ECLI:NL:OGEAC:2024:25

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
19 februari 2024
Publicatiedatum
6 maart 2024
Zaaknummer
CUR201702354
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele zaak over letselschade en causaal verband na ongeval

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. G. Scheperboer-Parris, een vordering ingesteld tegen het Land Curaçao, vertegenwoordigd door mr. H.W. Braam, naar aanleiding van een ongeval dat op 12 december 2014 plaatsvond. Eiser stelt letselschade te hebben geleden door een val in een put zonder deksel, wat leidde tot klachten aan zijn rechterbeen. Het gerecht heeft een deskundigenrapport laten opstellen door prof. em. dr. [naam], die de vraag moest beantwoorden of er een causaal verband bestaat tussen de klachten van eiser en het ongeval. Het deskundigenrapport concludeert dat er bij het ongeval geen fractuur is vastgesteld, maar slechts een contusie of verstuiking, wat doorgaans leidt tot kortdurende klachten. De deskundige stelt dat de huidige klachten van eiser niet het gevolg zijn van het ongeval, maar mogelijk voortkomen uit andere medische aandoeningen.

Tijdens de zitting hebben beide partijen het deskundigenrapport niet betwist en geen verweer gevoerd tegen de conclusies. Het gerecht heeft op basis van het rapport geoordeeld dat er geen causaal verband is tussen het ongeval en de door eiser gestelde klachten. Hierdoor is de vordering van eiser afgewezen. Daarnaast is bepaald dat de kosten van de deskundige voor rekening van het Land komen, maar dat eiser geen recht heeft op kosteloze rechtsbijstand, aangezien hij niet meer op Curaçao woont en geen recente bewijsstukken heeft overgelegd. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt, gezien de gedeeltelijke aansprakelijkheid van het Land.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR201702354
Vonnis d.d. 19 februari 2024
inzake
[EISER] (“[eiser]”),
gevestigd in Curaçao,
eiser,
gemachtigde: mr. G. Scheperboer-Parris,
tegen
HET LAND CURAÇAO (“het Land”),
gevestigd in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. H.W. Braam.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verdere procesverloop blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 6 maart 2023;
  • het deskundigenbericht van prof. em. dr. [naam] van 4 september 2023;
  • de conclusies na deskundigenbericht zijdens partijen.
1.2.
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.Het deskundigenrapport

2.1.
Bij vonnis van 6 maart 2023 heeft het gerecht prof. em. dr. [naam] als deskundige benoemt om duidelijkheid te krijgen over het causaal verband tussen de door [eiser] gestelde klachten en beperkingen en het hem op 12 december 2014 overkomen ongeval.
2.2. [
[naam] heeft zijn bevindingen vastgelegd in een rapport van 4 september 2023 (‘het rapport’). Hij heeft de voorgelegde vragen beantwoordt, alsmede het conceptrapport aan partijen voorgelegd. Beide partijen hebben vervolgens afgezien van het stellen van nadere vragen.
2.3.
In het rapport van [naam] is, voor zover hier relevant, het volgende opgenomen:
SAMENVATTING
Op 12 december 2014 is betrokkene met zijn linker been in een put gevallen waar het
putdeksel niet aanwezig was. Het rechterbeen bleef op het trottoir. Hij had direct veel pijn aan het rechterbeen en in het ziekenhuis is een breuk vastgesteld in de rechter voet. Bij controle in het ziekenhuis enkele dagen later is hem gezegd dat er geen sprake was van een breuk.
Hij bleef echter klachten houden.
Heden vermeldt betrokkene vooral klachten van de rechter knie en enkel.
Bij lichamelijk onderzoek stel ik op orthopedisch terrein uitsluitend een geringe hallux valgus beiderzijds en pedes plani vast.
Het röntgenonderzoek van de rechter voet uit 2014 toont geen fracturen.
BESCHOUWING
De belangrijkste bevinding van het huidige onderzoek is dat er destijds bij het ongeval in 2014 geen sprake was van een fractuur, maar dat in retrospectie slechts gesproken kan worden over een contusie (direct inwerkende kracht) of distorsie (verstuiking). Dit wordt overigens al bevestigd 4 dagen na het ongeval als betrokkene op controle komt en de behandelend arts vaststelt dat er geen sprake is van een fractuur.
Dergelijke diagnoses leiden tot kortdurende klachten, die in het algemeen maximaal 6 weken aanhouden als gevolg van het weke delen letsel passend bij de contusie of distorsie. Om deze redenen acht ik de huidige klachten en door betrokkene geuite beperkingen dan ook niet het gevolg van het hem overkomen ongeval.
Op basis van de anamnese zou er bij betrokkene sprake kunnen zijn van een claudicatio intermittens en/of beginnende knie artrose, maar dat heb ik verder niet onderzocht in het kader van deze expertise. De rugklachten beschouw ik als aspecifieke rugklachten met het ontbreken van objectiveerbare afwijkingen.
Ik acht de prognose ten aanzien van de ongevalsgevolgen gunstig.
Concluderend stel ik de volgend diagnoses:
Status na voetletsel rechts in 2014, in retrospectie een contusie of distorsie.
Verdenking op een claudicatio intermittens.
Beginnende patellofemorale artrose rechterknie.
Chronische intermitterende lage rugklachten.
BEANTWOORDING VAN DE VRAAGSTELLING
[…]

2.DE SITUATIE ZONDER ONGEVAL

[…]
Klachten, afwijkingen en beperkingen zonder ongeval
c. Zijn er daarnaast op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als het ongeval de onderzochte niet was overkomen?
Antwoord: Alle momenteel door betrokkene geuite klachten op mijn vakgebied zouden er ook geweest zijn of op enig moment kunnen ontstaan als het ongeval de onderzochte niet was overkomen.
d. Zo ja (dus zonder ongeval ook klachten), kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan?
Antwoord: de huidige klachten van betrokkene zijn in de loop der tijd ontstaan.
e. Kunt u aangeven welke beperkingen uit deze klachten en afwijkingen zouden zijn voortgevloeid?
Antwoord: de huidige klachten die gebaseerd zijn op knieartrose rechts en/of claudicatio intermittens leiden tot beperkingen ten aanzien van loopafstand.
Ten aanzien van de chronische intermitterende rugklachten zonder objectiveerbare afwijkingen is er geen sprake van beperkingen.

3.De verdere beoordeling

3.1.
Het gaat in deze zaak om de afwikkeling van de schade die [eiser] stelt te hebben geleden als gevolg van een ongeval dat hem in 2014 is overkomen en waarvoor het Land aansprakelijk is. Tussen partijen is nu nog in geschil of er causaal verband is tussen de door [eiser] gestelde klachten en beperkingen en het hem op 12 december 2014 overkomen ongeval. Daartoe dient het deskundigenonderzoek door [naam].
3.2.
Partijen hebben het deskundigenrapport van [naam] in zijn algemeenheid niet bekritiseert. Er zijn geen bezwaren tegen het rapport aangevoerd, in die zin dat het rapport ontoereikend is voor de schadeafwikkeling en/of dat het inhoudelijk of voor wat betreft de wijze van totstandkoming niet voldoet aan de eisen die daaraan redelijkerwijs gesteld mogen worden. Het rapport kan daarom gelden als uitgangspunt voor de beoordeling van het causaal verband.
3.3.
Beide partijen hebben ook inhoudelijk geen verweer gevoerd tegen de bevindingen en conclusies van [naam]. [naam] heeft vastgesteld dat er destijds bij het ongeval geen sprake was van een fractuur, maar van een contusie of verstuiking, hetgeen in het algemeen tot kortdurende klachten kan leiden. Om deze reden concludeert [naam] dat de klachten en door [eiser] geuite beperkingen dan ook niet een gevolg zijn van het hem overkomen ongeval. Tegen deze conclusie van [naam] is [eiser] niet (meer) opgekomen. Dat leidt er toe dat het gerecht van de juistheid daarvan uitgaat en de bevindingen van [naam] als uitgangspunt neemt voor het oordeel over de vraag of er causaal verband is tussen het ongeval en de door [eiser] gestelde klachten en beperkingen. Gelet op de bevindingen van [naam] beantwoordt het gerecht deze vraag ontkennend.
3.4. [
[eiser] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat hij als gevolg van het ongeval letsel heeft opgelopen, bestaande uit een fractuur metatarsale IV aan zijn rechtervoet en dat hij, ondanks fysiotherapeutische behandelingen, nog steeds last had van de gevolgen van het ongeval. Hij stelt dat hij door hevige pijn aan de lage rug, rechterknie en heup moeite heeft met lopen, geen lange afstanden kan afleggen en beperkt is in het uitvoeren van staande en lopende activiteiten. [eiser] stelt dat een en ander heeft geleid tot de door hem gevorderde schade. Nu niet is gebleken dat hij dit letsel heeft opgelopen door het ongeval (er was geen sprake van een fractuur, maar van een contusie of distorsie) kunnen de gestelde aanhoudende klachten en beperkingen ook niet aan het ongeval worden toegerekend. Voor zover er als gevolg van de verstuiking (contusie of distorsie) al sprake is geweest van kortdurende klachten als gevolg van het ongeval heeft [eiser] niet gemotiveerd gesteld tot welke schade dat zou hebben geleid.
3.5.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat niet is komen vast te staan dat [eiser] schade heeft geleden als gevolg van het hem in 2014 overkomen ongeval. De vordering van [eiser] zal daarom afgewezen.
3.6.
De kosten van de deskundige blijven wel voor rekening van het Land als aansprakelijke partij. Het bedrag ad EUR 2.099,35 is reeds door het Land aan de deskundige betaald.
3.7.
Aan [eiser] is op 22 juni 2017 een recht op kosteloze rechtsbijstand verleend. [eiser] was toen nog woonachtig op Curaçao. De kaart rechtgevende op kosteloze rechtskundige bijstand had een geldigheidsduur van 6 maanden. [eiser] heeft geen recente(re) kaart rechtgevende op kosteloze rechtskundige bijstand overgelegd. Gebleken is dat [eiser] niet meer op Curaçao woonachtig is. Aldus is onvoldoende gebleken dat [eiser] thans (nog) aanspraak heeft op kosteloze rechtskundige bijstand. Aan [eiser] zal om die reden geen toelating worden verleend om kosteloos te procederen.
3.8.
De proceskosten zullen worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Een rechtvaardiging daarvoor is er in gelegen dat de aansprakelijkheid van het Land in de onderhavige procedure is vastgesteld, maar dat vervolgens is komen vast te staan dat er geen causaal verband is met de schade. Beide partijen zijn dus gedeeltelijk in het (on)gelijk gesteld. Onder deze omstandigheden is een compensatie van proceskosten op zijn plaats.

4.De beslissing

Het gerecht:
4.1.
wijst de vordering van [eiser] af;
4.2.
veroordeelt het Land in de kosten van de deskundige [naam] ad
EUR 2.099,35;
4.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Christiaan, rechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.