ECLI:NL:OGEAC:2024:32

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
7 maart 2024
Zaaknummer
CUR202303951
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onregelmatig ontslag en kennelijk onredelijke opzegging in kort geding

In deze zaak heeft eiseres, werkzaam als recruitment consultant bij LER Recruitment B.V., een kort geding aangespannen na haar ontslag op staande voet op 29 november 2023. Eiseres betwist de rechtmatigheid van het ontslag, dat volgens LER was gebaseerd op ongepast gedrag en beschuldigingen van racisme. Eiseres vordert onder andere een verklaring dat het ontslag onregelmatig en kennelijk onredelijk is, alsook betaling van achterstallig loon en een gefixeerde schadevergoeding. De rechter heeft vastgesteld dat LER niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de dringende reden van ontslag, waardoor het ontslag als onregelmatig wordt beschouwd. De vordering tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding van NAf 6.000,- is toegewezen, evenals de verplichting voor LER om een eindafrekening te verstrekken. De overige vorderingen van eiseres zijn afgewezen, waaronder de vordering tot betaling van vakantiedagen en vakantiegeld, omdat deze niet voldoende onderbouwd waren. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Afdeling civiel
Zaaknummer: CUR202303951
Vonnis in kort geding d.d. 25 januari 2024
inzake
[EISERES],
wonende in Curaçao,
eiseres,
procederende in persoon,
tegen
de besloten vennootschap
LER RECRUITMENT B.V.,
gevestigd in Curaçao,
gedaagde,
vertegenwoordigd door [naam 1].
Partijen zullen hierna [eiseres] en LER genoemd worden.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift van 7 december 2023 met bijbehorende producties;
- de mondelinge behandeling gehouden op 11 januari 2024 waarbij [eiseres] in persoon is verschenen. Namens LER is [naam 1] (vestigingsmanager) verschenen.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1. [
Eiseres] is sinds 1 juni 2023 in dienst getreden bij LER in de functie van recruitment consultant. Het betrof een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van twaalf maanden. Haar laatstgenoten salaris bedroeg NAf 3.000,- bruto per maand.
2.2.
In de arbeidsovereenkomst is verder, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“Artikel 2 – einde arbeidsovereenkomst
(…) Ieder der partijen is bevoegd de arbeidsovereenkomst tussentijds met inachtneming van twee maanden opzegtermijn, tegen het einde van een kalendermaand schriftelijk te doen eindigen.
“Artikel 3 – Vakantie:
1. De werknemer heeft recht op vakantie met behoud van salaris gedurende 24 werkdagen op fulltime basis per kalenderjaar op te nemen in overleg met werkgever. Werkgever hanteert de NL feestdagen bij lokale feestdagen wordt er gewerkt.
2. De werknemer heeft recht op vakantiegeld dat gelijk is aan 8% van het brutosalaris. Dit vakantiegeld wordt met terugwerkende kracht toegekend zodra de werknemer langer dan 6 maanden in dienst is. Indien de werknemer korter dan 6 maanden in dienst is, heeft hij geen recht op vakantiegeld.
3. Het vakantiegeld wordt maandelijks opgebouwd als percentage van het bruto salaris en wordt uitbetaald in de maand mei. Het bedrag aan vakantiegeld is gebaseerd op het salaris dat de werknemer heeft verdiend gedurende de periode waarin hij recht had op vakantiegeld.”
2.3.
Op 29 november 2023 heeft de vestigingsmanager [naam 1] het volgende Whatsappbericht aan [eiseres] toegestuurd:
“ We hebben je per e-mail op de hoogte gesteld van je onmiddellijke ontslag op staande voet bij LER Recruitment BV vanwege een ernstig incident op kantoor, waarbij je je leidinggevende op een volstrekt onaanvaardbare manier hebt uitgescholden en beschuldigingen van racisme hebt geuit. Dit gedrag is onacceptabel en in strijd met onze bedrijfsnormen.
Je hebt je salaris voor de hele maand november ontvangen, inclusief vandaag, 29 november 2023. Mocht je bezwaar willen maken tegen deze beslissing, dan raden we je aan juridisch advies in te winnen. (…)”
2.4. [
eiseres] heeft LER bij e-mailbericht van 29 november 2023 verzocht om het aan haar gegeven ontslag op staande voet in te trekken. Zij heeft zich beschikbaar gesteld voor het verrichten van arbeid en heeft aanspraak gemaakt op doorbetaling van haar loon.
2.5.
LER heeft volhard in het door haar gegeven ontslag.

3.Het geschil

3.1. [
eiseres] vordert het gerecht bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a) voor recht te verklaren dat het ontslag onregelmatig en kennelijk onredelijk is:
b) voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst per 31 januari 2024 zal eindigen doordat [eiseres] in het gegeven ontslag berust;
c) LER te veroordelen tot betaling van het achterstallig loon, vermeerderd met de vertragingsrente van 50%, en de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid;
d) LER te veroordelen tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding gelijk aan twee (2) maanden opzeggingstermijn ad. NAf 6.000,- ex artikel 7A:1615R lid 1 BW jo. artikel 2 van de arbeidsovereenkomst;
e) LER te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding ex artikel 7A:1615s lid 1 BW;
f) LER te veroordelen tot betaling van NAf 692,- aan Cessantia-uitkering ex artikel 3 leden 1 en 3 van de Cessantialandsverordening;
g) LER te veroordelen tot betaling van het berekend jaarlijks vakantiegeld van NAf 1.920,- ex artikel 3 lid 2 van de Arbeidsovereenkomst;
h) LER te veroordelen tot betaling van de niet opgenomen vakantiedagen berekend over de periode van acht (8) maanden;
i) LER te veroordelen om binnen 3 werkdagen na betekening van het vonnis aan [eiseres] een eindafrekening met specificatie te geven van al het gevorderde onder c) tot en met h);
j) LER te veroordelen tot betaling van alle kosten van deze procedure daaronder begrepen de griffierechten, zegels en voorschotten en de kosten van juridisch advies en rechtshulp door LIF Legal.
3.2. [
Eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat LER haar ten onrechte op staande voet ontslagen heeft. Zij ziet een terugkeer bij LER niet meer zitten en berust in het ontslag. Omdat sprake is van een onregelmatige en kennelijk onredelijke opzegging heeft zij aanspraak op een gefixeerde schadevergoeding en een billijke vergoeding.
3.3.
LER voert verweer en stelt in dit verband dat zij [eiseres] op terechte gronden op staande voet heeft ontslagen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de zaak en is overigens niet door LER betwist.
Kader
4.2.
In deze procedure moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde stellingen, zonder nader onderzoek en bewijslevering, worden beoordeeld of de vorderingen van [eiseres] in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat vooruitlopend daarop toewijzing van de gevraagde voorziening gerechtvaardigd is.
Verklaring voor recht
4.3.
De door [eiseres] gevorderde verklaringen voor recht onder a) en b) moeten, wat van de inhoud daarvan ook zij, worden afgewezen, nu in het algemeen geldt dat in kort geding geen verklaring voor recht kan worden gegeven.
Achterstallig loon
4.4.
Nu [eiseres] heeft berust in het aan haar gegeven ontslag, staat daarmee tussen partijen vast dat de arbeidsovereenkomst door opzegging op 29 november 2023 is geëindigd. Aangezien tussen partijen niet in geschil is dat het loon van [eiseres] tot die datum is doorbetaald, zal de vordering tot betaling van achterstallige loon worden afgewezen.
Gefixeerde schadevergoeding
4.5.
Om te kunnen beoordelen of aan [eiseres] een schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging toekomt, dient eerst de rechtsgeldigheid van het aan haar gegeven ontslag te worden beoordeeld.
4.6.
LER heeft aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegd dat [eiseres] haar leidinggevende op 29 november 2023 op een onaanvaardbare manier heeft uitgescholden en dat zij beschuldigingen van racisme heeft geuit. [Eiseres] heeft dit gemotiveerd betwist. Gelet op de gemotiveerde betwisting van de zijde van [eiseres] had het op de weg van LER gelegen om haar stellingen omrent de uitingen van [eiseres] met stukken te onderbouwen. Dit heeft zij nagelaten. Zonder nadere bewijslevering, waarvoor in het kader van dit kort geding geen plaats is, is voorshands niet aannemelijk geworden dat [eiseres] haar leidinggevende heeft uitgescholden of dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan beschuldigingen van racisme. Daarmee is dus ook de aanwezigheid van een dringende reden voor het ontslag voorshands onvoldoende aannemelijk geworden.
4.7.
Het vorenstaande brengt met zich mee dat in een bodemprocedure het oordeel valt te verwachten dat LER [eiseres] zonder een dringende reden op staande voet heeft ontslagen. Tussen partijen staat in deze procedure derhalve vast dat LER de arbeidsovereenkomst met [eiseres] onverwijld heeft opgezegd en dat zij, wegens het ontbreken van een dringende reden, daartoe niet bevoegd was. Daarmee heeft LER de arbeidsovereenkomst onregelmatig opgezegd en heeft [eiseres] op grond van artikel 7A:1615r lid 1 BW aanspraak op gefixeerde schadevergoeding.
4.8.
De in artikel 7A:1615r lid 1 BW vermelde schadevergoeding is gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. Door LER is niet weersproken dat partijen een opzegtermijn van twee maanden hebben afgesproken en dat het loon van [eiseres] NAf 3.000,- bruto bedraagt. Dit brengt met zich mee dat het voorshands voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter een bedrag van NAf 6.000,- aan gefixeerde schadevergoeding zal toewijzen. Dit bedrag is daarom als voorschot toewijsbaar.
Kennelijk onredelijk ontslag en billijke vergoeding
4.9.
Indien wordt aangenomen dat het op 29 november 2023 verleende ontslag kennelijk onredelijk is, volgt daaruit de verplichting van LER tot vergoeding van de schade. Zoals hiervoor reeds is overwogen heeft datzelfde ontslag al geleid tot een gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatig ontslag ter hoogte van het loon over de periode dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. [eiseres] motiveert niet dat de schade als gevolg van een kennelijk onredelijk ontslag op 29 november 2023 meer bedraagt dan de gefixeerde schadevergoeding. Als het aan haar gegeven ontslag kennelijk onredelijk wordt geoordeeld, leidt dat derhalve niet tot een schadevergoeding die de gefixeerde schadevergoeding overtreft. Bij deze stand van zaken is de vordering tot betaling van een billijke vergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag niet toewijsbaar en hoeft niet te worden beoordeeld of het ontslag van 29 november 2023 kennelijk onredelijk is.
Cessantia-uitkering
4.10.
Nu [eiseres] nog geen jaar in dienst van LER is, zal haar vordering tot betaling van een Cessantia-uitkering op grond van artikel 3 lid 1 van de Cessantialandsverordening worden afgewezen.
Vakantiedagen en vakantiegeld
4.11.
De gevorderde opgebouwde en niet genoten vakantiedagen zijn bij gebrek aan een deugdelijke onderbouwing van de zijde van [eiseres] niet toewijsbaar, nu [eiseres] aan die vordering geen concreet aantal dagen of bedrag heeft verbonden. Het pro-rata apart gevorderde vakantiegeld is, gelet op artikel 3 lid 2 van de arbeidsovereenkomst, evenmin toewijsbaar.
Eindafrekening
4.12.
De gevorderde eindafrekening met specificatie zal worden toegewezen.
Proceskosten
4.13.
Onder de gegeven omstandigheden, waarbij onder meer van belang is dat partijen over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld, acht het gerecht het redelijk om de proceskosten tussen partijen te compenseren op de wijze zoals hierna in de beslissing zal worden bepaald.

5.De beslissing

Het gerecht:
Rechtdoende in kort geding:
5.1.
veroordeelt LER om uit hoofde van onregelmatig ontslag aan [eiseres] bij wijze van voorschot te betalen een bedrag van NAf 6.000,- bruto;
5.2.
veroordeelt LER om aan [eiseres] binnen 3 werkdagen na betekening van dit vonnis een correcte eindafrekening met specificatie te verstrekken;
5.3.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de veroordelingen onder 5.1. en 5.2., uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth, rechter, en op 25 januari 2024 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.