ECLI:NL:OGEAC:2024:179

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
19 oktober 2024
Zaaknummer
CUR202401382
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beschikking van de Sociale Verzekeringsbank inzake arbeidsongeschiktheidspercentage en ongevallengeld

In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao het beroep van eiser tegen de beschikking van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) van 12 maart 2024, waarin het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiser opnieuw is vastgesteld op 0% en zijn recht op ongevallengeld is beëindigd. Eiser had eerder al beroep ingesteld tegen een soortgelijke beschikking, waarbij het Gerecht oordeelde dat de rapportage van de arbeidskundig adviseur onvoldoende zorgvuldig was. De SVB kreeg de opdracht om een nieuw rapport op te laten stellen. Dit nieuwe rapport, dat op 14 juni 2023 werd uitgebracht, werd door het Gerecht als zorgvuldig en goed gemotiveerd beoordeeld. Eiser betwistte op basis van eigen ervaringen de juistheid van de rapportage, maar het Gerecht oordeelde dat deze betwisting onvoldoende gewicht in de schaal legt om aan de juistheid van het rapport te twijfelen. Het Gerecht concludeert dat de SVB het arbeidsongeschiktheidspercentage terecht op 0% heeft vastgesteld en dat het recht op ongevallengeld van eiser terecht is beëindigd. De uitspraak van het Gerecht is openbaar uitgesproken op 16 oktober 2024.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

in het geding tussen:

[naam eiser],

wonend in Curaçao,
eiser,
gemachtigde: mr. J.H. Schmitz,
en

de Sociale Verzekeringsbank,

verweerster,
gemachtigde: mr. N.S. Dare,
Partijen worden hierna aangeduid als Eiser en de SVB.

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht het beroep van eiser tegen de beschikking van de SVB van 12 maart 2024, waarin opnieuw het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiser is vastgesteld op 0% en zijn ongevallengeld is beëindigd (de bestreden beschikking).
1.2
De SVB heeft al eerder een beslissing met dezelfde inhoud genomen. Het beroep van eiser tegen die eerste beschikking is bij het Gerecht geregistreerd onder zaaknummer CUR202200343. Het Gerecht heeft dit beroep in zijn uitspraak van 17 mei 2023 gegrond verklaard vanwege een zorgvuldigheidsgebrek in de rapportage van de arbeidskundig adviseur. Het Gerecht heeft de SVB opgedragen om een nieuw arbeidsdeskundig onderzoek te laten uitvoeren.
1.3
De arbeidskundig adviseur heeft op 14 juni 2023 een nieuw rapport uitgebracht. De SVB heeft op basis van dit nieuwe rapport de bestreden beschikking genomen. Tegen die beschikking heeft eiser opnieuw beroep ingesteld. Dat beroep ligt in deze uitspraak ter beoordeling voor.
1.4
Gelijktijdig met het instellen van dit beroep, heeft eiser ook verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening. Dat verzoek is bij het Gerecht geregistreerd onder zaaknummer CUR202401384. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek in de uitspraak van 5 juni 2024 afgewezen.
1.5
De SVB heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.6
Eiser heeft op nadere informatie ingebracht, namelijk een brief van 31 mei 2024 van orthopedisch chirurg [naam orthopedisch chirurg 1].
1.7
Het Gerecht heeft het beroep op 4 september 2024 op zitting behandeld. Eiser was daarbij aanwezig, samen met mr. Schmitz. De SVB heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Dare. Namens de SVB was ook arts [naam arts] aanwezig.

Beoordeling door het Gerecht

2.1
Het Gerecht beoordeelt de bestreden beschikking aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.2
Het Gerecht komt tot het oordeel dat het beroep tegen de bestreden beschikking ongegrond is. De nieuwe arbeidskundige beoordeling die aan de bestreden beschikking ten grondslag ligt, is zorgvuldig tot stand gekomen en voorzien van een deugdelijke motivering. Wat eiser daartegen aanvoert, geeft het Gerecht onvoldoende reden om aan de juistheid van deze beoordeling te twijfelen. Hierna legt het Gerecht uit hoe hij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.

De achtergrond van deze zaak

3.1
Deze procedure heeft een uitvoerige voorgeschiedenis. Voor de relevante feiten verwijst het Gerecht naar zijn eerdere uitspraak van 17 mei 2023.
3.2
Kort gezegd gaat het in deze zaak om eiser, die in 2014 tijdens zijn werk als hulptimmerman een bedrijfsongeval heeft gehad. Hij heeft vervolgens een periode ongevallengeld gekregen op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100%. In 2020 en 2021 heeft de SVB opnieuw onderzoek gedaan naar de mate van arbeidsongeschiktheid van Eiser. In dat kader zijn rapporten uitgebracht door zowel een verzekeringsarts als door een arbeidskundig adviseur. Uit dat onderzoek is naar voren gekomen dat eiser niet meer arbeidsongeschikt is en zijn eigen werk weer zou kunnen uitoefenen. Daarop heeft de SVB zijn recht op ongevallengeld beëindigd. Het beroep van eiser tegen deze beschikking heeft geleid tot de uitspraak van het Gerecht van 17 mei 2023,

Waar gaat het niet meer over in deze zaak?

4. In de uitspraak van 17 mei 2023 is het Gerecht tot het oordeel gekomen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de medische beoordeling van de verzekeringsarts onjuist is. Tegen deze uitspraak van het Gerecht is geen hoger beroep ingesteld, zodat deze uitspraak na het verstrijken van de hogerberoepstermijn onherroepelijk is geworden. Dat betekent dat het oordeel van het Gerecht in zijn vorige uitspraak over de medische beoordeling in deze procedure niet meer door eiser kan worden aangevochten. Dat betekent ook dat het Gerecht bij zijn beoordeling in deze zaak uitgaat van de juistheid van die medische beoordeling en de medische beperkingen die zijn vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst. Dit heeft tot gevolg dat het Gerecht de medische informatie die eiser in deze procedure heeft ingebracht (de hiervoor genoemde brief van orthopedisch chirurg [naam orthopedisch chirurg 1] en een ter zitting afgespeeld geluidsfragment van een consult bij orthopedisch chirurg [naam orthopedisch chirurg 2]) buiten beschouwing zal laten.

Waar gaat het nog wel over in deze zaak?

5. In de uitspraak van 17 mei 2023 is het Gerecht verder tot het oordeel gekomen dat de rapportage van de arbeidsdeskundig rapporteur van 6 juli 2021 onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen. Op basis van dit rapport wordt namelijk niet duidelijk op welke manier de arbeidskundig adviseur de arbeidsbelastingaspecten in haar gesprekken met eiser en de werkgever heeft uitgevraagd. Ook blijkt niet of zij of de arbeidsdeskundige de werkzaamheden zelf heeft geobserveerd. Het had op de weg van de arbeidsdeskundige gelegen om deze stappen wel te zetten en vervolgens de arbeidsdeskundige aspecten zorgvuldig, meer gedetailleerd en beter gemotiveerd vast te leggen dan zij nu heeft gedaan. De SVB mocht haar besluitvorming daarom niet op dit rapport baseren. Het Gerecht heeft de SVB in die uitspraak opdracht gegeven om een nieuw onderzoek te laten doen naar de arbeidsbelastingaspecten van het werk van eiser.

Wat staat er in het nieuwe rapport van de arbeidskundig adviseur?

6.1
Uit het nieuwe rapport van de arbeidskundig adviseur blijkt dat zij dossierstudie heeft verricht, een gesprek met eiser heeft gevoerd en op meerdere momenten overleg heeft gevoerd met verzekeringsartsen. Ook heeft zij een werkplekonderzoek uitgevoerd dat bestaat uit twee onderdelen. Het eerste onderdeel is een interview op het kantoor van de voormalig werkgever, waarbij zij heeft gesproken met de directeur en de uitvoerder. Het tweede onderdeel bestaat uit observaties van werkzaamheden bij een vergelijkbaar bouwproject, waar ook timmerwerkzaamheden op vergelijkbare schaal worden verricht.
6.2
De arbeidskundig adviseur is in haar beoordeling uitgegaan van de belastbaarheidsgegevens van eiser, zoals vastgelegd in de Kritische Mogelijkhedenlijst. Daarin zijn de volgende beperkingen opgenomen:
  • Trillingsbelasting: beperkt voor boven extremiteiten;
  • Dominantie: rechts;
  • Lokalisatie beperkingen: links, linkerarm en schouder beperkt en rechts normaal;
  • Frequent reiken tijdens het werk: licht beperkt, kan zo nodig tijdens elk uur van de werkdag ongeveer 600 keer reiken;
  • Duwen of trekken: beperkt, kan ongeveer 10 kilogram kracht duwen of trekken. Incidenteel meer tot max 32 kilogram kracht met linkerarm, rechts is normaal;
  • Tillen of dragen: licht beperkt, kan ongeveer 10 kg tillen of dragen / incidenteel meer tot max 23 kg met linkerarm, rechts is normaal;
  • Boven schouderhoogte actief zijn: normaal, kan tenminste 5 min achtereen boven schouderhoogte actief zijn / tot maximaal 10 minuten.
6.3
De arbeidskundig adviseur is er bij haar beoordeling verder van uitgegaan dat de werkzaamheden van eiser de volgende vier hoofdtaken bevatten: bouwmateriaal verplaatsen (1), bekistingen spijkeren (2), bekistingen uit elkaar halen (3) en helpen bij het stellen van profielen (4). De arbeidskundig adviseur heeft vervolgens tijdens haar gesprek met eiser gevraagd om per hoofdtaak uit te leggen waaruit zijn werkzaamheden precies bestonden. Op basis van haar werkplekonderzoek heeft de arbeidskundig adviseur vervolgens per hoofdtaak een beschrijving gegeven van de arbeidsbelastingaspecten van deze vier taken in aard, frequentie en mate. De arbeidskundig adviseur merkt hierbij op dat het enige belastingaspect dat eiser en zijn werkgever anders omschrijven is de hoeveelheid kracht die nodig is bij het spijkeren van de bekistingen. Volgens eiser is hiervoor veel kracht nodig, volgens de werkgever niet. De arbeidskundig adviseur heeft op dit punt de werkgever gevolgd en heeft deze keuze bij de bespreking van de taak spijkeren van bekistingen gemotiveerd (zie hieronder onder 6.4.1).
6.4
De arbeidsdeskundige heeft per hoofdtaak beoordeeld of de belastbaarheid van eiser daarin wordt overschreden. Zij heeft daarbij per hoofdtaak gekeken welke beperkingen van eiser gelet op de vereiste werkzaamheden mogelijk worden overschreden.
6.4.1
Bij het spijkeren van bekistingen heeft zij specifiek gekeken naar de aangenomen beperking aan de linkerarm en schouder, de maximale duur van boven schouderhoogte actief kunnen zijn (maximaal tien minuten) en het maximale gewicht dat eiser kan tillen of dragen (maximaal tien kilogram). Volgens de arbeidskundig adviseur wordt de belastbaarheid van eiser bij deze hooftaak niet overschreden. Zij motiveert dit als volgt. Het gaat om het ophangen van bekistingen op een muur die aan die muur moesten worden vastgespijkerd. De muren bestonden voornamelijk uit cementblokken, die poreus zijn. Bij het inspijkeren kon ervoor worden gekozen om schroeven en een schroefboormachine te gebruiken, waarbij weinig kracht nodig is. Ook kon ervoor worden gekozen om gebruik te maken van een hamer en spijkers. In dat geval ging het om beheerst, rustig, van dichtbij inspijkeren met een hamer door de dominante hand, waarbij weinig kracht nodig was. Vanwege het vereiste om goed te kunnen mikken, gebeurde dit bovendien niet op schouder- maar op ooghoogte. Langdurig boven schouderhoogte timmeren kwam niet voor, omdat altijd werd gewerkt met een opstapje, trapje of steiger. Bovendien werd langdurig boven schouderhoogte werken ook vermeden omdat dan de coördinatie slechter is en er minder kracht kan worden gezet. Met explosieve kracht spijkers intimmeren kwam ook niet voor, omdat de spijkers dan krom worden geslagen of de hamer kapot gaat. Daarbij komt dat de kracht bij het timmeren vanuit de ellenboog, onderarm en pols komt. De bekisting woog ongeveer twintig kilogram en werd altijd door twee medewerkers getild (ongeveer tien kilogram per persoon), waarbij twee handen werden gebruikt.
6.4.2
Bij het demonteren van bekistingen heeft de arbeidskundig adviseur specifiek gekeken naar de beperkingen van eiser voor tillen en dragen (maximaal tien kilogram), schouderhoogte actief zijn (maximaal tien minuten) en duwen of trekken (maximaal tien kilogram). Ook bij deze hooftaak wordt de belastbaarheid van eiser niet overschreden. Hiertoe overweegt de arbeidskundig adviseur dat een geringe duw- en trekkracht is vereist en minder inspanning nodig is, omdat sprake is van een hefboomeffect vanwege het gebruik van een lange steel van een koevoet. De haak van de koevoet wordt tussen de bekisting en de muur gehaakt en vervolgens wordt met de dominante hand kracht gezet op de lange steel, waarbij de andere hand slechts ter ondersteuning dient. De kracht die bij het demonteren van de bekisting gebruikt moet worden is minder dan tien kilogram kracht, omdat het alleen gaat om het los krikken van de houten plaat die met een aantal spijkers aan de muur is bevestigd. Het gaat hier om duwen en trekken met beide armen. Daarvoor is bij eiser geen beperking aangenomen. Ook bij deze taak wordt een trapje of steiger gebruikt om hoogtes te overbruggen. Als er boven schouderhoogte wordt gewerkt, dan is het van korte duur omdat er bij werken boven schouderhoogte onvoldoende kracht kan worden gezet. Het gewicht van de bekisting is ook in dit geval twintig kilogram en wordt gehanteerd door twee personen. Het gewicht van de koevoet is ongeveer drie tot vijf kilogram.
6.4.3
Ook bij de andere twee hooftaken, het verplaatsen van bouwmateriaal en het helpen bij profielen stellen komt de arbeidskundig adviseur tot de conclusie dat de belastbaarheid van eiser niet wordt overschreden. Bij het verplaatsen van bouwmateriaal moet ongeveer 120 keer worden gereikt per uur tijdens het werk, terwijl eiser 600 keer kan reiken. In algemene zin benadrukt de arbeidskundig adviseur nog dat geen beperkingen zijn aangenomen voor de rechterarm noch voor werkzaamheden waarbij beide armen worden gebruikt. Bij alle taken is er sprake van tillen en dragen met beide armen samen.
6.5
Al het voorgaande brengt de arbeidskundig adviseur tot de conclusie dat het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiser voor zijn eigen werk moet worden vastgesteld op 0%.

Waarom is eiser het daarmee niet eens?

7. Eiser is het niet eens met deze conclusie van de arbeidskundig adviseur. In essentie voert hij daartegen aan dat de werkzaamheden meer kracht kosten dan waarvan de arbeidskundig adviseur uitgaat.
8. Het Gerecht volgt eiser daarin niet. Daarvoor geeft het Gerecht de volgende motivering.
8.1
Het Gerecht stelt voorop dat het de taak van de arbeidskundig adviseur is om in het kader van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling de belastbaarheid van de werknemer met zijn beperkingen methodisch af te zetten tegen de belasting van zijn taken en functie.
8.2
Om deze beoordeling te kunnen maken, moet de arbeidskundig adviseur zich een oordeel vormen over de belasting van de taken en functie van de werknemer. Het Gerecht is van oordeel dat de arbeidskundig adviseur dat in dit geval op een voldoende zorgvuldige wijze heeft gedaan. Zij heeft alle relevante stukken bestudeerd, uitvoerig met eiser zelf gesproken (ongeveer twee en een half uur) en daarnaast gesprekken gevoerd met de voormalig werkgever en uitvoerder. Anders dan bij de vorige arbeidskundige beoordeling het geval was, heeft zij bovendien de werkzaamheden bij een vergelijkbaar project geobserveerd.
8.3
De arbeidskundig adviseur heeft in haar rapport duidelijk uitgelegd waarom zij op basis van dit onderzoek tot de conclusie is gekomen dat eiser in zijn functie van hulptimmerman vier hoofdtaken had. De beroepsgrond van eiser dat ook het monteren van bekistingen deel uitmaakte van zijn werkzaamheden, slaagt niet. Eiser heeft dit punt namelijk nooit eerder ter sprake gebracht: niet in de twee gesprekken die hij heeft gevoerd met de arbeidsdeskundig adviseur, noch in het beroepschrift of op de zitting in de vorige beroepsprocedure. Zijn voormalig werkgever en uitvoerder hebben dit aspect evenmin genoemd. Dat deze taak structureel deel uitmaakte van eiser’s werk als hulptimmerman, acht het Gerecht daarom niet aannemelijk.
8.4
De arbeidskundig adviseur heeft naar het oordeel van het Gerecht ook inzichtelijk en overtuigend uiteengezet hoe zij belastingaspecten van de functie in de aard, mate en frequentie heeft vastgesteld. Gebaseerd op de eigen ervaringen van zijn gemachtigde, betwist eiser op een aantal onderdelen de omschrijving van de uitvoering van het timmeren en demonteren van bekistingen. Zo kunnen volgens eiser de werkzaamheden niet voornamelijk met zijn dominante rechterhand worden verricht en worden bekistingen niet gespijkerd op ooghoogte maar op schouderhoogte. Het timmeren en demonteren van bekistingen kost daarom meer kracht dan waarvan de arbeidskundig adviseur uitgaat, aldus eiser. Gelet op het zorgvuldige onderzoek van de arbeidskundig adviseur, legt deze op eigen ervaringen gebaseerde betwisting echter onvoldoende gewicht in de schaal om aan de juistheid van het arbeidskundige rapport te twijfelen. Dit betekent dat het Gerecht uitgaat van wat de arbeidskundig adviseur hierover in haar rapportage heeft opgeschreven.
8.5
De arbeidskundig adviseur heeft vervolgens in haar rapport de belastbaarheid van eiser met zijn beperkingen methodisch afgezet tegen de belasting van zijn taken en functie. Zij heeft per hoofdtaak onderzocht of de belastbaarheid van eiser bij het uitvoeren van de vereiste werkzaamheden wordt overschreden. De arbeidskundig adviseur heeft steeds duidelijk uitgelegd dat, en waarom, dat niet het geval is. Eiser heeft geen argumenten aangevoerd waarom deze beoordeling van de arbeidskundig adviseur niet zou kloppen.
9 Op grond van al het voorgaande gaat het Gerecht uit van de juistheid van de arbeidskundige beoordeling. Dat bekent dat de SVB het arbeidsongeschiktheidspercentage terecht heeft vastgesteld op 0% en het ongevallengeld van eiser terecht heeft beëindigd.

Conclusie en gevolgen

10. Omdat het Gerecht het beroep van eiser ongegrond verklaart, blijft de bestreden beschikking in stand. Dat betekent dat Eiser vanaf 11 september 2022 geen recht heeft op ongevallengeld.
11. Voor een proceskostenveroordeling ziet het Gerecht geen aanleiding.

Beslissing

Het Gerecht:
-
verklaarthet beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mrs. S. Lanshage, voorzitter, J. Sybesma en M.A. Evertsz, leden, en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2024, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Schaft, griffier.

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend
binnen zes wekenna de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Het hoger beroep moet worden ingediend bij het Gerecht dat de uitspraak heeft gedaan.
De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
  • het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
  • een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
  • vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment kunnen worden ingediend.