ECLI:NL:OGEAC:2024:204

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
CUR202303659
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij verkeersongeval met bestuurder zonder rijbewijs en niet-verzekerde auto

In deze zaak, die zich afspeelt in Curaçao, hebben eisers [eiser 1] en [eiser 2] een vordering ingesteld tegen gedaagden [gedaagde 1] en [gedaagde 2] naar aanleiding van een verkeersongeval dat plaatsvond op 28 maart 2023. Bij dit ongeval waren twee voertuigen betrokken: het voertuig van [eiser 1], bestuurd door [eiser 2], en een auto die geregistreerd stond op naam van [gedaagde 1] en bestuurd werd door [gedaagde 2]. De auto van [gedaagde 1] was niet verzekerd en [gedaagde 2] reed zonder rijbewijs. Eisers hebben gedaagden aansprakelijk gesteld voor de door hen geleden schade, die is begroot op NAf 10.332,50.

Tijdens de mondelinge behandeling op 30 april 2024 is vastgesteld dat [gedaagde 2] niet is verschenen, waardoor verstek is verleend. Het gerecht heeft geoordeeld dat [gedaagde 1] als medegedaagde wel is verschenen en verweer heeft gevoerd. Het gerecht heeft vastgesteld dat [eiser 1] als eigenaar van het voertuig schade heeft geleden, terwijl [eiser 2] geen schade heeft geleden. De vordering van [eiser 2] is daarom afgewezen.

Het gerecht heeft geoordeeld dat [gedaagde 2] aansprakelijk is voor de schade van [eiser 1], omdat deze niet is weersproken. De vordering van [eiser 1] jegens [gedaagde 1] is afgewezen, omdat de registratie van de auto op naam van [gedaagde 1] niet automatisch betekent dat zij aansprakelijk is voor de schade veroorzaakt door [gedaagde 2]. Het gerecht heeft [gedaagde 2] veroordeeld tot betaling van NAf 9.882,50 aan [eiser 1], vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. Tevens is [eiser 1] toestemming verleend om kosteloos te procederen, terwijl de vordering van [eiser 2] in dat opzicht is afgewezen. De proceskosten zijn toegewezen aan de partijen in overeenstemming met de uitkomst van de vordering.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202303659
Vonnis van 17 juni 2024
in de zaak van

1.[EISER 1],2. [EISER 2],wonend in [woonplaats],eisers,gemachtigde: mr. M.A. Koendjbiharie,

tegen

1.[GEDAAGDE 1],

wonend in [woonplaats],
gedaagde,
procederend in persoon, en

2.[GEDAAGDE 2],

wonend in [woonplaats],
gedaagde,
niet in rechte verschenen.
Partijen worden hierna [eiser 1], [eiser 2], [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd. [eiser 1] en [eiser 2] worden hierna tezamen [eisers]genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 13 november 2023, met producties,
  • de conclusie van antwoord van [gedaagde 1], met producties,
  • de mondelinge behandeling van 30 april 2024,
  • de op verzoek van het gerecht nagezonden productie van [gedaagde 1].
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Op 28 maart 2023 heeft een verkeersongeval plaatsgevonden, waarbij het voertuig (met kenteken [kentekennummer 1]) van [eiser1] met als bestuurder [eiser 2] en een voertuig (met kenteken [kentekennummer 2], hierna: de auto) met als bestuurder [gedaagde 2] waren betrokken.
2.2.
De auto stond ten tijde van de aanrijding geregistreerd op de naam van [gedaagde 1] en was niet verzekerd. [gedaagde 2] reed de auto zonder in het bezit te zijn van een rijbewijs.
2.3.
Bij brief van 23 mei 2023 heeft (de toenmalige gemachtigde van) [eisers]. [gedaagde 1], als zijnde de eigenaar van de auto, en [gedaagde 2], als zijnde de bestuurder van de auto, aansprakelijk gesteld voor de door hen geleden schade, begroot op een bedrag van NAf 10.332,50.

3.De vordering

3.1. [
eisers]vorderen – samengevat – dat het gerecht:
I. [eisers] toestemming verleent om kosteloos te procederen;
II. voor recht verklaart dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door [eisers] geleden schade;
III. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] (hoofdelijk) veroordeelt tot betaling aan [eisers] van NAf 10.332,50, te vermeerderen met de wettelijke rente,
met (hoofdelijke) veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de kosten.

4.De beoordeling

4.1.
Het gerecht stelt vast dat [gedaagde 2], hoewel behoorlijk opgeroepen, niet is verschenen. Tegen hem is verstek verleend. Nu [gedaagde 1] als medegedaagde is verschenen en verweer heeft gevoerd, wordt op grond van artikel 82, tweede lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) tussen partijen een vonnis gewezen dat als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.
4.2.
Het gerecht overweegt dat ter zitting is komen vast te staan dat [eiser 1] als eigenaar van het voertuig de schade heeft geleden. [eiser 2] was slechts de bestuurder en heeft verder geen schade geleden. Dit brengt mee dat de vordering, voor zover door [eiser 2] ingesteld, zal worden afgewezen.
4.3.
De vordering van [eiser 1] jegens [gedaagde 2] wordt toegewezen, omdat deze niet is weersproken en het gerecht niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, behoudens ten aanzien van de gevorderde verklaring voor recht nu gesteld noch gebleken is dat [eiser 1] naast vergoeding van de schade een ander belang bij de vordering heeft, terwijl namens [eiser 1] ter zitting te kennen is gegeven dat niet meer schade is geleden dan in deze procedure is gevorderd.
4.4.
Ten aanzien van de vordering van [eiser 1] jegens [gedaagde 1], heeft [eiser 1] gesteld dat [gedaagde 1] ten tijde van het verkeersongeval eigenaar was van de auto, omdat de auto op haar naam stond geregistreerd. [eiser 1] stelt daarom ook [gedaagde 1] (hoofdelijk) aansprakelijk voor de door hem geleden schade.
4.5. [
gedaagde 1] heeft, onder verwijzing naar het door haar ingevulde en ondertekende Tegenaangifteformulier motorrijtuigenbelasting (het roze formulier) van 22 mei 2020, de brief van de verzekeraar van de auto van 24 juni 2020 waarin staat dat de verzekering per 1 juni 2020 is beëindigd en de door de Ontvanger Curaçao aan haar op 11 december 2023 verstrekte uitdraai waaruit blijkt dat beide kentekenplaten van de auto op 14 juli 2023 zijn ingeleverd, aangevoerd dat zij de auto op 22 mei 2020 heeft verkocht aan (een bekende) dhr. [bekende van gedaagde 1] (hierna: [bekende van gedaagde 1]). De koopprijs is volgens [gedaagde 1] destijds in contanten voldaan, zonder dat er een kwitantie is opgemaakt. [gedaagde 1] heeft vervolgens de autosleutel, kopie van haar identiteitsbewijs en het roze formulier aan [bekende van gedaagde 1] overhandigd. [bekende van gedaagde 1] heeft echter nagelaten de auto op zijn naam over te zetten en heeft evenmin een nieuwe verzekering afgesloten.
4.6.
Tussen partijen is niet in geschil dat de auto ten tijde van het verkeersongeval (nog steeds) op naam van [gedaagde 1] stond geregistreerd. Die registratie brengt echter niet met zich dat [gedaagde 1] alleen al daarom aansprakelijk is voor de door [gedaagde 2] veroorzaakte schade. In de zogenoemde Botsverordening (P.B. 1932, no. 46 en P.B. 1957, no. 75), waarvan artikel 2 is gewijzigd (zie Landsverordening verzekering en lijfrente, A2011, 60, artikel VA) is bepaald dat indien een motorrijtuig waarmee op de weg wordt gereden, betrokken is bij een verkeersongeval waardoor schade wordt toegebracht aan, niet door dat motorrijtuig vervoerde, personen of zaken, de eigenaar van het motorrijtuig of – indien er een houder van het motorrijtuig is – de houder verplicht is om die schade te vergoeden, tenzij aannemelijk is dat het ongeval is te wijten aan overmacht, daaronder begrepen het geval dat het is veroorzaakt door iemand, voor wie onderscheidenlijk de eigenaar of de houder niet aansprakelijk is. Zelfs voor zover [gedaagde 1] (nog) als eigenaar van de auto zou kunnen worden aangemerkt, geldt in dit geval dat zij niet aansprakelijk is omdat het ongeval is veroorzaakt door [gedaagde 2] en aannemelijk is dat [gedaagde 2] de houder van deze auto was op het moment van de aanrijding en (bovendien) gesteld noch gebleken is dat [gedaagde 1] voor hem aansprakelijk is.
4.7.
Het voorgaande betekent dat [gedaagde 2] wordt veroordeeld om de door [eiser 1] geleden schade te vergoeden. Deze schade bestaat uit een bedrag van NAf 9.000 schade en NAf 132,50 voor het opstellen van het expertiserapport. De door [eiser 1] gemaakte advocaatkosten, die zijn inbegrepen in het gevorderde schadebedrag hebben betrekking op de advocaatkosten van de voormalig advocaat van [eiser 1]. Het gerecht beschouwt deze kosten als buitengerechtelijke incassokosten, die tegen 1,5 punt van het toepasselijke liquidatietarief worden vergoed. Het gaat dan om een bedrag van NAf 750. Voor het overige wordt de vordering afgewezen.
4.8.
Omdat [gedaagde 2] in het ongelijk wordt gesteld ten opzichte van [eiser 1], wordt [gedaagde 2] veroordeeld in de proceskosten. De kosten van [eiser 1] worden tot aan deze uitspraak begroot op NAf 750 aan griffierecht, NAf 525 aan oproepingskosten en NAf 1.000 aan gemachtigdensalaris.
4.9.
Omdat [eiser 1] en [eiser 2] in het ongelijk worden gesteld ten opzichte van [gedaagde 1], worden zij veroordeeld in de proceskosten, die tot op vandaag worden begroot op nihil, omdat [gedaagde 1] in persoon procedeert.
4.10.
Gelet op het overgelegde bewijs van onvermogen zal [eiser 1] toestemming worden verleend kosteloos te procederen. Voor zover dat verzoek ook betrekking heeft op [eiser 2] zal het worden afgewezen, nu van zijn onvermogen niet is gebleken.
4.11.
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van de partijen deze beslissing voorlegt aan het Hof.

5.De beslissing

Het gerecht:
5.1.
staat [eiser 1] toe kosteloos te procederen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde 2] tot betaling aan [eiser 1] van een bedrag van
NAf 9.882,50, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2023 tot aan de dag van betaling en vermeerderd met buitengerechtelijke kosten van NAf 750;
5.3.
veroordeelt [gedaagde 2] in de proceskosten van [eiser 1] van NAf 2.275;
5.4.
veroordeelt [eiser 1] en [eiser 2] in de proceskosten van [gedaagde 1], tot op vandaag begroot op nihil;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Nootenboom-Lock, rechter, bijgestaan door mr. H. Akbuz, griffier, en in het openbaar uitgesproken.