ECLI:NL:OGEAC:2024:20

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
16 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
CUR202303988
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurster kan niet worden gedwongen tot ontruiming van appartement, maar moet huurverhoging betalen

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, heeft huurster een kort geding aangespannen tegen verhuurder. De huurster, die sinds 2002 een appartement huurt, was in een geschil verwikkeld over een huurverhoging en de opzegging van de huurovereenkomst door de verhuurder. De huurprijs was aanvankelijk vastgesteld op NAf 700 per jaar, maar werd in 2021 verhoogd naar NAf 815 per maand. Na oktober 2022 begon de huurster weer NAf 700 te betalen. In november 2023 heeft de verhuurder de huur opgezegd en geëist dat de huurster het appartement per 1 januari 2024 zou ontruimen.

De huurster vorderde in conventie dat de opzegging van de huurovereenkomst onrechtmatig was en dat de verhuurder geen verdere actie mocht ondernemen. In reconventie vorderde de verhuurder betaling van achterstallige huurpenningen en ontruiming van het gehuurde. De rechter oordeelde dat de huurster niet gedwongen kon worden om het appartement te ontruimen, omdat de opzegging van de huurovereenkomst niet rechtsgeldig was. De rechter oordeelde echter wel dat de huurster de eerder afgesproken huurverhoging moest betalen, omdat deze verhoging redelijk was en de huurster zich aan de gemaakte afspraken diende te houden.

De rechter verleende de huurster toestemming om kosteloos te procederen en wees de vorderingen van de verhuurder tot ontruiming af. De rechter compenseerde de proceskosten, zodat beide partijen hun eigen kosten moesten dragen. Dit vonnis werd uitgesproken op 16 februari 2024 door mr. P.E. de Kort.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202303988
Vonnis in kort geding van 16 februari 2024
in de zaak van
[EISERES],
te Curaçao,
eiseres in conventie, gedaagde in reconventie,
gemachtigde: mr. N.V.R. Doekhie,
tegen
[GEDAAGDE],
te Curaçao,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. Q.D.A. Carrega.
Partijen worden hierna huurster en verhuurder genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Op 12 december 2023 heeft huurster een verzoekschrift in kort geding ingediend. Namens verhuurder is een eis in reconventie ingediend. De mondelinge behandeling van het kort geding heeft plaatsgehad op 7 februari 2024, in aanwezigheid van beide partijen. De advocaten hebben pleitnotities voorgedragen en overgelegd en hebben verwezen naar op voorhand overgelegde stukken.
1.2.
Uitspraak is bepaald op vandaag.

2.De relevante feiten

2.1.
Huurster huurt sinds 2002 het appartement […]. Verhuurder heeft het appartementsgebouw waarvan het gehuurde deel uitmaakt vorig jaar in eigendom verworven.
2.2.
De huurprijs bedroeg aanvankelijk NAf 700 per jaar. Bij aanvullende overeenkomst van 22 december 2021 tussen huurster en de vorige verhuurder is de huurprijs vastgesteld op NAf 815 per maand. Na oktober 2022 is huurster weer NAf 700 gaan betalen.
2.3.
In november 2023 heeft verhuurder de huur opgezegd en huurster verzocht de woning per 1 januari 2024 te ontruimen.

3.De vorderingen

3.1.
Huurster vordert in conventie te bepalen dat verhuurder de huurovereenkomst onrechtmatig heeft opgezegd, met zijn veroordeling om geen verdere actie jegens haar te ondernemen.
3.2.
In reconventie vordert verhuurder betaling van (12 x NAf 115 =) NAf 1.380 aan achterstallige huurpenningen, alsmede ontruiming van het gehuurde.

4.De beoordeling

De huurprijs
4.1.
Huurster is eenzijdig teruggekomen op de met de rechtsvoorganger van verhuurder schriftelijk overeengekomen verhoging van de huurprijs van NAf 700 naar NAf 815 per maand. Mede gelet op de achtergrond van die huurverhoging - met indexering vanaf 2002 zou de huur op een hoger bedrag zijn uitgekomen - komt die verhoging alleszins redelijk voor. Ook indien huurster van de vorige verhuurder zou hebben begrepen dat de huurcommissie hier iets over zou hebben geoordeeld of beslist, doet dat niet af aan de redelijkheid van de huurverhoging en kan dat naar voorlopig oordeel van het gerecht niet afdoen aan de gebondenheid van huurster aan de gemaakte afspraak. Huurster had desgewenst zelf navraag kunnen doen bij de huurcommissie of kon – en dat kan nog steeds – de huurprijs door de huurcommissie laten toetsen. Er is bovendien geen aanwijzing dat de huur van NAf 815 boven de maximaal toegestane huur uitgaat.
4.2.
Op grond van het voorgaande is het door verhuurder gevorderde bedrag van NAf 1.380 toewijsbaar, met de wettelijke rente zoals hierna in de beslissing omschreven. Het spoedeisend belang van verhuurder bij deze geldvordering zit hem niet in de hoogte van dit bedrag, maar in het belang - wat ook het belang van huurster is - dat deze bron van onvrede wordt weggenomen.
De opzegging en ontbinding
4.3.
Door verhuurder is de huur aan huurster opgezegd tegen 1 januari 2024. Uit de stukken en ter zitting is gebleken dat ook verhuurder zich inmiddels realiseert dat die opzegging, waarvoor toestemming door de huurcommissie ontbreekt, geen effect kan sorteren.
4.4.
De bij brief van 20 november 2023 namens verhuurder ingeroepen ontbinding van de huurovereenkomst kan naar het voorlopig oordeel van het gerecht evenmin tot beëindiging van de huurovereenkomst leiden. Dat huurster niet zou willen meewerken aan benodigde reparaties aan haar appartement is onvoldoende gebleken. Daartoe zou in elk geval vereist zijn dat verhuurder concreet vermeldt welke werkzaamheden volgens hem verricht moeten worden en op welke wijze huurster daaraan volgens hem haar medewerking moet verlenen. Dat huurster haar woning verlaat en (tijdelijk) elders haar intrek neemt, lijkt op voorhand te veel gevraagd.
4.5.
Het verwijt aan huurster dat zij in strijd met het bepaalde in de huurovereenkomst bedrijfsmatige activiteiten in de woning uitoefent, legt geen gewicht in de schaal bij de beantwoording van de vraag of verhuurder tot ontbinding van de huurovereenkomst heeft kunnen overgaan. Huurster heeft uitgelegd dat het om therapeutische massage gaat, met gemiddeld een cliënt per dag, waardoor op geen enkele wijze hinder aan wie dan ook wordt veroorzaakt. Bovendien was de vorige verhuurder bekend en akkoord met deze activiteiten, en was hij zelf cliënt.
4.6.
De hiervoor besproken betalingsachterstand is te gering om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen.
4.7.
De door verhuurder gevorderde ontruiming zal gelet op het voorgaande worden afgewezen.
Toegang tot het gehuurde
4.8.
De vordering van huurster om te bepalen dat de opzegging onrechtmatig is en om verhuurder te verbieden actie jegens huurster te ondernemen, zal worden afgewezen. Bij die vordering heeft huurster, mede gelet op hetgeen hiervoor is geoordeeld, geen belang. Er zijn geen aanwijzingen van ongeoorloofd handelen van verhuurder of van een voornemen daartoe.
De kosten
4.9.
Partijen worden deels in het gelijk en deels in het ongelijk gesteld. Daarbij past een compensatie van proceskosten. Voor toewijzing van buitengerechtelijke kosten bestaat onvoldoende grond.
4.10.
Gelet op het overgelegde bewijs van onvermogen zal aan huurster toestemming worden verleend kosteloos te procederen. Hetgeen verhuurder op dat punt heeft opgemerkt (daargelaten diens belang daarbij), geeft geen aanleiding anders te beslissen.

5.De beslissing in kort geding

Het gerecht:
in conventie
5.1.
verleent huurster toestemming kosteloos te procederen;
5.2.
wijst af het gevorderde;
in reconventie
5.3.
veroordeelt huurster om binnen twee maanden na deze uitspraak aan verhuurder NAf 1.380 te betalen, bij uitblijven van tijdige betaling te vermeerderen met de wettelijke rente;
5.4.
verklaart de betalingsveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in conventie en in reconventie
5.6.
compenseert de proceskosten aldus dat partijen de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter, en in het openbaar uitgesproken.