Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
1. BANCO INDUSTRIAL DE VENEZUELA C.A.,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
gemachtigden: mrs. G.B. Steward en P.Ch.M. Tweeboom.
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak heeft de manager van de Venezolaanse bank Banco Industrial de Venezuela C.A. (BIV) een vordering ingesteld tegen de bank voor doorbetaling van zijn loon tot de beëindiging van zijn overeenkomst. De zaak betreft een geschil dat voortvloeit uit een vaststellingsovereenkomst die op 12 maart 2024 is gesloten, waarin partijen afspraken over de vereffening van de bank en de afhandeling van de bankrekeningen. De manager, die ook als vereffenaar fungeerde, heeft zijn vordering gebaseerd op de Service Agreement die hij met de bank had, waarin zijn aanspraken op loon zijn vastgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een arbeidsovereenkomst tussen de manager en de bank bestond, ondanks de beweringen van de bank dat de manager geen recht meer had op loon vanwege de inactiviteit van de bank. De rechtbank oordeelde dat de manager recht had op zijn loon over de periode van januari 2023 tot en met 22 maart 2024, en dat de bank hem dit bedrag moest betalen, vermeerderd met vertragingsrente. De vordering tot betaling van een bonus werd echter afgewezen, omdat de onderbouwing daarvoor ontbrak. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.