In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, hebben eiseressen, bestaande uit Frederik Investments B.V. en twee andere partijen, een kort geding aangespannen om het op 8 maart 2024 gelegde conservatoir beslag op de BV op te heffen. Dit beslag was gelegd door de gedaagden, die deelgenoten zijn in de nalatenschap van hun ouders. De eiseressen stelden dat er geen eis in de hoofdzaak was ingediend, wat volgens de wet vereist is voor het voortbestaan van het beslag. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 oktober 2024 werd duidelijk dat er geen hoofdzaak aanhangig was gemaakt na het beslagverlof, en dat de BV niet als partij in de verdelingszaak was betrokken, maar slechts als object. De rechter oordeelde dat het beslag op grond van artikel 700 lid 3 BW was vervallen, omdat er geen rechtsgrond was voor het beslag. De rechter heeft het beslag opgeheven en de gedaagden veroordeeld in de proceskosten van de eiseressen. Het vonnis is uitgesproken op 23 oktober 2024.