ECLI:NL:OGEAC:2024:30

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
5 februari 2024
Publicatiedatum
7 maart 2024
Zaaknummer
CUR202301913
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arbeidsovereenkomst en loonvordering tussen verzoeker en Caribbean Medical University

In deze zaak vordert [verzoeker] betaling van loon van Caribbean Medical University (CMU) op basis van een arbeidsovereenkomst die hij stelt te hebben gesloten. CMU betwist de geldigheid van de overeenkomst en stelt dat deze onbevoegd is gesloten. De rechter oordeelt dat, hoewel de overeenkomst mogelijk onbevoegd is aangegaan, de schijn van bevoegdheid is gewekt en CMU aan de overeenkomst gebonden is. [verzoeker] wordt toegelaten om bewijs te leveren dat hij werkzaamheden voor CMU heeft verricht. De zaak betreft een arbeidsovereenkomst die op 27 december 2021 is aangegaan en loopt tot 30 april 2022, met een salaris van US$ 2.000 per maand en een bonus per student. CMU heeft echter geen loon betaald, wat aanleiding geeft tot deze procedure. De rechter heeft de zaak aangehouden voor bewijslevering door [verzoeker].

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202301913
Beschikking van 5 februari 2024
in de zaak van
[VERZOEKER],wonend in de Verenigde Staten,
verzoeker,
gemachtigde: mr. C.J. Koster,
tegen
de besloten vennootschap
CARIBBEAN MEDICAL UNIVERSITY (CMU) B.V.,
gevestigd in Curaçao,
verweerster,
gemachtigde: mr. R.E.F.A. Bijkerk.
Partijen worden hierna [verzoeker] en CMU genoemd.
Inleiding
[verzoeker] stelt dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen op basis waarvan hij werkzaamheden voor CMU heeft verricht. Hij vordert in deze procedure betaling van loon vanaf de aanvang van de door hem gestelde arbeidsovereenkomst. CMU stelt dat de arbeidsovereenkomst onbevoegd namens haar is gesloten en subsidiair betwist zij dat [verzoeker] feitelijk uitvoering heeft gegeven aan de arbeidsovereenkomst. Geoordeeld wordt dat, voor zover de overeenkomst onbevoegd is aangegaan, de schijn van bevoegdheid is gewekt en deze is toe te rekenen aan CMU. CMU is daarom gebonden aan de arbeidsovereenkomst. [verzoeker] wordt in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat hij op grond van de arbeidsovereenkomst werkzaamheden voor CMU heeft verricht.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 22 juni 2023,
  • het verweerschrift,
  • de mondelinge behandeling van 4 januari 2024,
  • de pleitnotitie van [verzoeker].
1.2.
De uitspraak is bepaald op 19 februari 2024, maar wordt vandaag bij vervroeging uitgesproken.

2.De feiten

2.1.
CMU exploiteert een medische school in Curaçao.
2.2.
Op 27 december 2021 is [verzoeker] met CMU een arbeidsovereenkomst aangegaan, waarbij [verzoeker] tot 30 april 2022 is aangesteld als
Clinical Rotation Coordinatortegen een salaris van US$ 2.000 per maand, vermeerderd met een bonus van US$ 10 voor iedere student die aan een
clinical rotation(stage) begint.
2.3.
In verband met de verlenging van de overeenkomst is het volgende in de arbeidsovereenkomst bepaald (artikel 4.1):
[…]
Provided that Employee is otherwise in compliance with their obligations under this Agreement and provided that CMU at that time agree, this Agreement shall be renewed for mutually accepted terms reflect by a new and newly signed Agreement.
2.4.
De overeenkomst is namens CMU ondertekend door de heer [naam 1] ([naam 1]).
2.5. [
verzoeker] is daarnaast
managing directorvan International Medical Group US LLC (IMG). Op 1 januari 2022 is ook tussen IMG en CMU een overeenkomst tot stand gekomen op grond waarvan IMG tegen betaling door CMU bemiddelt bij het regelen van een
rotationvoor studenten van CMU (hierna: de
Rotation Agreement).
2.6.
De
Rotation Agreementis namens CMU ook door [naam 1] ondertekend.
2.7. [
verzoeker] heeft sinds de aanvang van de arbeidsovereenkomst geen salaris van CMU ontvangen.

3.Het verzoek en de standpunten van partijen

3.1. [
verzoeker] verzoekt – samengevat – dat het gerecht CMU veroordeelt tot betaling aan hem van US$ 18.050, te vermeerderen met 50% wettelijke verhoging en wettelijke rente, onder veroordeling van CMU in de proceskosten, eveneens te vermeerderen met rente indien betaling binnen veertien dagen uitblijft.
3.2. [
verzoeker] legt samengevat aan zijn verzoek ten grondslag dat hij ondanks dat hij zijn werkzaamheden als Clinical Rotations Coordinator naar tevredenheid heeft uitgevoerd, daarvoor nooit is betaald. Ook niet na verzoeken daartoe. Hij vordert daarom in deze procedure de overeengekomen beloning vanaf aanvang van de arbeidsovereenkomst tot heden. Volgens [verzoeker] is de overeenkomst stilzwijgend verlengd na 30 april 2022. Het achterstallige loon komt neer op een bedrag van US$ 18.500. Dit bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke verhoging en wettelijke rente, aldus [verzoeker].
3.3.
CMU voert verweer en concludeert tot niet ontvankelijkheid van [verzoeker] in zijn vordering dan wel afwijzing daarvan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen zijn allereerst in debat over het antwoord op de vraag of [naam 1] bevoegd was de arbeidsovereenkomst namens CMU aan te gaan. CMU stelt zich op het standpunt dat dat niet het geval is en zij daarom niet kan worden gehouden aan de daaruit voortvloeiende loonbetalingsverplichting.
4.2.
In artikel 3:61 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat wanneer een rechtshandeling in naam van een ander is verricht, tegen de wederpartij, indien zij op grond van een verklaring of gedraging van die ander heeft aangenomen en onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht aannemen dat een toereikende volmacht was verleend (schijn van volmachtverlening), geen beroep op de onjuistheid van deze veronderstelling kan worden gedaan. Op grond van vaste jurisprudentie kan voor toerekening van schijn van volmachtverlening ook plaats zijn, ingeval de wederpartij gerechtvaardigd heeft vertrouwd op grond van feiten en omstandigheden die voor risico van de vertegenwoordigde komen en waaruit naar verkeersopvattingen zodanige schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid.
4.3.
In dit geval heeft [naam 1] de arbeidsovereenkomst in naam van CMU met [verzoeker] gesloten. [naam 1] was ten tijde van het sluiten van de overeenkomst
Executive Dean and Chief Academic Officervan CMU en niet is betwist dat hij in die hoedanigheid het gezicht en het primaire aanspreekpunt van CMU in Curaçao was. Gelet hierop heeft [verzoeker] er gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat [naam 1] bevoegd was de arbeidsovereenkomst aan te gaan. Te meer, nu de
Rotation Agreementnadien ook door [naam 1], in naam van CMU, is gesloten en die overeenkomst door CMU is nagekomen. Door CMU is daardoor in ieder geval de schijn gewekt dat [naam 1] vertegenwoordigingsbevoegd was. Voor zover [naam 1] zijn grenzen van bevoegdheid heeft overschreden, komt dat in de gegeven omstandigheden dan ook voor risico van CMU. CMU kan daarom geen beroep doen op de onjuiste veronderstelling van [verzoeker] en is gebonden aan de door [naam 1] gesloten arbeidsovereenkomst.
4.4.
CMU betwist verder dat [verzoeker] werkzaamheden heeft verricht onder de arbeidsovereenkomst. De diensten die [verzoeker] aan CMU heeft verleend vallen volgens CMU onder de
Rotation Agreementwaarvoor een afzonderlijke vergoeding is overeengekomen en zijn niet verricht op grond van een arbeidsovereenkomst. Zij voert in dat verband aan dat reeds een medewerker bij CMU in dienst was en is, die de werkzaamheden uitvoert die onderwerp zijn van de arbeidsovereenkomst met [verzoeker]. Daarnaast voert CMU aan dat [verzoeker] nooit in Curaçao is geweest, terwijl in de arbeidsovereenkomst is bepaald dat de werkzaamheden bij CMU in Curaçao worden verricht.
4.5.
Uit artikel 7A:1614 b BW volgt dat geen loon is verschuldigd voor de tijd, gedurende welke de arbeider de bedongen arbeid niet heeft verricht. Om de loonvordering te kunnen toewijzen moet dus eerst worden beoordeeld of [verzoeker] uitvoering heeft gegeven aan de arbeidsovereenkomst.
4.6.
Deze beoordeling dient te geschieden in het licht van artikel 3.2 van de arbeidsovereenkomst, dat luidt als volgt:
Employee will perform the Administrative duties of the Clinical Rotations (CR) Coordinator, which include but are not limited to receiving the requests for CR, communicating with the CR Preceptors, scheduling the CR, answering CR pertinent inquiries, and receiving Evaluations and Logs and Invoices for the above via phone/email and chats, while providing the reports to the Associate Dean for Clinical and/or the Dean as assigned.
4.7. [
verzoeker] heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat hij in het kader van de arbeidsovereenkomst werkzaamheden heeft verricht verwezen naar een e-mail- en Whatsappcorrespondentie. In de e-mailcorrespondentie van [naam 1] aan [verzoeker] schrijft [naam 1] echter onder meer “[…] documents have to be turned in by your Staff on the last day of the rotations: Eval […], Logbook […], Invoice […]” Verder blijkt uit de e-mailcorrespondentie dat [verzoeker] zijn bericht ondertekent als
Clinical Medical Directorvan IMG. In het licht hiervan, en gelet op de betwisting van CMU, kan niet zonder meer worden aangenomen dat de werkzaamheden waaraan in de e-mails wordt gerefereerd verband houden met de arbeidsovereenkomst. De Whatsappberichten zijn op zichzelf ook onvoldoende om vast te kunnen stellen dat [verzoeker] werkzaamheden heeft verricht uit hoofde van de arbeidsovereenkomst
4.8. [
verzoeker] zal gelet op het voorgaande worden toegelaten tot bewijs dat hij in de periode vanaf 27 december 2021 tot 30 april 2022 werkzaamheden voor CMU heeft verricht uit hoofde van de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst.
4.9.
Het gerecht ziet geen grond voor bewijstoelating dat er werkzaamheden zijn verricht na 30 april 2022. In de arbeidsovereenkomst is bepaald dat deze alleen wordt verlengd bij goed functioneren en met instemming van CMU en bovendien dat er dan een nieuwe overeenkomst zal worden aangegaan die opnieuw moet worden getekend door partijen. Niet is gebleken dat aan deze voorwaarde is voldaan. Het moet er daarom voor worden gehouden dat de arbeidsovereenkomst op 30 april 2022 is geëindigd.
4.10.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

Het gerecht:
5.1.
laat [verzoeker] toe te bewijzen dat hij in de periode van 27 december 2021 tot 30 april 2022 werkzaamheden heeft verricht voor CMU uit hoofde van de arbeidsovereenkomst;
5.2.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
4 maart 2024, op welke zitting [verzoeker] bij akte kan aangeven op welke wijze hij bewijs wil leveren;
5.3.
bepaalt dat [verzoeker], indien hij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen;
5.4.
bepaalt dat [verzoeker], indien hij getuigen wil laten horen, het aantal en de namen van de te horen getuigen direct moet opgeven;
5.5.
bepaalt dat, indien [verzoeker] het bewijs door getuigen wil leveren, beide partijen opgave doen van hun verhinderdata voor de periode van maart tot en met mei 2024;
5.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. O. Nijhuis, rechter, bijgestaan door mr. G. Benedictus, griffier, en in het openbaar uitgesproken.