ECLI:NL:OGEAC:2024:162

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
29 juli 2024
Publicatiedatum
22 augustus 2024
Zaaknummer
CUR201601573 en CUR201601574
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nasleep van Engelse omzetbelastingfraude en de gevolgen voor liquidators en betrokken vennootschappen

In deze zaak, die betrekking heeft op de nasleep van een Engelse omzetbelastingfraude, heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 29 juli 2024 uitspraak gedaan in twee gevoegde zaken, CUR201601573 en CUR201601574. De eiseres, First Curacao International Bank N.V. (FCIB), heeft zich verzet tegen claims van verschillende liquidators van vennootschappen die betrokken waren bij de fraude. FCIB stelt dat een eerder gesloten vaststellingsovereenkomst hen beschermt tegen verdere claims, en dat de liquidators rechtsverwerking hebben gepleegd door na de overeenkomst alsnog vorderingen in te dienen. De liquidators, waaronder Stephen John Hunt, Timothy James Bramston en Michaela Joy Hall, hebben de claims ingediend namens de English Claimants en andere vennootschappen die in liquidatie zijn. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de vaststellingsovereenkomst inderdaad een 'total peace' beoogde en dat de liquidators niet meer kunnen terugkomen op de afspraken die zijn gemaakt. Het Gerecht heeft FCIB in het gelijk gesteld en verklaard dat zij niets verschuldigd is aan de liquidators op basis van de TWPS-claim, voor zover deze gebaseerd is op onrechtmatige daad. De liquidators zijn ook veroordeeld tot het nakomen van de vaststellingsovereenkomst, en het Gerecht heeft de vorderingen van FCIB voor het overige afgewezen. Dit vonnis benadrukt het belang van het naleven van vaststellingsovereenkomsten en de gevolgen van rechtsverwerking in civiele procedures.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummers: CUR201601573 en CUR201601574
Vonnis van 29 juli 2024
in de zaak met nummer CUR201601573 van
de naamloze vennootschap
First Curacao International Bank N.V.,
gevestigd te Curacao,
eiseres,
gemachtigden: mrs. S.N.I. Francisco en W. Princée;
tegen

1.Stephen John Hunt,

wonende te Kings Langley, Hertfordshire, Verenigd Koninkrijk;
2.
Timothy James Bramston,wonende te Sevenoaks, Kent, Verenigd Koninkrijk;
3.
Michaela Joy Hall,
wonende te Potters Bar, Hertfordshire, Verenigd Koninkrijk;
4. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Transworld Payment Solutions UK Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
5. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Xchange Communications Limited (in liquidation),gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
6. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
A.W. Associates (UK) Limited (in liquidation),gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
7. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Butt Trading Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
8. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
I.T. Parts Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
9. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Hillgrove Trading Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
10. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Mana Enterprises Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
11. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
RS Sales Agency Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
12. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Scorpion Connections Limited (in liquidation),gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
13. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
V2 (UK) Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
14. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Zemtex (UK) Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
15. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Davenport Global Trading Limited (in liquidation),gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
16. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
David Jacobs (UK) Limited (in liquidation),gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
16. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
The Export Company (UK) Limited (in liquidation),gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
18. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Jag-Tec Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
19. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Prime Commodities (UK) Limited (in liquidation),gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
20. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Prime Telecom (UK) Limited (in liquidation),gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
21. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Sunny Traders Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
22. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Gemini Technology Limited (in liquidation),gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
23. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Web-IT Systems Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
24. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
System 1 Trading Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
25. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Star Telecommunications Limited (in liquidation),gevestigd te Londen, Verenigd Koninknjk;
26. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
A.F.I. Logistics (UK) Limited (in liquidation),gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
27. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Amy International Artists Limited (in liquidation),gevestigd te Londen, Vereningd Koninkrijk;
28. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Anderson Cellular And Data Components Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
29. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
C & E Enterprises UK Limited (in liquidation),gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
30. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Crystalmews Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
31. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Ideas 2 Go Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
32. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Stock Mart Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
33. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
TextXS Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
34. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Export-Tech Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
35. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
TC Catering Supplies Limited (in liquidation),gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
36. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Trade Smart Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
37. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
X Tech Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
46. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Southern Phonecare Limited (in liquidation),gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
38. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Nex Trading Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
39. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Athol Marketing Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
40. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Adworksuk.com Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
41. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Chestergrove Promotions Limited (in liquidation),gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
42. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Manu Software and Communications Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
43. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Danum Trading Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
44. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Sunshine Corp Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
47. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Highbeam UK Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
48. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
L.T.L. Communications Limited (in liquidation),gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
49. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Myco Telecom Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
50. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Lexus Telecom Export Limited (in liquidation),gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
51. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Lexus Telecom (UK) Limited (in liquidation),gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
52. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
MGComponents Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
53. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Millennium Import & Export Limited (in liquidation),gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
54. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Princeways Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
55. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Selectwelcome Limted (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
56. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
TLC International Limited (in liquidation),gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
57. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Worldwide Wholesalers Limited (in liquidation),gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
58. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Regal Portfolio Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
58. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Bullfinch Systems Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
59. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Chorlton Automatics Limited (in liquidation),gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
60. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Crouch Commodities Limited (in liquidation),gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
61. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Eldonstow Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
62. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Evenmore Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
63. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Excel Electronics Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
64. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Goodluck Employment Services Limited (in liquidaton),gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
65. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Mobiles In-Store Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
66. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Stella Communications UK Limited (in liquidation),gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
67. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Spearmint Blue Limited (in liquidaton),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
68. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Fima Consulting Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
69. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
385 North Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
70. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
AC Electrical E.U. Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
71. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
AR Communications International Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
72. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
CA Components Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
73. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
JGS Sports Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
74. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Kingswood Global Business Limited (in liquidation),gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
75. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Mobile Mayhem Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
76. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Mobile Telephones Limited (in liquidation),gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
77. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
05245559 Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
78. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Ceered Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
79. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Northdata Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
80. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Alpha Global 7 Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
81. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Eliyon Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
82. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Gold Digit Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
83. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Xicom Systems Limted (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
84. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Wood Works (Sheffield) Limited (in liquidation),gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
84.
[…],handelend onder de naam
Ann Gibraltar,wonende te Harrow, Middlesex, Verenigd Koninkrijk;
86. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Owl Limited (in liquidation),
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
87. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
Owl Import & Export Limited (in liquidation),gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk;
87. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
F. Options Limited (in liquidation),
gevestigd te St. Albans, Hertfordshire, Verenigd Koninkrijk;
89. de rechtspersoon naar het recht van Engeland en Wales
London Mobile Communications Limited (in liquidation),gevestigd te Southend-On-Sea, Essex, Verenigd Koninkrijk;
90.
Stephen John Hunt,
in zijn hoedanigheid van liquidator van gedaagden onder 5-26 en 69-76,
wonende te Kings Langley, Hertfordshire, Verenigd Koninkrijk;
91.
Timothy James Bramston,
in zijn hoedanigheid van liquidator van gedaagden onder 27-38 en 77-79,
wonende te Sevenoaks, Kent, Verenigd Koninkrijk;
92.
Stephen John Hunt,
wonende te Kings Langley, Hertfordshire, Verenigd Koninkrijk, en
Timothy James Bramston,wonende te Sevenoaks, Kent, Verenigd Koninkrijk;
in hun hoedanigheid van joint liquidators van gedaagden onder 39 en 80-83,
93.
Michaela Joy Hall,
in haar hoedanigheid van liquidator van gedaagden onder 40-68 en 84,
wonende te Potters Bar, Hertfordshire, Verenigd Koninkrijk;
94.
Stephen John Hunt, wonende te Kings Langley, Hertfordshire, en
Kevin Hellard,wonende te Broxbourne, Hertfordshire, Verenigd Koninkrijk;

in hun hoedanigheid van joint liquidators van gedaagden onder 86-87;

95.
Stephen John Hunt, wonende te Kings Langley, Hertfordshire, Verenigd Koninkrijk, en
David Ingram, wonende te Reigate, Surrey, Verenigd Koninkrijk;
in hun hoedanigheid van joint liquidators van gedaagde onder 88;
96.
Michaela Joy Hall,wonende te Potters Bar, Hertfordshire, Verenigd Koninkrijk, en
Jamie Taylor, wonende te Brentwood, Essex, Verenigd Koninkrijk;
in hun hoedanigheid van joint liquidators van gedaagde onder 89;
gedaagden,
gemachtigden: mrs. T. Aardenburg en B.F.H. Rumora-Scheltema;
en in de zaak met nummer CUR201601574 van
de naamloze vennootschap
First Curacao International Bank N.V. ("FCIB"),
gevestigd te Curacao,
eiseres,
gemachtigden: mrs. S.N.I. Francisco en W. Princée,
tegen
Stephen John Hunt,
in zijn hoedanigheid van liquidator van Transworld Payment Solutions UK Limited, gedaagde sub 4 in de gevoegde zaak;
wonende te Kings Langley, Hertfordshire, Verenigd Koninkrijk,
gedaagde,
gemachtigden: mrs. T. Aardenburg en B.F.H. Rumora-Scheltema.
Partijen zullen als volgt worden aangeduid:
  • eiseres:
  • gedaagden gezamenlijk: gedaagden;
  • gedaagden sub 1 t/m 3 en gedaagde in de procedure met nummer CUR201601574 gezamenlijk:
  • gedaagde sub 4:
  • gedaagden sub 5 tot en met 68 en 86 t/m 89:
  • gedaagde 86 daarnaast ook:
  • gedaagden sub 7 en 69 t/m 85:

1.Het procesverloop

1.1.
Het verdere procesverloop in beide zaken blijkt uit:
  • het vonnis van dit gerecht van 30 oktober 2017 (
  • het vonnis van het hof van 30 april 2018 (
  • het arrest van de hoge raad van 12 februari 2021 (
  • het vonnis van het hof van 9 mei 2023 (
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek;
  • de akte overlegging producties van FCIB;
  • de ter zitting van 20 mei 2024 voorgedragen en overgelegde pleitnotities.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

De in het vonnis van 30 oktober 2017 weergegeven feiten worden hieronder herhaald en aangevuld.
a. FCIB was tot oktober 2006 een kredietinstelling in de zin van de Landsverordening Toezicht Bank- en Kredietwezen 1994.
b. Vanaf medio 2006 is FCIB betrokken geraakt bij Brits strafrechtelijk onderzoek naar mogelijke BTW-belastingfraude, meer in het bijzonder zogenoemde MTIC-fraude (“Missing Trader Intra Community Fraud”). In dat kader vermoedden de Britse opsporingsautoriteiten dat veel rekeninghouders van FCIB betrokken waren bij de onderhavige belastingfraude.
c. Vanaf begin september 2006 was FCIB tevens voorwerp van strafrechtelijk onderzoek van het Nederlandse Openbaar Ministerie.
d. Per 9 oktober 2006 heeft de Centrale Bank (van destijds de Nederlandse Antillen, thans van Curaçao en Sint Maarten) de bankvergunning van FCIB ingetrokken en heeft het gerecht de noodregeling uitgesproken.
e. In eerste aanleg is FCIB veroordeeld door de Nederlandse strafrechter wegens overtreding van de Wet toezicht kredietwezen. Hangende het hoger beroep is medio 2013 een schikking tussen FCIB en het OM tot stand gekomen.
f. Hangende het Britse strafrechtelijke onderzoek heeft FCIB uitbetaling van saldi op de rekeningen van een aantal rekeninghouders (onder wie gedaagden 5 tot en met 89) opgeschort. FCIB hield deze rekeninghouders aansprakelijk voor de situatie waarin zij verzeild was geraakt, omdat zij zich schuldig gemaakt hebben aan de BTW-fraude en om die reden – in de visie van FCIB – misbruik hebben gemaakt van hun bankrekeningen bij FCIB. De desbetreffende rekeninghouders en hun liquidators hielden op hun beurt FCIB aansprakelijk, stellende dat FCIB de fraude actief had mogelijk gemaakt.
g. Vanaf eind 2013/begin 2014 heeft overleg plaatsgevonden tussen FCIB enerzijds en (in eerste instantie) Hunt en Bramston anderzijds in hun hoedanigheid van liquidator met het oog op het treffen van een minnelijke regeling. In dat kader heeft op 27 februari 2014 in Curaçao een overleg plaatsgevonden, waarbij Hunt aanwezig was. Daarna hebben enkele gesprekken in Londen plaatsgevonden.
h. Bij het hiervoor bedoelde overleg was ook Her Majesty’s Revenu & Customs (hierna: HMRC), de Engelse fiscus, betrokken.
i. Op 26 september 2014 heeft de advocaat van FCIB een eerste concept voor een vaststellingsovereenkomst toegestuurd, te sluiten tussen FCIB en de verschillende liquidators. Op voorstel van Hunt maakte dit concept onderscheid tussen drie categorieën vennootschappen waarvoor Hunt en andere liquidators in hoedanigheid optraden. Categorie 1 betrof rekeninghouders bij FCIB die al 75% van hun rekeningsaldo uitgekeerd hadden gekregen. Categorie 2 betrof gevallen waarin de liquidator een titel had op tegoeden bij FCIB ten behoeve van (de boedel van) de desbetreffende vennootschap. Categorie 3 betrof die gevallen waarin er nog geen titel was en ook nog niet was uitgekeerd door FCIB.
j. In een e-mail van 8 oktober 2014 heeft de advocaat van FCIB aan de advocaat van de liquidators onder andere het volgende geschreven:
“The entire point of entering into the settlement agreement is total peace. Therefore we have reversed your deletion of present and former officers, directors, employees, agents, etc.”
k. Partijen zijn vervolgens met elkaar in onderhandeling getreden over de voorwaarden voor de overeenkomst. In die onderhandelingen is ter sprake gekomen of na ondertekening van de overeenkomst nog nieuwe vennootschappen aangemeld zouden kunnen worden die een claim op FCIB onder de overeenkomst te gelde kunnen maken. In een telefoongesprek van 16 oktober 2016 tussen de beide advocaten heeft de advocaat van FCIB onder andere gezegd dat de mogelijkheid om ook na ondertekening van de overeenkomst nog nieuwe “Clients” te kunnen aanmelden voor FCIB niet acceptabel was.
l. Bij e-mail van 21 oktober 2014 heeft de advocaat van FCIB een derde concept aan de advocaat van de liquidators gestuurd. De e-mail luidt, voor zover relevant, als volgt:
“We are indeed not in agreement on these 2 issues. […] Issue (2) [the waiver of claims/total peace] is not linked to issue (1) […]. Total peace is the entire reasoning for FCIB to settle. […]
Some comments:
[…]
-
I have not accepted the language you had proposed to add to the recitals (D). Such revision would allow the liquidators to add other account holders to category #3 after signing the agreement. That is not acceptable and has never been part of the discussions, and was not part in any of the previous drafts. At signing FCIB needs clarity on the accounts involved.”
m. Op 24 oktober 2014 is mondeling een overeenstemming bereikt over de vaststellingsovereenkomst.
n. In de daarop volgende maanden heeft contact plaats gevonden tussen partijen omtrent de bij de overeenkomst behorende lijsten van rekeninghouders in de diverse categorieën en hebben (eerst) de Centrale Bank en (later) HMRC goedkeuring verleend aan de regeling.
o. Op 22 september 2014 is de geliquideerde vennootschap TWPS, die via de ‘ultimate beneficial owner’ [de UBO]) verbonden is met FCIB, op verzoek van de curator van een geliquideerde schuldeiseres weer ingeschreven. De liquidatie van TWPS is daarmee heropend. Hunt is benoemd tot curator van TWPS.
p. Op 6 februari 2015 zijn de vaststellingsovereenkomsten tussen enerzijds FCIB en anderzijds Hunt, Bramston en Hall ondertekend. De definitieve overeenkomsten regelen onder andere de volgende onderwerpen:
  • de bedragen die FCIB zal uitkeren aan de op de bijlagen B en C genoemde vennootschappen (waarop vermeld de vennootschappen in de categorieën 1, 2 en 3) en de voorwaarden waaronder die uitkeringen zullen plaatsvinden;
  • een kwijtingsbepaling ten aanzien van onder andere FCIB en door haar gecontroleerde corporaties (de zogenoemde “FCIB Entities”);
  • de bepaling dat deze overeenkomst uitdrukking geeft aan de volledige wilsovereenstemming “with respect to the subject matter and supersedes any prior […] agreements”;
  • een forumkeuze voor dit Gerecht.
q. De kwijtingsbepaling in de vaststellingsovereenkomsten van 6 februari 2015 luidt, voor zover van belang:

WHEREAS:
(…)
I. The Parties now wish to resolve all matters between them in the form of this IP
Settlement Agreement,
(…)
SECOND
(1)
Except for the enforcement of this IP Settlement Agreement, the Liquidator and
the Griffins/GT Companies (together “the “Griffins/GT Entities”) unconditionally and completely release, remise and forever discharge, and covenant not to sue, any of FCIB, CBCS, the Curators and any person responsible for or involved in the management of FCIB after 6 October 2006, and any corporation or other person or entity controlling, controlled by or under common control with any of them, and each of their respective present and former officers, directors, employees, agents, their heirs, executors, administrators, predecessors, successors and assigns (collectively the “FCIB Entities”) of and from any and all claims, demands, obligations, actions, causes of action, suits, controversies, proceedings, and liabilities of any nature whatsoever which have been asserted or could have been asserted, including but not limited to those in connection with (a) the Account; and (b) any account application, account activity, account statement and any other agreement, document of instrument at any time signed by or agreed to by any of the FCIB Entities, the Clients or the Griffins/GT Entities; and (c) any and all transactions at any time executed by any of the FCIB Entities for the Clients or the Griffins/GT Companies; and (d) the remaining balance in any and all Accounts of the Clients or the Griffins/GT Companies.
(…)”
r. Bij brief van 5 februari 2016 heeft de advocaat van Hunt het volgende aan FCIB geschreven, weergegeven voor zover van belang:
“Our Client: Mr Stephen Hunt as Liquidator of Transworld Payment Solutions U.K. Limited
1 We act for Transworld Payment Solutions UK Limited (Transworld) and Mr Stephen Hunt in his capacity as liquidator of Transworld.
2 Transworld is a UK company (no. 01456234) which was first incorporated on 23 October 1979. Transworld was dissolved in October 2010 but was later restored to the UK Register of Companies and wound up by order of the High Court. It was restored to the Register on 22 September 2014: Mr Hunt was appointed liquidator of Transworld on 17 November 2014. We enclose a certificate of Mr Hunt's appointment.
3 This letter is being sent to you in accordance with the Practice Direction on Pre-Action Conduct and Protocols contained in the UK Civil Procedure Rules. You will note that the Practice Direction encourages parties in dispute to resolve their dispute by way of correspondence in the first instance. Parties should treat the issuing of court proceedings as a last resort. We draw your attention to paragraphs 13 to 16 of the Practice Direction concerning the court's powers to impose sanctions for failing to comply with its provisions. We enclose, for your attention, a copy of the Practice Direction on Pre-Action Conduct and Protocols.
[…]
The Claims for Fraudulent Trading and Unlawful Means Conspiracy
22 The liquidator of Transworld is entitled to bring claims under United Kingdom legislation, in particular section 213 of the Insolvency Act 1986 which the Supreme Court has recently confirmed has extraterritorial effect.
23 Section 213 of the Insolvency Act provides that if, in the course of the winding up of a company, it appears that any business of the company has been carried on with the intent to defraud creditors of the company or creditors of any other person or for any other fraudulent purpose, the liquidator can seek a court declaration that any persons who were knowingly parties to the carrying on of the business in this fraudulent manner make a contribution to the company's assets. The court may order the respondent to make such contribution as the court thinks proper.
24 It is clear from the evidence that the size and scale of the fraud were greatly assisted by the facilities provided by FCIB and its willingness to allow the transactions to continue. FCIB directly assisted the fraud in three ways:
24.1
FCIB created the necessary online banking facilities to a wide range of customers to enable the MTIC fraudsters to create the appearance of genuine international trade;
24.2
FCIB handled the transactions that were the basis of the fraud; and
24.3
FCIB paid away the proceeds of the fraud to third parties so that the victims of the fraud would be unable to recover their losses.
25 FCIB conducted its account opening business in an aggressive and pro-active way through Transworld. It was active in opening accounts in a sector that it knew or ought to have concluded was mainly fraudulent and was likely to lead to losses to victims.
26 FCIB published its intentions to be "squeaky clean" and create 'Enhanced Due Diligence' procedures when in fact its own conduct and those of its agents did not honestly and truly attempt to comply with these published standards. The conclusion must be drawn that these public statements were intended in part to assist the MTIC traders in their protestations of legitimacy so that the fraud could be perpetrated for a longer period and thereby gain more profits for FCIB and cause more losses to the victims of the fraud.
27 FCIB grew rapidly with the income it received from handling the dishonest transactions and much of its value and profits are derived from this trade. Given that Transworld served the interests of FCIB we consider that it is likely that the Court will order FCIB to contribute in full to meeting the claims on Transworld.
28 Further, along with the liquidator's claim under 23, Transworld itself has a claim against FCIB for contribution arising from its participation in the unlawful means conspiracy directed against the Defaulters and brokers.
Preservation of the Assets of FCIB
29 We are aware that Central Bank is in the process of winding down the affairs of FCIB and paying the creditors […].
30 Pursuant to the claim for fraudulent trading under section 213 of the Insolvency Act 1986 and the claim for a contribution for the unlawful means conspiracy set out in this letter, Transworld and/or its liquidator has a claim against FCIB. Accordingly, we require confirmation from you that there will be no distribution of the assets of FCIB until the claim of Transworld has been determined, whether by the Court or by settlement. You are requested to provide this confirmation within 10 days of the date of this letter.”
s. Met betrekking tot het in deze brief genoemde TWPS geldt het volgende:
  • TWPS is via de (uiteindelijke) aandeelhouder en bestuurder [de UBO] verbonden met FCIB.
  • TWPS verleende in het verleden marketingdiensten aan FCIB.
  • TWPS is op 5 oktober 2010 op eigen initiatief geliquideerd.
  • Op 27 juni 2014 heeft gedaagde onder 35 TC Catering Supplies Ltd. (in liquidation) een vordering op TWPS gekocht van Chubb Electronic Security Ltd. De vordering beloopt GBP 1.833,06. Bramston is liquidator van gedaagde sub 35.
  • Gedaagde sub 35 is een van de vennootschappen in categorie 2 van de tussen FCIB en Bramston q.q. gesloten overeenkomst.
  • Op verzoek van Bramston is TWPS op 6 augustus 2014 weer ingeschreven in de registers. Het verzoek is op 22 september 2014 ingewilligd, waarmee de liquidatie is heropend. Hunt is op die datum benoemd tot liquidator van TWPS.
  • Namens de English Claimants hebben hun liquidators Hunt, Bramston en Hall vorderingen ten belope van in totaal ongeveer GBP 180 miljoen bij TWPS ingediend.
  • Met de brief van 5 februari 2016 heeft Hunt als liquidator van TWPS FCIB aansprakelijk gesteld voor deze claim.
t. Owl is rekeninghouder bij FCIB. Op 4 december 2006 is Owl op eigen initiatief geliquideerd. Op 10 november 2008 is Hunt tot curator van Owl benoemd. Owl is een van de Settlement Companies.
u. Bij brief van 23 november 2017 aan The Insolvency Service heeft Hunt als liquidator van Owl verzocht om de Official Receiver uit hoofde van section 133 Insolvency Act een ‘public examination’ te laten doen naar de rol van onder meer [de UBO] met betrekking tot TWPS. Hunt schrijft onder meer:
“The estate of TWPS is without assets and the only realistic prospects of recovery are possible legal claims against [FCIB] (…) for a contribution to compensate for unlawful means conspiracy against the creditors of TWPS.”

3.De vorderingen, voor zover nog aan de orde

3.1.
Na de uitspraken van dit gerecht, het hof en de hoge raad in het bevoegdheidsincident, liggen nu nog de volgende vorderingen ter beoordeling en beslissing voor, waarbij de door het gerecht aldus begrepen toevoegingen en verwijderingen ten opzichte van het oorspronkelijke petitum zijn onderstreept respectievelijk doorgehaald.
3.2.
FCIB vordert nu nog, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de procedure met nummer CUR201601573 en in de procedure CUR201601574 (met welke laatste procedure het verzuim werd geheeld om Hunt ook in zijn hoedanigheid van liquidator van gedaagde sub 4 TWPS in de eerste procedure te betrekken):
I
primair(i) voor recht te verklaren dat FCIB uit hoofde van de zogenaamde TWPS claim
voor zover gebaseerd op onrechtmatige daad terzake het faciliteren van of meewerken aan de MTIC-fraudeniets verschuldigd is aan TWPS en ook niet aan Hunt als liquidator van TWPS
voor zover deze claim niet ziet op de vordering op basis van artikel 213 Insolvency Act (ten aanzien waarvan het gerecht niet bevoegd is)en
(ii) om TWPS en Hunt als liquidator van TWPS te gebieden om binnen twee dagen na dagtekening van het vonnis aan FCIB schriftelijk te bevestigen dat de
hiervoor onder 2. r. bedoeldebrief
, voor zover gebaseerd op onrechtmatige daad,is herroepen en dat zij geen enkele vordering op FCIB en/of “FCIB entities”,
voor zover gebaseerd op onrechtmatige daad,hebben, zulks op straffe van een dwangsom;
subsidiairde English Claimants, alsmede Hunt, Bramston en Hall, zowel q.q. als in persoon, te veroordelen tot vrijwaring van FCIB ter zake de TWPS claim voor enig bedrag dat FCIB aan TWPS verschuldigd mocht blijken;
II voor recht te verklaren
a)dat de English Claimants, alsmede Hunt, Bramston en Hall,
zowelq.q.
als in persoon, toerekenbaar zijn tekort geschoten in de nakoming van hun verplichtingen jegens FCIB
en/of onrechtmatig jegens FCIB hebben gehandeld,
en b) dat zij en Hunt, Bramston en Hall in persoon onrechtmatig jegens FCIB hebben gehandeld;
III gedaagden te gebieden de vaststellingsovereenkomsten na te komen en hen te gebieden zich te onthouden van enige handeling jegens FCIB en “FCIB entities” in strijd met het bepaalde in artikel SECOND (1) van die overeenkomsten, zulks op straffe van een dwangsom.

4.De beoordeling

Vordering I (i)

De vordering om (i) voor recht te verklaren dat FCIB uit hoofde van de zogenaamde TWPS-claim voor zover gebaseerd op onrechtmatige daad terzake het faciliteren van of meewerken aan de MTIC-fraude niets verschuldigd is aan TWPS en ook niet aan Hunt als liquidator van TWPS voor zover deze niet ziet op de claim op basis van artikel 213 Insolvency Act
Belang
4.1.
FCIB stelt belang te hebben bij deze vordering omdat, als gevolg van de in de brief van Hunt van 5 februari 2016 bedoeld onder 2. r., de afwikkeling van de in 2006 ten aanzien van haar uitgesproken noodregeling wordt gefrustreerd. Dit terwijl door haar (en de Centrale Bank) juist met het oog op die afwikkeling de vaststellingsovereenkomsten werden gesloten. FCIB wenst een (negatieve) verklaring voor recht om uit de impasse te komen en wil het eventuele vervolg dat Hunt aan zijn brief geeft niet afwachten. Daarmee is een voldoende belang bij de onderhavige vordering gegeven.
De grondslagen van deze vordering
4.2.
Volgens FCIB hebben de liquidators, TWPS en de English Claimants niets van haar te vorderen, zowel op inhoudelijke gronden als omdat zij gebonden zijn aan de vaststellingsovereenkomsten, althans hun eventuele aanspraken terzake de TWPS-claim hebben verwerkt.
4.3.
FCIB stelt in dit verband, samengevat, dat het doel van de vaststellingsovereenkomsten was, zoals ook volgt uit de daaraan voorafgegane correspondentie met de liquidators en met de Engelse belastingdienst HMRC, dat een ‘total peace’ zou worden bereikt en dat het gehele geschil tussen FCIB, haar rekeninghouders, de liquidators en HMRC definitief zou worden beslecht. Dit betrof niet alleen de saldi van de rekeninghouders, maar ook het verwijt van hun liquidators aan FCIB dat FCIB de door de rekeninghouders gepleegde MTIC-fraude mogelijk had gemaakt, de vorderingen van HMRC, en het verwijt van FCIB dat de rekeninghouders door hun deelname aan de fraude FCIB schade hadden berokkend. Volgens FCIB was de MTIC-fraude voor HMRC wat FCIB betreft afgedaan met de vaststellingsovereenkomsten en de daaruit door HMRC ontvangen betalingen, en pretendeert HMRC geen vorderingen meer op FCIB of haar rekeninghouders. Door een kunstgreep, aldus FCIB, hebben de liquidators nog voorafgaand aan de vaststellingsovereenkomsten en met verzwijging daarvan voor FCIB, FCIB’s jaren eerder geliquideerde zustervennootschap TWPS tot leven gewekt en hebben zij, als liquidators van de English Claimants (die geen of nauwelijks saldi hadden bij FCIB en die zij niet hebben vermeld als rekeninghouders namens wie de vaststellingsovereenkomsten werden aangegaan) claims op TWPS geconstrueerd terzake HMRC-schulden wegens TWPS’s betrokkenheid bij het faciliteren van de MTIC-fraude, welke claims vervolgens door Hunt als liquidator van TWPS klakkeloos zijn geaccepteerd en door hem (tot een bedrag in de orde van grootte van 182,5 dan wel 415 miljoen Britse ponden) bij FCIB zijn neergelegd. Dit terwijl, volgens FCIB, HMRC geen belang meer stelt in de zaak en deze ook ten aanzien van de English Claimants met de vaststellingsovereenkomsten als afgedaan beschouwt.
4.4.
Volgens FCIB zijn de liquidators nog slechts uit op eigen gewin, waarbij zij erop wijst dat - naar door gedaagden niet is betwist en volgens hen in het Engelse systeem niet opzienbarend is - de liquidators als ‘remuneration’ 50% ontvangen van hetgeen TWPS bij FCIB incasseert, en vervolgens daarnaast 50% van wat de English Claimants van TWPS krijgen.
De inhoudelijke merites van de TWPS-claim
4.5.
Het gerecht zal, gelet op hetgeen hierna wordt geoordeeld ten aanzien van het beroep van FCIB op rechtsverwerking, de inhoudelijke merites van de TWPS-claim (en daarmee onder meer de vraag of daaraan een reële vordering van HMRC ten grondslag ligt) in het midden laten.
Rechtsverwerking
4.6.
Het gerecht is met FCIB van oordeel dat sprake is van rechtsverwerking en dat de liquidators niet alsnog, na de vaststellingsovereenkomsten, bij FCIB kunnen aankloppen met een claim van het weer tot leven gewekte TWPS terzake aanspraken van de English Claimants.
4.7.
Daartoe is redengevend dat voor de liquidators en de andere betrokkenen bij de vaststellingsovereenkomsten, zoals ook blijkt uit de correspondentie, evident moest zijn dat de bedoeling van die overeenkomsten was dat daarmee een definitieve oplossing zou worden bereikt voor de al vele jaren slepende kwestie en noodregeling. De inzet van de vaststellingsovereenkomsten was voor alle betrokkenen duidelijk: na (minstens) tien jaar na constatering van de MTIC-fraude en acht jaar na de instelling van de noodregeling ten aanzien van FCIB onder supervisie van de Centrale Bank, moest een finale regeling worden getroffen. Dit komt met zoveel woorden terug in de kwijtingsbepaling SECOND (1) van de vaststellingsovereenkomsten. De woorden ‘total peace’ komen daarin niet voor, maar wel in de correspondentie daaraan voorafgaand, en voor alle partijen was duidelijk - moest duidelijk zijn - dat ‘total peace’ het doel was. In lijn daarmee moet het voor alle partijen duidelijk zijn geweest dat de ‘deal’ werd gesloten in de veronderstelling dat alles wat toen aan partijen en belanghebbenden bekend was daarmee gedekt zou zijn. Daarmee strookt niet dat de liquidators, die ook toen al liquidators waren van TWPS en de English Claimants, achteraf op de proppen komen met beweerde vorderingen namens TWPS en niet in de bijlagen bij de vaststellingsovereenkomsten vermelde rekeninghouders. Rekeninghouders nota bene zonder noemenswaardig saldo, en daarmee, naar aannemelijk lijkt, zonder relevantie voor het te bereiken schikkingsbedrag.
4.8.
De liquidators hebben de English Claimants niet opgevoerd en in de vaststellingsovereenkomsten betrokken, en hebben FCIB evenmin in kennis gesteld van het feit dat zij TWPS weer tot leven hadden gewekt. Ondertussen hebben zij wel, in hun hoedanigheid van liquidators van de English Claimants en TWPS, kennisgenomen van de onderhandelingen die zij zelf, in hun hoedanigheid van liquidators van de Settlement Companies, met FCIB voerden. De liquidators hebben met FCIB/de Centrale Bank onderhandeld met hun pet op van liquidators van de Settlement Companies, maar droegen tegelijkertijd, onder die pet, hun pet van liquidators van de English Claimants/TWPS. Als zodanig hebben zij ook (mede in hun hoedanigheid van liquidators van de English Claimants) kennisgenomen van het door FCIB (en de Centrale Bank) beoogde doel om ‘total peace’ te bewerkstellingen tussen FCIB, haar rekeninghouders en HMRC, welke ‘peace’ mede ten gunste zou strekken van alle aan FCIB gelieerde entiteiten (zoals TWPS, zie hierna). De liquidators, TWPS en de English Claimants zagen dit alles zogezegd gebeuren en lieten FCIB in de waan dat een finale regeling werd bereikt, om vervolgens pas nadat het schikkingsbedrag was betaald hun TWPS-claim te presenteren. Ook indien, anders dan FCIB stelt, van een vooropgezet plan en kwade trouw geen sprake was, moeten de liquidators, in hun hoedanigheid van liquidators van de English Claimants, zich hebben gerealiseerd dat de onderhandelingen er heel anders zouden hebben uitgezien als de vermeende claims van honderden miljoenen van de English Claimants/TWPS daarin betrokken zouden zijn geweest en dat deze claims in dat geval in een eventuele schikking uitdrukkelijk zouden zijn meegenomen.
4.9.
Door hun hoedanigheid van liquidators van de English Claimants/TWPS in de onderhandelingen en bij het aangaan van de vaststellingsovereenkomsten niet kenbaar te maken, hebben zij, gelet op in het bijzonder de in de twee voorgaande alinea’s geschetste omstandigheden, hun recht verwerkt FCIB alsnog aan te spreken uit onrechtmatige daad terzake het faciliteren van of meewerken aan de MTIC-fraude. Het aanspreken van FCIB voor de TWPS-claim, zoals is gebeurd met de onder 2. r. geciteerde brief, is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar als bedoeld in artikel 6:2 Burgerlijk Wetboek, want onverenigbaar met hun opstelling tijdens de onderhandelingen en bij het sluiten van de vaststellingsovereenkomsten. FCIB heeft erop mogen vertrouwen dat de liquidators zich niet achteraf in hun eerder verzwegen hoedanigheid zouden melden met claims. FCIB wordt daardoor bovendien onredelijk benadeeld. Zij mocht het geschil met HMRC en haar rekeninghouders met betrekking tot de MTIC-fraude na de uitvoering van de vaststellingsovereenkomsten als afgedaan beschouwen. Een nadere op datzelfde geschil betrekking hebbende claim maakt de met de vaststellingsovereenkomsten beoogde afronding ongedaan en belemmert de afwikkeling van de noodregeling.
4.10.
Het voorgaande brengt mee dat de door FCIB onder i) gevorderde verklaring voor recht toewijsbaar is.
Vordering I (ii)
De vordering om (ii) TWPS en Hunt als liquidator van TWPS te gebieden om binnen twee dagen na dagtekening van het vonnis aan FCIB schriftelijk te bevestigen dat onder 2 r. bedoelde brief, voor zover gebaseerd op onrechtmatige daad, is herroepen en dat zij geen enkele vordering op FCIB en/of “FCIB entities”, voor zover gebaseerd op onrechtmatige daad, hebben, zulks op straffe van een dwangsom
Belang
4.11.
Deze vordering zal worden afgewezen bij gebrek aan belang. Op grond van hetgeen is aangevoerd, valt niet in te zien welk door FCIB gewenst rechtsgevolg een afgedwongen verklaring van TWPS/Hunt q.q. (de ‘herroeping’ van de brief en/of de bevestiging dat TWPS niets te vorderen heeft) zou hebben, en wat een dergelijke afgedwongen verklaring zou toevoegen aan de hiervoor besproken verklaring voor recht.
Vordering II a)
De vordering om voor recht te verklaren a) dat de English Claimants, alsmede Hunt, Bramston en Hall, q.q., toerekenbaar zijn tekort geschoten in de nakoming van hun verplichtingen jegens FCIB
De kwijtingsbepaling
4.12.
Deze vordering ziet op de kwijtingsbepaling, hiervoor weergegeven onder 2. q. Volgens FCIB is die bepaling geschonden, onder meer doordat TWPS weer tot leven is gewekt en claims bij TWPS zijn neergelegd.
4.13.
Het gerecht stelt voorop dat TWPS, niettegenstaande het feit dat zij al ruim voor de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst geliquideerd was, als een aan FCIB-entiteit moet worden aangemerkt als bedoeld in de kwijtingsbepaling. TWPS is via haar (uiteindelijke) aandeelhouder en bestuurder verbonden met FCIB.
Ten aanzien van de English Claimants en hun liquidators
4.14.
FCIB kan niet kan worden gevolgd in haar standpunt dat de English Claimants geacht moeten worden partij te zijn bij de vaststellingsovereenkomsten. De English Claimants zijn niet genoemd als partij bij die overeenkomsten en de overeenkomsten zijn niet mede namens hen getekend. Ook in het voortraject zijn deze English Claimants niet als (beoogd) partij genoemd. De overeenkomsten bevatten geen bepaling dat deze mede worden aangegaan namens alle andere, niet genoemde, rekeninghouders waarvan de liquidators de liquidators waren. Dat FCIB veronderstelde dat de liquidators al hun vennootschappen hadden opgevoerd, acht het gerecht onvoldoende om ook de niet-opgevoerde vennootschappen als contractspartij aan te merken.
4.15.
Op de English Claimants rustte dan ook geen verplichting de vaststellingsovereenkomsten na te komen, wat meebrengt dat niet voor recht kan worden verklaard dat zij in de nakoming zijn tekortgeschoten. Dit laat overigens onverlet de mogelijkheid dat, zoals hiervoor ook ten aanzien van TWPS is geoordeeld, de vaststellingsovereenkomsten en het doen en nalaten van de English Claimants en hun liquidators aan aanspraken van de English Claimants jegens FCIB in de weg staan.
Ten aanzien van Settlement Companies
4.16.
Wat betreft de gedaagden die wél partij zijn bij de vaststellingsovereenkomsten, de Settlement Companies, geldt dat alleen het verwijt dat FCIB ten aanzien van Owl maakt doel treft.
4.17.
Met FCIB is het gerecht van oordeel dat Owl en haar liquidator met hun verzoek aan de Official Receiver tot het instellen van een onderzoek (productie 54 bij conclusie van repliek) de kwijtingsbepaling in de vaststellingsovereenkomst hebben overtreden. Deze ‘action’ was zonder meer in strijd met de afspraak dat geen maatregelen meer zouden worden getroffen tegen ‘FCIB-entities’.
4.18.
Ten aanzien van Owl is de vordering dan ook toewijsbaar als in het dictum van dit vonnis omschreven.
4.19.
Ten aanzien van de overige Settlement Companies geldt dat de hun gemaakte verwijten onvoldoende geconcretiseerd en onderbouwd zijn, dat gevorderde verklaring voor recht te weinig specifiek is en dat het belang van FCIB daarbij onvoldoende is gebleken. FCIB heeft bij conclusie van repliek (nr. 117) voorbeelden genoemd van schendingen door Settlement Companies TCC en Star. Voorts heeft zij daar aangevoerd dat een groot aantal Settlement Companies vorderingen heeft ingediend in het faillissement van TWPS. Bij conclusie van dupliek hebben gedaagden onder meer gesteld dat FCIB is uitgegaan van een onjuiste lijst van schuldeisers die een vordering bij TWPS hebben ingediend, en dat geen van de Settlement Companies tot die schuldeisers behoort. Ook de ten aanzien van TCC en Star gemaakte verwijten hebben gedaagden gemotiveerd bestreden. In het licht van deze betwisting, is het gerecht van oordeel dat hetgeen door FCIB is aangevoerd ter onderbouwing van (haar belang bij) de gevraagde verklaring voor recht, onvoldoende is voor toewijzing daarvan.
Vordering II b)
De vordering om voor recht te verklaren b) dat de English Claimants, alsmede Hunt, Bramston en Hall, q.q. en Hunt, Bramston en Hall in persoon onrechtmatig jegens FCIB hebben gehandeld;
Ten aanzien van de English Claimants, de Settlement Companies en hun liquidators q.q.
4.20.
Voor de op onrechtmatige daad gebaseerde vordering geldt dat de verweten gedragingen, geabstraheerd van de al dan niet aanwezig geoordeelde contractuele gebondenheid, niet kunnen worden aangemerkt als een inbreuk op een recht of een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Dat zij door hun gedragingen hun recht hebben verwerkt als hiervoor geoordeeld, draagt bij aan dit oordeel en doet daar niet aan af. Dit leidt ertoe dat deze vordering zal worden afgewezen.
Persoonlijke aansprakelijkheid liquidators
4.21.
Ten aanzien van de persoonlijke aansprakelijkheid van de liquidators overweegt het gerecht voorts dat in de vaststellingsovereenkomsten ten gunste van de liquidators als privépersonen hun persoonlijke aansprakelijkheid uitdrukkelijk is uitgesloten. Van zwaarwegende omstandigheden op grond waarvan moet worden geoordeeld dat een beroep van Hunt, Bramston en Hall op deze aansprakelijkheidsuitsluiting naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, is onvoldoende gebleken.
Vordering III
De vordering om gedaagden te gebieden de vaststellingsovereenkomsten na te komen en hen te gebieden zich te onthouden van enige handeling jegens FCIB en “FCIB entities” in strijd met het bepaalde in artikel SECOND (1) van die overeenkomsten, zulks op straffe van een dwangsom
Belang
4.22.
Ook voor zover het de gedaagden betreft die partij zijn bij de vaststellingsovereenkomsten, is het gerecht van oordeel dat een voldoende concrete dreiging van toekomstige schending van die overeenkomsten op grond waarvan een gebod als hier gevorderd nodig en gerechtvaardigd zou zijn, ontbreekt. Deze vordering zal dan ook worden afgewezen.
Vordering terzake de proceskosten
4.23.
Op grond van het voorgaande worden de door FCIB onder I (i) en II a) gevraagde verklaringen voor recht deels toegewezen, als hierna omschreven, en worden haar vorderingen voor het overige afgewezen. Daarbij past een compensatie van proceskosten.

5.De beslissing

Het gerecht:
in beide zaken
5.1.
verklaart voor recht dat FCIB uit hoofde van de zogenaamde TWPS-claim voor zover gebaseerd op onrechtmatige daad terzake het faciliteren van of meewerken aan de MTIC-fraude niets verschuldigd is aan TWPS en ook niet aan Hunt als liquidator van TWPS, voor zover deze claim niet ziet op de vordering - ten aanzien waarvan het gerecht niet bevoegd is - op basis van artikel 213 Insolvency Act;
5.2.
verklaart voor recht dat Owl en de liquidator van Owl q.q. door de schending van de kwijtingsbepaling toerekenbaar zijn tekort geschoten in de nakoming van hun verplichtingen jegens FCIB;
5.3.
wijst af het meer of anders gevorderde;
5.4.
compenseert de proceskosten in die zin dat partijen de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter, en op 29 juli 2024 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.