ECLI:NL:OGEAC:2024:174

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
CUR202401893
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontslag testamentair bewindvoerder en overhandiging boedelbeschrijving

In deze zaak hebben verzoeksters, [verzoekster sub 1] en [verzoekster sub 2], een verzoek ingediend tot ontslag van de testamentair bewindvoerder, verweerder Alejandro Marmolejo Toro, en benoeming van verzoekster sub 1 als nieuwe bewindvoerder. De verzoeksters zijn beiden woonachtig in Curaçao en verzoekster sub 1 is tevens curator van verzoekster sub 2. De rechtbank heeft het verzoek tot ontslag van de bewindvoerder afgewezen, omdat er geen gewichtige redenen zijn aangetoond die dit zouden rechtvaardigen. De rechtbank heeft echter wel bepaald dat de bewindvoerder uiterlijk op 30 november 2024 een boedelbeschrijving en rekening en verantwoording aan de verzoeksters moet overhandigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de erflater, die op 12 oktober 2023 is overleden, testamentair bewind heeft ingesteld over de nalatenschap, waarbij de kinderen van de erflater de enige erfgenamen zijn. De verzoeksters hebben ook verschillende verzoeken gedaan met betrekking tot de nalatenschap, waaronder het verzoek om de waarde van een postzegelverzameling en een woning in Colombia in de nalatenschap op te nemen. De rechtbank heeft deze verzoeken afgewezen, maar heeft wel bepaald dat de bewindvoerder in zijn rekening en verantwoording op deze punten moet ingaan. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202401893
Beschikking van 2 oktober 2024
inzake
[VERZOEKSTER SUB 1],
pro se en in hoedanigheid van curator van haar dochter
[VERZOEKSTER SUB 2],
verzoeksters,
beiden wonend te Curaçao,
gemachtigden: mrs. M.A. van der Hoeven en M.T.C. Römer,
tegen
Alejandro MARMOLEJO TORO,
wonend te Cali, Colombia,
verweerder,
procederend in persoon.

1.Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 31 mei 2024;
  • het verweerschrift van 24 juni 2024;
  • de repliek van 20 augustus 2024;
  • de dupliek van 16 september 2024.

2.De feiten

a. a) Verzoekster sub 1 is de moeder van verzoekster sub 2. Verzoekster sub 2 is geboren in 1996.
b) Bij beschikking van dit gerecht van 9 juni 2016 is verzoekster sub 1 tezamen met de vader van verzoekster sub 2 benoemd tot curator van verzoekster sub 2.
c) De vader van verzoekster sub 2, hierna: de erflater, is op 12 oktober 2023 overleden.
d) Ingevolge het door de erflater ten overstaan van notaris mr. Burgers te Curaçao opgemaakte testament van 17 november 2010, zijn de kinderen van de erflater diens enige erfgenamen. Dat zijn verzoekster sub 2, verweerder en (volgens verweerder) een andere (half)broer.
e) Het testament omvat een legaat aan verzoekster sub 2. Het betreft het vruchtgebruik van het appartement met inboedel in [adres in Curaçao].
f) Bij het testament is voorts een testamentair bewind ingesteld over al hetgeen verzoekster sub 2 uit de nalatenschap zal verkrijgen. Verweerder is daarbij als bewindvoerder benoemd.

3.Het verzoek

Verzoeksters hebben hun petitum aldus geformuleerd:
“Uw Gerecht wordt verzocht om bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. De Verweerder […] te ontslaan als bewindvoerder over het erfdeel en legaat dat toekomt aan de Curanda, [verzoekster sub 2].
2. De Curator, [verzoekster sub 1], te benoemen als bewindvoerder over het erfdeel dat aan [verzoekster sub 2] toekomt, evenals over het legaat dat toekomt aan [verzoekster sub 2].
3. Te bepalen dat de goederen die onder het bewind van [verweerder] vallen, worden overgedragen aan de persoon die na zijn bewind bevoegd is tot het beheer ervan.
4. (Verweerder te veroordelen om, althans Verzoeksters toe te staan) de waarde van de niet ontvangen postzegelverzameling en van de verkochte woning in Colombia van Erflater in te brengen in de nalatenschap.
5. (Verweerder te veroordelen om, althans Verzoeksters toe te staan) de waarde van de niet ontvangen postzegelverzameling en van de verkochte woning in Colombia van Erflater te verrekenen met het nog te bepalen erfdeel van Verzoekster 2.
6. Voor recht te verklaren dat de wensen van de Erflater met betrekking tot het voogdijschap van de Verweerder over [verzoekster sub 2], zoals vermeld in het Testament, niet afdwingbaar zijn, aangezien [verzoekster sub 2] momenteel meerderjarig is en [verzoekster sub 1] wettelijk is aangesteld als Curator van [verzoekster sub 2].
7. De Verweerder te bevelen binnen 30 dagen na betekening van het vonnis rekening en verantwoording af te leggen van het door hem gevoerde bewind.
8. Te bevelen dat het vonnis van uw Gerecht dezelfde kracht heeft als een notariële akte en dat hetgeen is bepaald in het Testament met betrekking tot het vestigen van vruchtgebruik ten gunste van [verzoekster sub 2], overeenkomstig artikel 3:300 van het Burgerlijk Wetboek, wordt uitgevoerd;
Subsidiair, de deurwaarder R. Ramazan te benoemen als bewindvoerder om namens de Verweerder de nodige handelingen te verrichten ter vestiging van het vruchtgebruik.
9. Toestemming te verlenen aan de nieuwe bewindvoerder om het Appartement uit het legaat te gelde te maken en Verzoekster 2 de geldelijke waarde van haar vruchtgebruik uit het legaat uit te keren.
10. Te specificeren dat indien de Verweerder een van de bevelen schendt, hij een boetebedrag verschuldigd is, te bepalen door Uwe Edelachtbare, op basis van een vastgesteld bedrag per overtreding, per dag dat de overtreding voortduurt, met inachtneming van een maximumbedrag.”

4.De beoordeling

4.1.
Verzoeksters vragen het ontslag van verweerder als bewindvoerder en de benoeming van verzoekster sub 1 in zijn plaats. Dat verzoek zal worden afgewezen. Van gewichtige redenen voor ontslag van verweerder als bedoeld in artikel 4:164 lid 2 BW is niet gebleken. Dit kan anders zijn indien verweerder niet voldoet aan de bij deze beschikking te geven bevelen, maar daarop kan niet worden vooruitgelopen.
4.2.
Ingevolge de artikelen 4:160 en 4:161 BW is verweerder als testamentair bewindvoerder gehouden een boedelbeschrijving op te maken en rekening en verantwoording af te leggen aan verzoekster sub 2 als rechthebbende (en daarmee aan verzoekster sub 1 als haar curator). De erflater heeft deze verplichtingen ook in zijn testament opgenomen (bepaling IV sub 3:
Descripción de los bienesen bepaling IV sub 9:
Cuenta y razón).
4.3.
Ten tijde van de indiening door verzoeksters van het verzoekschrift was de tijd die de bewindvoerder hiervoor gegund is nog maar kort verstreken (boedelbeschrijving:
diez meses, rekening en verantwoording:
anualmente). Het verzoekschrift vermeldt bovendien dat geen contact is gezocht en geweest met verweerder. Niet geoordeeld kan dan ook worden dat verweerder op dit punt zijn taken zodanig heeft verzaakt en zal verzaken dat gesproken kan worden van gewichtige redenen voor zijn ontslag.
4.4.
Het gerecht ziet evenwel aanleiding bij deze beschikking te bepalen dat verweerder uiterlijk op 30 november 2024 een boedelbeschrijving en een rekening en verantwoording aan verzoeksters moet doen toekomen.
4.5.
Hetgeen verzoeksters hebben aangevoerd over de geldopnames in Colombia in de maanden dat de erflater daar verbleef voorafgaand aan zijn overlijden (in totaal circa NAf 12.000) en over de weigering in die periode om waardevolle spullen aan verzoekster sub 1 af te geven, levert, wat daar verder van zij, evenmin een gewichtige reden op tot ontslag van verweerder als bewindvoerder van het erfdeel van verzoekster sub 2, ook niet in samenhang met de termijnoverschrijding als bedoeld onder 4.3.
4.6.
Voor beslissingen als verzocht omtrent de postzegelverzameling en de woning in Colombia is in deze (EJ-)procedure geen plaats. Wel zal bepaald worden dat verweerder daarop in zijn rekening en verantwoording moet ingaan.
4.7.
Het voorgaande brengt mee dat het verzoek onder 7 zal worden toegewezen als in de beslissing onder 5.1 en 5.2 omschreven, en dat de verzoeken onder 1, 2, 3 en 9 moeten worden afgewezen. Dat laatste geldt ook voor verzoek 6, waarbij verzoeksters geen belang hebben. Voor oplegging van een dwangsom als gevraagd onder 10 bestaat onvoldoende grond.
4.8.
Hetgeen onder 8 is verzocht, acht het gerecht prematuur en reeds op die grond niet toewijsbaar. Bovendien lijken verzoeksters daar uit het oog te verliezen dat er (mogelijk) nog een derde erfgenaam is, wiens medewerking ook vereist zal zijn om het vruchtgebruik te doen vestigen.
4.9.
Als verzoekster sub 1, in haar hoedanigheid van curator van verzoekster sub 2, het wenselijk acht dat, zoals zij tevens stelt, het appartement te Curaçao te gelde wordt gemaakt, dient zij zich daarover te verstaan met verweerder als bewindvoerder/mede-erfgenaam en met de (eventuele) andere erfgenaam.
4.10.
Mede gelet op de familierelatie zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

5.De beslissing

5.1.
beveelt verweerder om uiterlijk op 30 november 2024 een boedelbeschrijving aan verzoeksters te doen toekomen van de goederen waarop het bewind betrekking heeft;
5.2.
beveelt verweerder om uiterlijk op 30 november 2024 rekening en verantwoording af te leggen aan verzoeksters, in welke rekening en verantwoording verweerder mede dient in te gaan op:
  • de door verzoeksters genoemde postzegelverzameling en woning in Colombia;
  • de vraag of met betrekking tot het appartement in Curaçao is voldaan aan de verplichting in artikel 4:160 lid 2 sub a tot inschrijving van het bewind in de openbare registers;
  • de vraag of het vruchtgebruik op het appartement inmiddels bij notariële akte is gevestigd, en zo nee, waarom niet;
  • de vraag op welke wijze volgens verweerder de nalatenschap van de erflater moet worden verdeeld en in hoeverre de andere (half)broer daaraan meewerkt;
5.3.
wijst het meer of andere verzochte af;
5.4.
compenseert de proceskosten in die zin dat partijen de eigen kosten dragen.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.E. de Kort, en op 2 oktober 2024 in het openbaar uitgesproken.