ECLI:NL:OGEAC:2024:167

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
17 juni 2024
Publicatiedatum
2 september 2024
Zaaknummer
CUR202203290
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanspraak op doorbetaling van loon door manager van Venezolaanse bank tot beëindiging overeenkomst

In deze zaak heeft de manager van de Venezolaanse bank Banco Industrial de Venezuela C.A. (BIV) een vordering ingesteld tegen de bank voor doorbetaling van zijn loon tot de beëindiging van zijn overeenkomst. De zaak betreft een geschil dat voortvloeit uit een vaststellingsovereenkomst die op 12 maart 2024 is gesloten, waarin partijen afspraken over de vereffening van de bank en de afhandeling van de bankrekeningen. De manager, die ook als vereffenaar fungeerde, heeft zijn vordering gebaseerd op de Service Agreement die hij met de bank had, waarin zijn aanspraken op loon zijn vastgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een arbeidsovereenkomst tussen de manager en de bank bestond, ondanks de beweringen van de bank dat de manager geen recht meer had op loon vanwege de inactiviteit van de bank. De rechtbank oordeelde dat de manager recht had op zijn loon over de periode van januari 2023 tot en met 22 maart 2024, en dat de bank hem dit bedrag moest betalen, vermeerderd met vertragingsrente. De vordering tot betaling van een bonus werd echter afgewezen, omdat de onderbouwing daarvoor ontbrak. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202203290
Vonnis van 17 juni 2024
in de zaak van
de vennootschap naar vreemd recht

1. BANCO INDUSTRIAL DE VENEZUELA C.A.,

de openbare rechtspersoon
2. REPUBLICA BOLIVARIANA DE VENEZUELA,gevestigd en zetelend in Venezuela,
eiseressen in conventie, gedaagden in reconventie,
gemachtigde: mr. H.W. Braam,
tegen
[EISER IN RECONVENTIE],
wonend in Curaçao,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
gemachtigden: mrs. G.B. Steward en P.Ch.M. Tweeboom.
Partijen worden hierna BIV, Venezuela en [eiser in reconventie] genoemd.

1.Het procesverloop

Bij vonnis in het incident van 5 juni 2023 is de vordering van [eiser in reconventie] om Venezuela, het parlement van Venezuela en de bijzondere procureur van Venezuela in vrijwaring op te roepen afgewezen. Na het vonnis in het incident is in conventie en in reconventie tot en met dupliek geconcludeerd. Beide partijen hebben daarbij hun eis verminderd.

2.De beoordeling

2.1.
Een deel van de in deze zaak over en weer ingestelde vorderingen is beslecht met een tussen partijen op 12 maart 2024 ten overstaan van dit gerecht in kort geding gesloten vaststellingsovereenkomst (CUR202400193). Die vorderingen hadden in het bijzonder betrekking op de vereffening door [eiser in reconventie] van BIV, de bankrekeningen van BIV en het pand van BIV aan de Handelskade. De vaststellingsovereenkomst luidt aldus:
VASTSTELLINGSOVEREENKOMST
Partijen komen ter afdoening van dit kort geding het volgende overeen:
1. [eiser in reconventie] zal op 22 maart 2024 om 09.00 uur de sleutels van Handelskade 12 afgeven op het kantoor van mr. Braam tegen afgifte van een ontvangstbevestiging daarvan. Direct aansluitend zal een vertegenwoordiger van de bank met [eiser in reconventie] een inspectie doen van de overgedragen administratie in zowel het pand aan de Handelskade als in de opslag die hierna genoemd wordt. Partijen schatten hiervoor maximaal twee uur per locatie nodig te hebben. [eiser in reconventie] zal tevens de sleutels afgeven van de opslag te Buena Vista. De administratie zal [eiser in reconventie] in het gebouw en in de opslag te Buena Vista achterlaten.
2. Het service agreement tussen partijen wordt met ingang van 22 maart 2024 als beëindigd beschouwd. Daarmee zal [eiser in reconventie] ontheven zijn van zijn functie als vereffenaar alsmede (voor zover nog aan de orde) als general-manager.
3. [eiser in reconventie] zal, voorafgaand aan 22 maart 2024, zijn medewerking verlenen, voor zover vereist, voor het wijzigen van de bevoegdheid ten aanzien van de rekening van de bank bij Banco di Caribe. De bank zal op haar beurt meewerken aan uitschrijving van [eiser in reconventie] als functionaris van de bank uit het handelsregister.
4. De bank bevestigt dat [eiser in reconventie] niet aansprakelijk is voor vertraging in betalingen (onder meer van facturen en aanslagen) die is toe te schrijven aan de blokkering door de bank van de rekeningen van de bank bij Banco di Caribe en vrijwaart [eiser in reconventie] voor eventuele aanspraken ter zake.
5. De aanspraak van [eiser in reconventie] op loon/vergoeding blijft vooralsnog ongeregeld. In de lopende bodemprocedure zal daarover door worden geprocedeerd. Niettemin zullen de gemachtigden nog onderzoeken of ook op dit punt een minnelijke regeling kan worden bereikt. Namens [eiser in reconventie] is al aangekondigd dat een verzoek tot conservatoir beslag zal worden ingediend om het verhaal van zijn vermeende vordering te verzekeren (beslag op Handelskade 12).
2.2.
Wat nu in deze bodemprocedure nog rest is de door BIV bestreden betalingsvordering van [eiser in reconventie] in reconventie onder IV. Die vordering richt zich tegen BIV, niet mede tegen Venezuela, en luidt, na wijziging van eis:
primair:
BIV te veroordelen tot betaling aan [eiser in reconventie] van het aan hem verschuldigde achterstallig loon c.q. achterstallige vergoeding van NAf 13.440 bruto per maand vanaf 1 januari 2023 tot en met 22 maart 2024, te vermeerderen met de bonus, de vertragingsrente en de wettelijke rente;
subsidiair:
BIV te veroordelen tot betaling aan [eiser in reconventie] van een billijke vergoeding over de periode 1 januari 2023 tot en met 22 maart 2024, te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.3.
Voor deze betalingsvordering zijn de volgende feiten relevant:
BIV is een Venezolaanse bank. In 1973 heeft BIV een filiaal in Curaçao geopend. In 1999 verkreeg BIV een bankvergunning van de Centrale Bank. De aandelen in BIV worden gehouden door de Venezolaanse overheid.
In 2015 is besloten het Curaçaose filiaal van BIV te liquideren. [eiser in reconventie], de General Manager van het Curaçaose filiaal van BIV, werd daarbij aangesteld als vereffenaar.
De taken van [eiser in reconventie] zijn tussen partijen neergelegd in een Service Agreement van 1 februari 2017 (tegeldemaking activa, afwikkeling verhouding derden, betaling van schulden).
De door [eiser in reconventie] voorgenomen verkoop van het pand van BIV aan de Handelskade heeft hij niet doorgezet. Dit wegens tegenstrijdige instructies die hij kreeg vanuit Venezuela (het kamp Maduro vs. het kamp Guaidó).
Eind 2022 heeft BIV de tekenbevoegdheid van een collega van [eiser in reconventie] ingetrokken, waardoor [eiser in reconventie], die eerder samen met die collega tekeningsbevoegd was bij de Banco di Caribe, niet langer namens BIV over BIV’s bankrekening kon beschikken en dus geen betalingen meer kon verrichten.
De Service Agreement van 1 februari 2017 is bij de hiervoor opgenomen vaststellingsovereenkomst beëindigd op 22 maart 2024.
2.4. [
eiser in reconventie] baseert zijn vordering op de Service Agreement. Met verwijzing naar de als productie 6 door hem overgelegde specificatie stelt hij dat het gevorderde bedrag is opgebouwd uit 15 maanden van NAf 13.440 bruto per maand en NAf 53.7560 aan bonus die onderdeel was van zijn ‘current pay’. Subsidiair stelt hij dat hem een billijke vergoeding toekomt omdat hij zich steeds beschikbaar heeft gehouden de overeengekomen taken te verrichten en omdat hij als vereffenaar werkzaamheden heeft uitgevoerd althans waargenomen ten behoeve van BIV. Zou hij daarvoor niet vergoed worden, dan zou volgens [eiser in reconventie] sprake zijn van ongerechtvaardigde verrijking van BIV.
2.5.
BIV heeft hier tegenin gebracht dat BIV al maanden/jaren niet meer actief was, dat het personeel was afgevloeid en dat [eiser in reconventie]’s werkzaamheden nog slechts de vereffening van de boedel betroffen. Dat [eiser in reconventie] desondanks tot 1 januari 2023 zijn volledige vergoeding als general manager ontving, komt volgens BIV omdat [eiser in reconventie] zichzelf betaalde en vanuit Caracas niet meer werd gecontroleerd.
2.6.
Het gerecht zal tot uitgangspunt nemen dat tussen BIV en [eiser in reconventie] een arbeidsovereenkomst van kracht was. Dit volgt uit de door [eiser in reconventie] overgelegde salarisspecificaties over de jaren 2020 tot en met 2022, waarin onder meer inhoudingen loonbelasting en premies zijn opgenomen. Dat [eiser in reconventie] ook gedurende de periode van de vereffening zijn aanspraak op loon zou behouden, volgt uit de Service Agreement (fourth clause), waaruit blijkt dat [eiser in reconventie] zijn ‘current payment’ tijdens de vereffening behoudt.
2.7.
Na de blokkering van de rekening bij Banco di Caribe heeft [eiser in reconventie] geen loon meer ontvangen. Zijn vordering ziet op de periode januari 2023 tot de beëindiging van de Service Agreement met wederzijds goedvinden per 22 maart 2024.
2.8.
Niet gebleken is dat de overeenkomst tussen BIV en [eiser in reconventie] op een eerder tijdstip is beëindigd dan per 22 maart 2024. In het bijzonder geld dat het feit dat zijn loonbetalingen (als gevolg van de blokkering van de bankrekening ) zijn gestaakt, geen opzegging impliceert, laat staan een rechtsgeldige opzegging. [eiser in reconventie] heeft onder meer bij brief aan de advocaat van BIV van 28 juli 2023 gewezen op onder meer deze loonbetalingsverplichtingen van BIV.
2.9.
Het gerecht ziet in de Service Agreement noch in de omstandigheden van het geval voldoende aanknopingspunten voor de stelling van BIV dat [eiser in reconventie] in redelijkheid geen aanspraak kan maken op het overeengekomen loon. [eiser in reconventie] had en hield de functie en daarmee de verantwoordelijkheid van vereffenaar, had als zodanig contact met de Centrale Bank over de vereffening en voldeed (tot de blokkering door BIV van de rekening) de betalingsverplichtingen van BIV. Niet is weersproken dat hij zich voorts bezighield met onder meer belastingaangelegenheden en met het beheer van het pand aan de Handelskade (zie de opsomming in productie 25). Bovendien is door BIV niet weersproken dat de loonverplichtingen van BIV waren opgenomen in het overzicht opgesteld door de extern auditeur en dat dit overzicht naar BIV is verzonden en door haar zonder protest is behouden.
2.10.
Het voorgaande brengt mee dat BIV [eiser in reconventie] nog zijn loon over de periode januari 2023 tot en met 22 maart 2024 moet betalen. In zoverre zal de vordering worden toegewezen, te vermeerderen met de tot 10% gematigde vertragingsvergoeding. De door [eiser in reconventie] tevens gevorderde en door BIV betwiste bonus van NAf 56.760 die onderdeel zou uitmaken van zijn ‘current pay’, acht het gerecht niet toewijsbaar. Een voldoende onderbouwing van de verschuldigdheid van een dergelijke bonus ontbreekt.
2.11.
Beslist zal worden als hierna omschreven. Gelet op de gesloten vaststellingsovereenkomst en de mate waarin partijen terzake het resterende geschilpunt in het gelijk en het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten in reconventie worden gecompenseerd.

3.De beslissing

Het gerecht:
in conventie
verstaat dat niet meer op de vorderingen behoeft te worden beslist;
in reconventie
veroordeelt BIV aan [eiser in reconventie] te betalen NAf 13.440 bruto per maand gerekend over de periode 1 januari 2023 tot en met 22 maart 2024, te vermeerderen met 10% vertragingsrente en de wettelijke rente tot de dag der algehele voldoening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde;
compenseert de proceskosten in die zin dat partijen de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.