In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 12 januari 2024 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijk geschil tussen [verzoekster] en de stichting FUNDACION KAS DI ANCIANO NOS WELITA. [Verzoekster] was sinds 1 november 2008 in dienst als bejaardenverzorger bij Nos Welita, maar heeft op 9 januari 2023 een brief gestuurd waarin zij haar verantwoordelijkheden wilde verminderen en een aanpassing van haar salaris vroeg. In maart 2023 heeft zij gedwongen vakantie opgenomen en is zij later in dienst getreden bij een andere organisatie. Nos Welita heeft in een brief van 24 maart 2023 gereageerd op de brief van [verzoekster] en haar medegedeeld dat zij haar verzoek om vermindering van verantwoordelijkheden niet kon honoreren. Op 29 maart 2023 heeft [verzoekster] een arbeidsovereenkomst getekend bij een andere organisatie.
[Verzoekster] heeft vervolgens verzocht om kosteloos te mogen procederen en om Nos Welita te veroordelen tot nakoming van de arbeidsovereenkomst en uitbetaling van haar loon. Nos Welita heeft verweer gevoerd en gesteld dat [verzoekster] zelf het dienstverband heeft beëindigd. Het Gerecht heeft geoordeeld dat uit de brief van [verzoekster] niet blijkt dat zij de arbeidsovereenkomst wilde beëindigen. Desondanks kon de vordering tot doorbetaling van het loon niet worden toegewezen, omdat [verzoekster] inmiddels een andere baan had aangenomen en niet meer in staat was om de werkzaamheden voor Nos Welita te verrichten. Het Gerecht heeft [verzoekster] verlof verleend om kosteloos te procederen, maar haar in de proceskosten veroordeeld, die op nihil zijn begroot.