Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
eiser,
gemachtigde: mr. B.L. Lie-Atjam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. A. Faria.
1.Het procesverloop
- het verzoekschrift van 10 september 2024, met producties,
- de mondelinge behandeling van 14 oktober 2024.
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak heeft [eiser] het Land Curaçao aangeklaagd omdat het Land niet heeft voldaan aan een eerdere uitspraak van het gerecht in ambtenarenzaken. De zaak betreft een verzoek van [eiser] aan de minister van Justitie om zijn rechtspositie te corrigeren, wat door het Land niet is opgepakt. Na een eerdere uitspraak op 15 april 2024, waarin het bezwaar van [eiser] gegrond werd verklaard, heeft het Land nagelaten om binnen de gestelde termijn op het verzoek te beslissen. Hierdoor heeft [eiser] een kort geding aangespannen om het Land te dwingen tot uitvoering van de uitspraak.
Tijdens de zitting heeft het Land verklaard dat het nog niet op het verzoek heeft beslist omdat er een herziening van de rechtspositie van een collega van [eiser] aan de gang is. Het gerecht heeft echter geoordeeld dat het Land altijd moet voldoen aan rechterlijke uitspraken, ongeacht de omstandigheden. Het gerecht heeft de vordering van [eiser] toegewezen, met een gematigde dwangsom en veroordeling van het Land in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 28 oktober 2024 en het Land is opgedragen om binnen vier weken na betekening van het vonnis uitvoering te geven aan de eerdere uitspraak.