Uitspraak
T.T. Q, hierna: de verdachte],
1.Onderzoek van de zaak
2.Tenlastelegging
- een kavel gelegen aan [naam kavel] en/of
- ene woning gelegen aan de [adres straat] en/of
- een voertuig van het merk Audi model A2 met kenteken A27-18 en/of
- een horloge van het merk Rolex model Datejust steel met serienummer 557KX866 en/of
- een (contant) geldbedrag van NAf 95.943,35 althans een of meer (contante) geldbedrag(en) en/of
- een (giraal) geldbedrag van CAD 62.342 en/of NAf 71.760, althans een of meer (girale) geldbedrag(en)
heeftverborgen en/of verhuld, althans
heeftverborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat voorwerp was, of wie dat voorwerp voorhanden had
heeft/hebbengemaakt,
3.Inleiding
4.Bewijsuitsluiting
onderzochtepersoon. Kennelijk was de verdachte op dat moment dus een persoon die onderzocht werd. Verbalisanten hebben inzicht gekregen in onder meer de Girobankrekening met nummer eindigend op *2922 die op naam staat van de verdachte en waar op 30 juni 2020 een saldo op staat van ANG 120.115,20. Een afschrift van deze bankrekening wordt vervolgens aangetroffen bij de doorzoeking in de auto van de verdachte op 23 december 2020.
nietals verdachte, maar als getuige gehoord. Daarbij is haar aldus niet de cautie gegeven en heeft de politie haar evenmin in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan dit verhoor een advocaat te raadplegen. Uit de vragen die haar tijdens dit verhoor zijn gesteld, volgt dat er toen reeds een verdenking van witwassen jegens haar bestond nu deze vragen specifiek zijn gericht op haar spaarrekening, de herkomst van haar inkomsten, haar vermogen, haar woning, haar bankrekeningen, haar uitgavenpatroon, haar Audi Q2, haar vliegtickets en haar contacten met haar vader en de vermeende criminele contacten van haar vader zoals [“B”], [L] en [L medeverdachte]. Daarbij komt dat zij kort na dit verhoor op 21 januari 2021 wel als verdachte wordt aangemerkt onder meer omdat haar verklaring als getuige niet strookte met de bevindingen die verbalisanten op 23 december 2020 ook al hadden.
5.Vrijspraak
niet anders kanzijn dan dat zijn geld uit de handel in verdovende middelen afkomstig is, dan moet nog bewezen worden dat de verdachte minst genomen bij enig nadenken dit ook had kunnen vermoeden en dat zij derhalve zonder nader onderzoek de cadeaus en het geld niet van haar vader had mogen aannemen. Deze tekortschietende onderzoeksplicht moet uit de bewijsmiddelen worden afgeleid, en aan dat laatste schort het in dit dossier ten enenmale, aldus de raadsvrouw. Het dossier houdt slechts de mededeling in dat [de verdachte] (als getuige) heeft verklaard dat haar vader “vroeger op het criminele pad was”, waaruit wordt geconcludeerd dat zij er dus “waarschijnlijk enige wetenschap over had”.
niet anders kanzijn dan dat voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
bij enig nadenken had kunnen vermoedendat het goed uit misdrijf afkomstig was en dat de verdachte dit goed derhalve niet zonder nader onderzoek naar de herkomst had mogen aannemen. Dit tekortschieten in de onderzoeksplicht moet uit de bewijsmiddelen worden afgeleid.
nietin het dossier bevinden, is het nogal een zoekplaatje gebleken om vast te stellen welke geldbedragen de verdachte in de tenlastegelegde periode voorhanden heeft gehad. Het requisitoir biedt op dat punt ook weinig houvast en noemt zelfs geen enkele datum. Het is echter niet de taak van het Gerecht om dit uit te zoeken. Het Gerecht zal de verdachte dan ook van dit (specifieke) geldbedrag vrijspreken, waardoor het subsidiair ten laste gelegde “een geldbedrag” resteert.
het niet anders kandan dat die gelden uit enig misdrijf afkomstig zijn, zodat van de verdachte mag worden verlangd dat zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de legale herkomst van die gelden. Nu zij dit heeft nagelaten en daarover (als getuige) niet de waarheid heeft gesproken, heeft zij zich schuldig gemaakt aan schuldwitwassen.
geencrimineel geld aan haar heeft gegeven. Het vragen om een concrete, verifieerbare en niet op voorhand onwaarschijnlijke verklaring houdt niet in dat het aan de verdachte is om te bewijzen dat het geld/ de goederen van haar vader
nietvan misdrijf afkomstig zijn. Dat is een omkering van bewijslast die in het kader van het bewijsvermoeden van witwassen niet van de verdachte mag worden gevraagd.