ECLI:NL:OGEAC:2024:33

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
7 maart 2024
Zaaknummer
CUR202302939
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en bewijsvoering in arbeidsconflict

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, is op 5 maart 2024 uitspraak gedaan in een arbeidsconflict tussen [verzoeker] en ANTILLEAN FLIGHT SERVICE N.V. (AFS). Het geschil betreft een ontslag op staande voet dat door AFS is gegeven op basis van beschuldigingen van diefstal en vernieling van bagages op de luchthaven. De verzoeker, [verzoeker], heeft het ontslag betwist en verzocht om vernietiging van de ontslagbeslissing. AFS heeft in de procedure bewijs gepresenteerd, waaronder videobeelden en screenshots die de betrokkenheid van [verzoeker] bij de vermeende diefstal zouden aantonen.

De rechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat AFS niet alleen de ontslagbrief heeft overgelegd, maar ook bewijs heeft geleverd dat [verzoeker] op de videobeelden zichtbaar is terwijl hij in de nabijheid van een collega is die koffers opent en doorzoekt. De rechter concludeert dat [verzoeker] medeplichtig is aan de handelingen van zijn collega, hoewel niet kan worden vastgesteld dat hij zelf iets heeft weggenomen. De rechter oordeelt dat het ontslag op staande voet op goede gronden is gegeven, en wijst het verzoek van [verzoeker] af. Tevens wordt [verzoeker] veroordeeld in de proceskosten van AFS.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor AFS om tijdig bewijs te leveren en de gevolgen van het niet voldoen aan bewijsverplichtingen in civiele procedures. De rechter heeft ook geoordeeld dat het zelfstandig tegenverzoek van AFS niet behoeft te worden beoordeeld, omdat de voorwaarde voor het verzoek niet is vervuld. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. O. Nijhuis, rechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202302939
Beschikking van 5 maart 2024
in de zaak van
[Verzoeker],wonend in Curaçao,
verzoeker, verweerder in het voorwaardelijk zelfstandig verzoek,
gemachtigden: mrs. R.M.L. Conquet en D.J. Brug,
tegen
de naamloze vennootschap
ANTILLEAN FLIGHT SERVICE N.V.,
gevestigd in Curaçao,
verweerster, tevens verzoekster in het voorwaardelijk zelfstandig verzoek,
gemachtigde: mr. L.N. Asjes,
Partijen zullen hierna [verzoeker] en AFS worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • de beschikking van 30 november 2023 (hierna: de tussenbeschikking),
  • de akte overleggen bewijsstukken met producties van AFS, ingediend op 9 januari 2024,
  • de antwoordakte van [verzoeker], ingediend op 6 februari 2024.
1.2.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.De verdere beoordeling

inzake het verzoek van [verzoeker]
2.1.
In de tussenbeschikking heeft het gerecht onder meer AFS toegelaten te bewijzen dat [verzoeker] zich op 6 juli 2023 heeft schuldig gemaakt aan diefstal dan wel vernieling van bagages op de luchthaven, dan wel daaraan medeplichtig is geweest.
2.2.
AFS heeft schriftelijk bewijs bijgebracht.
2.3.
Indien AFS bewijs door getuigen had willen leveren, had zij dat voor of uiterlijk op de rolzitting van 12 december 2023 schriftelijk aan het gerecht dienen mede te delen (tussenbeschikking, r.o. 5.5). Een dergelijke mededeling heeft het gerecht niet bereikt, waaruit het gerecht concludeert dat AFS geen bewijs door getuigen wil leveren.
2.4.
Bij haar akte heeft AFS in het geding gebracht een vonnis in kort geding van 14 december 2023 alsmede een USB-stick.
2.5.
Bij dat vonnis van 14 december 2023 is Curacao Airport Partners N.V. (hierna: CAP) op vordering van AFS veroordeeld aan AFS kopieën te verstrekken van:
” • de videobeelden van 6 juli 2023 van de camera gericht op de Bagage Belt Arrival belt no. 2 met tijdspanne 15:01 tot 15:05.16 uur;
  • schermafbeeldingen van bovenvermelde video;
  • badge foto’s van de betrokken werknemers, [verzoeker] als [naam 1];”
2.6.
Dat vonnis kan op zichzelf niet bijdragen aan het door AFS te leveren bewijs.
2.7.
De USB-stick bevat, aldus AFS, door CAP aan haar afgegeven screenshots en videobeelden.
2.8.
Het gerecht ziet geen aanleiding in te gaan op het verzoek van AFS een datum te bepalen voor een voortgezette zitting opdat nadere uitleg ter zake de videobeelden kan worden gegeven. Dit reeds niet omdat AFS heeft nagelaten ervoor zorg te dragen dat zij over de videobeelden kon beschikken ten tijde van de mondelinge behandeling op 2 november 2023 – in welk geval zij tijdens die mondelinge behandeling die uitleg had kunnen geven – althans omdat AFS die uitleg in haar akte had kunnen en moeten geven.
2.9.
Op de screenshots en de videobeelden is [verzoeker] goed herkenbaar, namelijk als de medewerker met de grijze hoed. Uit de antwoordakte van [verzoeker] begrijpt het gerecht ook dat hij erkent daarop zichtbaar te zijn.
Op de videobeelden is zichtbaar dat [verzoeker] met een viertal collega’s werkt. Zij dragen allen oranje hesjes, met bij vier van hen achterop de letters “AFS”. [verzoeker] werkt eerst met een collega in/bij een bagagekar en haalt daar koffers uit. Vervolgens gaat hij in de richting van een andere bagagekar die daarnaast staat en daaraan is gekoppeld. In die andere bagagekar is een collega van hem aan het werk. [verzoeker] kijkt in die kar naar binnen en haalt daar ook koffers uit. Vervolgens loopt [verzoeker] weg, blijft enige tijd buiten beeld en komt vervolgens terug, waarop hij opnieuw in de bagagekar kijkt. In de kar is een collega zichtbaar die daar aan het werk is, meerdere koffers opent en kennelijk de inhoud doorzoekt althans inspecteert. Het gerecht kan niet vaststellen dat die collega ook iets uit die koffers wegneemt. [verzoeker] ziet, zo blijkt uit de videobeelden, zowel voordat als nadat hij enige tijd buiten beeld blijft, dat zijn collega in de bagagekar koffers opent en doorzoekt. [Verzoeker] bevestigt ook dat hij dat heeft gezien.
Op een van de screenshots is de bagagekar te zien met daarin een open koffer, waarover een man gebukt staat terwijl hij de deksel van die koffer vasthoudt. Drie andere mannen staan buiten die bagagekar toe te kijken, onder wie [verzoeker]. Voor het overige voegen de screenshots niets wezenlijks aan de videobeelden toe.
2.10.
Het gerecht heeft in de tussenbeschikking, r.o. 2.8, de ontslagbrief van 6 juli 2023 geciteerd. Het verwijt, waarop volgens die brief het ontslag op staande voet is gebaseerd, is diefstal en vernieling aan baggages van passagiers en medeplichtigheid daaraan en poging tot diefstal en vernieling, waardoor misbruik van vertrouwen een struikelblok wordt voor de werkrelatie. De bewijsopdracht is in het licht daarvan geformuleerd.
2.11.
Het hoeft geen betoog dat de collega die volgens de videobeelden koffers opende en de inhoud ervan doorzocht althans inspecteerde, zijn boekje ver te buiten ging. Een Ramp agent, bagageafhandelaar, dient zich immers zonder enige twijfel te onthouden van dergelijke handelingen. Uit de videobeelden kan niet worden geconcludeerd dat de collega in de bagagekar zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal en/of vernieling. Wel moet zijn handelen worden gekwalificeerd als een poging tot diefstal. Enige andere aannemelijke verklaring voor het openen van koffers en het doorzoeken althans inspecteren van de inhoud ervan dan het onderzoeken of er iets van zijn gading inzit en zo ja dat weg te nemen, is immers niet denkbaar.
2.12.
Het gerecht heeft op grond van de videobeelden de overtuiging dat [verzoeker] heeft waargenomen en beseft wat zijn collega in de bagagekar aan het doen is. Dat [verzoeker] op de uitkijk of op wacht stond, is op basis van die videobeelden en screenshots echter niet komen vast te staan.
2.13.
Dit maakt [verzoeker] medeplichtig. Met betrekking tot die medeplichtigheid wordt – naar aanleiding van hetgeen [verzoeker] daaromtrent heeft aangevoerd – nog het volgende overwogen. Onderhavige procedure is civielrechtelijk van aard en het woord “medeplichtig” in de bewijsopdracht dient dan ook, anders dan [verzoeker] bepleit, niet in strafrechtelijke zin te worden opgevat. Dat woord is gebruikt in navolging van de door AFS gebruikte terminologie, voor het eerst (zie hiervoor) in de ontslagbrief d.d. 6 juli 2023. Aan die ontslagbrief en de door AFS gestelde medeplichtigheid is gerefereerd in de tussenbeschikking, r.o. 4.7, waarna in r.o. 4.8 uitgebreid is toegelicht wat AFS onder die medeplichtigheid verstaat en wat (dus) ook in de bewijsopdracht daaronder moet worden verstaan. Daar kon (ook) bij [verzoeker] redelijkerwijs geen misverstand over bestaan.
2.14.
Op grond van het bovenstaande is AFS naar het oordeel van het gerecht geslaagd in het bewijs. Daaruit volgt dat het ontslag op staande voet op goede gronden is gegeven en dat het verzoek van [verzoeker] zal worden afgewezen.
2.15.
De aard van een verlof tot kosteloos procederen leent zich niet voor uitvoerbaarverklaring bij voorraad, zodat die vordering in zoverre zal worden afgewezen.
2.16. [
Verzoeker] zal worden veroordeeld in de kosten van dit geding, gevallen aan de zijde van AFS. Deze worden tot aan deze beschikking begroot op NAf 3.125,- wegens salaris gemachtigde.
inzake het zelfstandig tegenverzoek van AFS
2.17.
AFS heeft haar zelfstandig tegenverzoek voorwaardelijk ingediend, namelijk onder voorwaarde dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen na (het gerecht begrijpt:) 6 juli 2023 nog bestaat. Die voorwaarde is niet vervuld omdat volgens AFS de arbeidsovereenkomst op 19 oktober 2023 van rechtswege geëindigd en [verzoeker] dat niet heeft weersproken.
2.18.
Daarom behoeft het zelfstandig verzoek niet te worden beoordeeld.

3.De beslissing

Het gerecht:
inzake het verzoek van [verzoeker] em het zelfstandig tegenverzoek van AFS
3.1.
verleent [verzoeker] verlof kosteloos te procederen;
3.2.
wijst de door [verzoeker] gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad af;
voorts inzake het verzoek van [verzoeker]
3.3.
wijst het verzoek af;
3.4.
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten van AFS van NAf 3.125.-.
Deze beschikking is gegeven door mr. O. Nijhuis, rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.