dat met de zorgplicht van de werkgever weliswaar niet wordt beoogd een absolute waarborg te scheppen voor de bescherming van de werknemer tegen het gevaar van arbeidsongevallen, maar dat gelet op de ruime strekking van de zorgplicht niet snel mag worden aangenomen dat de werkgever daaraan heeft voldaan en aldus niet aansprakelijk is voor door de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden geleden schade. Artikel 7A:1641x lid 1 BW vergt een hoog veiligheidsniveau van de betrokken werkruimte, alsmede van de organisatie van de werkzaamheden, en vereist dat de werkgever het op de omstandigheden van het geval toegesneden toezicht houdt op behoorlijke naleving van de door hem gegeven instructies. Als de plaats waar de werkzaamheden worden verricht eraan in de weg staat dat de werkgever direct toezicht houdt op de naleving van de door hem gegeven instructies, dient deze zo nodig aanvullende veiligheidsmaatregelen te treffen. Het antwoord op de vraag welke maatregelen de werkgever dient te treffen, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de werkzaamheden, de kans dat zich een ongeval zal voordoen, de ernst die de gevolgen van een ongeval kunnen hebben en de mate van de bezwaarlijkheid van de te nemen veiligheidsmaatregelen. (Zie HR 5 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3519.)
4.5.
Voor de beoordeling van de vraag of CSS aan haar zorgplicht jegens [verzoeker] heeft voldaan neemt het gerecht het volgende in aanmerking:
  • [verzoeker] is voorafgaand aan het zelfstandig uitvoeren van werkzaamheden voor de duur van twee weken met een collega begeleider is meegelopen.
  • Tijdens die inwerkperiode is de instructie gegeven dat een patrouillerend beveiliger na een alarmmelding instructies krijgt van de centrale meldkamer over de situatie ter plaatse.
  • CSS beschikt daartoe over een ‘central station monitoring software’. Wanneer er een aangesloten alarm afgaat wordt er een digitale melding gestuurd naar het ‘central station monitoring software’ die deze melding vertaalt en aangeeft om welke klant het gaat, welke alarmzones er zijn afgegaan en of er bijzonderheden zijn waarmee rekening moet worden gehouden. Een van die bijzonderheden kan bijvoorbeeld zijn de aanwezigheid van honden of dat de sleutels om het terrein te betreden bij de centrale meldkamer liggen.
  • De sleutels van de Skol Marieta Alberto lagen bij de centrale meldkamer. [verzoeker] heeft de sleutels niet opgehaald.
4.6.
Beide partijen zijn het erover eens dat de beveiliger de specifieke instructies betreffende de locatie via de centralist krijgt. De centralist heeft in het onderhavige geval via de portofoon doorgegeven waar er een melding was. Vervolgens is [verzoeker] door zijn chef, [naam 1], via de portofoon, naar de locatie gedirigeerd. Conform de instructies, zo bleek ter zitting, heeft [verzoeker] eerst vanaf de straat de locatie opgenomen. Vervolgens is hij over de muur gesprongen om zo het terrein te betreden, naar eigen zeggen om de prikklok te bereiken om zijn aanwezigheid te registreren. CSS stelt in het kader van haar zorgplicht dat de centralist aan [verzoeker] heeft doorgegeven dat de sleutels om de poort te openen om het terrein te betreden op kantoor lagen. Het is de keuze van [verzoeker] zelf geweest om de sleutels niet op te halen en over het hek heen te springen. Daarmee heeft [verzoeker] zelf de instructies van de werkgever niet opgevolgd. [verzoeker] betwist dat hij de instructie heeft gekregen om de sleutels op te komen halen. Hij stelt dat hij, nadat hij het terrein van buitenaf had beoordeeld (spotcheck) en geen bijzonderheden had waargenomen, heeft aangegeven dat hij over het hek zou springen. Hij heeft toen niet de instructie gekregen om de sleutel te komen halen. Aldus verschillen partijen van mening over de vraag of de instructie is gegeven om de sleutel op te halen.
4.7.
De Arbeidsinspectie heeft, na ingeschakeld te zijn door [verzoeker], een toedrachtsonderzoek gedaan. Uit dat onderzoek volgt niet dat de centralist [verzoeker] de instructie heeft gegeven de sleutel op te halen alvorens het terrein te betreden. Geen van de verklaringgevers hebben verklaard dat aan [verzoeker] de instructie is gegeven om de sleutel op kantoor op te komen halen. [verzoeker] verklaart dat hij na de alarmmelding door zijn chef via de portofoon naar de locatie is gedirigeerd en dat hij, om het terrein te betreden, over het hek is gesprongen. De centralist (verklaringgever 3) verklaart dat [verzoeker] telefonisch aan zijn chef had doorgegeven dat hij geen sleutel nodig had omdat hij over de muur zou springen. Verklaringgever 2 en verklaringgever 4 (eigenaar en/of leidinggevende van CSS, te weten [naam 2] en [naam 3]) verklaren ook niet dat de instructie om de sleutel op te halen is gegeven. Verklaringgever 2 verklaart in dit kader enkel dat er een sleutel aanwezig was op het kantoor van CSS en dat deze sleutel altijd beschikbaar is om opgehaald te worden. Voor zover [verzoeker] wel op de aanwezigheid van de sleutel zou zijn gewezen, betreft dat geen instructie om deze op te halen, dan wel een verbod om over het hek te springen. Sterker nog, gebleken is dat het springen over hekken niet ongebruikelijk is onder de beveiligers. [verzoeker] heeft ter zitting verklaard dat hij tijdens de inwerkperiode met zijn collega begeleider bij meldingen ook over hekken is gesprongen om de betreffende locatie te betreden. Ook [naam 1], zijn chef, is na aankomst ter plaatse over het hek gesprongen. Tot slot is ter zake ook niet gebleken van een veiligheidsplan of een vastgelegde instructie van CSS waaruit volgt dat er niet over hekken gesprongen mag worden. In de gestelde instructie, die volgens CSS ter inzage zou liggen op het kantoor, staan enkele algemene werkinstructies en geen veiligheidsinstructies. Een verbod om over hekken te springen, dan wel de verplichting om een sleutel op te halen staat daar volgens CSS zelf niet in.
4.8.
Dat de werkplek van de mobiele beveiligers zich op steeds wisselende locaties op Curaçao bevinden, is geen belemmering voor CSS om veiligheidsinstructies aan de werknemers te geven. Feitelijk streeft CSS dat ook na door de centralist via het ‘central station monitoring software’- systeem aan de beveiliger instructies te laten geven die specifiek betrekking hebben op de locatie waar de melding vandaan komt. Daar moet het echter niet bij blijven. Naast dat er duidelijkheid moet zijn over welke (veiligheids)instructies moeten worden gegeven, is ook vereist dat toezicht wordt gehouden op behoorlijke naleving daarvan. In dit geval geldt dat er op moet worden toegezien dat de juiste instructies worden gegeven, maar ook dat deze door de beveiligers worden nageleefd.
4.9.
Ter zitting gebleken dat [verzoeker] het terrein op is gegaan om de prikklok te bereiken om zijn aanwezigheid te registreren. CSS had er op bedacht moeten zijn dat een beveiliger in deze omstandigheden niet zonder meer eerst alsnog naar het hoofdkantoor rijdt om de sleutel te halen, maar dat er even over een hek wordt gesprongen als deze, zoals in dit geval, niet al te hoog is. CSS moet daarop bedacht zijn, alsook dat werknemers hier lichtvaardig over kunnen denken. In dat kader is het de zorgplicht van de werkgever er op toe te zien dat dat niet gebeurd en dat de beveiligers, dan wel buiten het terrein kunnen uitklokken, of er duidelijk en bij herhaling op worden gewezen en er aan worden herinnerd om de sleutel te halen, in plaats van over hekken te springen. Daarvan is ter zake niet gebleken.
4.10.
Daarnaast en dat volgt ook uit het rapport van de Arbeidsinspectie, is er geen specifieke instructie dat geen sieraden of dergelijke gedragen zouden mogen worden, terwijl dat wel wordt aanbevolen. De sieraden hebben het risico op het ontstaan van ongevallen vergroot.
4.11.
Aldus is gebleken dat er mogelijkheden aanwezig waren om maatregelen te treffen om een ongeval zoals het onderhavige te voorkomen en dat niet is gebleken dat die maatregelen van CSS redelijkerwijs niet konden worden gevergd. Daarnaast is niet bewezen dat voldoende indringend voor het risico is gewaarschuwd. Anders dan CSS heeft aangevoerd is geen sprake van een zogenoemd 'huis-, tuin- en keukenongeval'. Het springen over een hek betreft naar het oordeel van het gerecht geen situatie die in normale 'huis-, tuin- en keukensituaties' gebruikelijk voorkomt. Van een ongelukkige samenloop van omstandigheden is gelet op het vorenstaande evenmin sprake. Zoals hiervoor is gebleken, levert het springen over hekken, zeker in het kader van beveiligingswerkzaamheden waarin soms met spoed of onder stress gehandeld moet worden, een potentieel gevaarlijke situatie op. De daaruit voortvloeiende risico’s hadden voorkomen kunnen worden door specifiek de instructie te geven dat er niet over hekken gesprongen mag worden, of dat de sleutel verplicht moet worden opgehaald of moet worden afgewacht, dan wel dat de sleutel in het bezit van de beveiliger is.
4.12.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat CSS haar zorgplicht jegens [verzoeker] heeft geschonden. Feiten en omstandigheden op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat sprake is van overmacht of van grove schuld van [verzoeker] zijn niet dan wel onvoldoende gesteld of gebleken. Dit betekent dat CSS aansprakelijk is voor de schade die [verzoeker] heeft geleden en zal lijden als gevolg van het ongeval. Bij de toepassing van artikel 7A:1614x BW is voor een weging van de wederzijdse mate van schuld van werknemer en werkgever en een daarop gegronde matiging van de door de werkgever te betalen schadevergoeding geen plaats (HR 9 januari 1987, ECLI:NL:PHR:1987:AG5504).
4.13.
Voor wat betreft het beroep van CSS op rechtsverwerking overweegt het gerecht dat voor het aannemen van rechtsverwerking enkel tijdsverloop of stilzitten onvoldoende is. Vereist is de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan bij CSS het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat [verzoeker] zijn aanspraak niet (meer) geldend zou maken, hetzij CSS in haar positie onredelijk zou worden benadeeld in geval [verzoeker] zijn aanspraak alsnog geldend zouden maken (vgl. het arrest van de Hoge Raad van 24 april 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2635). Dat is niet gesteld of gebleken, zodat het beroep hierop faalt.
Schade
4.14. [
[verzoeker] stelt schade te lijden als gevolg van het ongeval. Hij heeft zijn schade begroot op een bedrag van NAf 100.000. De schade bestaat uit:
  • gederfd loon ad NAf 54.816
  • transportkosten NAf 300
  • verlies zelfwerkzaamheid NAf 5.000
  • smartengeld NAf 40.000
4.15.
Vaststaat dat [verzoeker] als gevolg van het ongeval zijn ringvinger aan zijn rechter (dominante) hand heeft verloren. Hij is chirurgisch behandeld en is sedert het ongeval arbeidsongeschikt. Er vindt al langere tijd geen medische follow up meer plaats.
4.16.
Recht Letselschade heeft de mate van blijvende invaliditeit na het verlies van een ringvinger aan de dominante hand bepaald op 5% van de gehele persoon. De beperkingen die [verzoeker] ondervindt zijn gelegen in kramp in de hand na enkele minuten belasting, afname grijpkracht met 25% en af en toe fantoompijn. [verzoeker] ondervindt hinder bij het functioneren met de hand bij fysieke arbeid. [verzoeker] wordt geacht nog wel restcapaciteit te hebben en er zijn functies die hij met de huidige beperkingen kan uitvoeren. Het is hem nog niet gelukt een baan te vinden. De reden daarvoor is niet gemotiveerd toegelicht.
4.17.
Ten aanzien van het verlies arbeidsvermogen geldt dat [verzoeker] nog maar twee weken in dienst was voordat hij het ongeval kreeg. Aan hem is zes maanden loon doorbetaald. Tevens ontvangt [verzoeker] een ongevallenuitkering van de SVB, sinds 2020 op basis van 80%. Naar het oordeel van het gerecht wordt de overwerkvergoeding in het onderhavige geval ten onrechte meegerekend. Niet is gebleken dat [verzoeker] structureel een overwerkvergoeding zou ontvangen. Daartoe geldt dat [verzoeker] zo kort in dienst was dat daar (nog) geen sprake van was. Daarbij komt dat Covid de werkzaamheden in de beveiligersbranche heeft beïnvloed, hetgeen als kwade kans bij de omvang van het inkomen moet worden meegewogen. De schade van [verzoeker] betreft dan ook 20% verlies aan inkomen, hetwelk wordt begroot op NAf 528 per maand (NAf 1.678 – NAf 1.150). De verschenen schade tot 2024 betreft dan NAF 25.344 (48 maanden x NAf 528).
4.18.
Voor de toekomstige schade gaat het gerecht er van uit, dat sprake is van een medische eindtoestand en [verzoeker] in staat is passende arbeid te verrichten die een soortgelijk inkomen zal moeten kunnen genereren. [verzoeker] moet, gelet op zijn restcapaciteit, in staat zijn om ook met zijn beperkingen een baan te kunnen vinden. [verzoeker] moet zich daartoe inspannen. Het gerecht gaat er van uit dat hij binnen zes maanden elders een passende functie met bijbehorend inkomen moet kunnen vinden. Van omstandigheden die daar aan in de weg staan is niet gebleken. Het verlies aan inkomen voor de komende zes maanden wordt begroot op NAf 3.168. De totale schade wegens verlies arbeidsvermogen betreft dan NAf 28.512.
4.19.
De schade wegens verlies zelfwerkzaamheid ad NAf 5.000 kom het gerecht gegrond voor. Het verlies van een vinger levert, zeker gedurende enige tijd, tot beperkingen in het dagelijks leven, waarvoor hij hulp heeft moeten inschakelen. CSS heeft dat ook niet gemotiveerd betwist. Uitgaande van een schade van ongeveer NAf 900 per jaar, komt dat gedurende 5,5 jaar neer op een bedrag van NAf 5.000. Ook de transportkosten van NAf 300 zijn voldoende toegelicht en in overeenstemming met het verloop. Beide vorderingen liggen voor toewijzing gereed.
4.20.
Het gerecht acht voldoende aannemelijk dat [verzoeker] immateriële schade lijdt. [verzoeker] is door de gevolgen van het ongeval als jong volwassene geconfronteerd met het verlies van een vinger die hem lichamelijk beperkt, tot fantoompijn leidt en waardoor hij langere tijd niet aan het arbeidsproces heeft kunnen deelnemen. Hij heeft op jonge leeftijd zijn leven moeten aanpassen aan zijn beperkingen met alle gevolgen van dien. Dat heeft zeker invloed gehad op haar levensvreugde. Onder deze omstandigheden vindt het gerecht een vergoeding van NAf 12.500 passend.
Conclusie
4.21.
Het voorgaande brengt mee dat de totale schade van [verzoeker] als gevolg van het ongeval kan worden begroot op:
  • Verlies arbeidsvermogen: NAf 28.512
  • Verlies zelfwerkzaamheid: NAf 5.000
  • Transportkosten: NAf 300
  • Immateriële schade:
NAf 46.312
CSS dient deze schade, te vergoeden. Het gerecht zal dienovereenkomstig beslissen, met een beslissing over de wettelijke rente als hierna omschreven.
Kosten deskundige
4.22.
Deze kosten ad NAf 4.960,80 betreffen de kosten van declaraties van Recht Letselschade voor het begroten van de schade. De kosten van de deskundige blijven voor rekening van CSS als aansprakelijke partij. Het gerecht vindt de gevorderde kosten voldoende concreet, redelijk en in verhouding tot de schade.
Proceskosten
4.23.
Omdat CSS (grotendeels) in het ongelijk wordt gesteld, wordt zij veroordeeld in de proceskosten. De kosten van [verzoeker] worden tot aan deze uitspraak begroot op NAf 50 aan griffierecht en NAf 1.500 aan gemachtigdensalaris.

5.De beslissing

Het gerecht:
5.1.
veroordeelt CSS tot betaling aan [verzoeker] van een bedrag van NAf 46.312 aan (im)materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van NAf 12.500 vanaf 18 november 2018 tot aan de dag van betaling en vermeerderd met de wettelijke rente een bedrag van NAf 33.812 vanaf 31 januari 2019 tot aan de dag van betaling;
5.2.
veroordeelt CSS om aan [verzoeker] te voldoen NAf 4.960,80 aan de kosten van Recht Letselschade;
5.3.
veroordeelt CSS in de proceskosten van [verzoeker] van NAf 1.500 te vermeerderen met NAf 250 aan nakosten zonder betekening, verhoogd met NAf 150 in geval van betekening;
5.4.
bepaalt dat de proceskosten moeten worden betaald binnen veertien dagen en dat die kosten worden verhoogd met de wettelijke rente als niet op tijd wordt betaald;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Christiaan, rechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.